Verloren stroom(1920)–Hilarion Thans– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 62] [p. 62] VIII Ik denk aan u, wanneer aan 't Hoogaltaar, twee slanke kaarsen branden naast elkaar met helle, stille vlammetjes. Haar leven is zich den Heer in liefde en licht te geven. Ik denk aan u, wanneer in sneeuwval-nacht, twee zusterdennen, ranke heuvelwacht, in sneeuw zich sluieren. De sneeuwvlaag over, zijn 't kuische bruiden in den zonnetoover. Ik denk aan u wanneer één stengel draagt twee lelieknoppen, brekend wen het daagt. De wit-fluweelen, geurge kelkebladen, zal nooit dan dauw, en zonnegoud, verzaden. [pagina 63] [p. 63] Ik denk aan u, als zilvren tweeling-ster ontbloeit aan zomeravond. Zelve ver van wat op aarde ons wroeging bracht of rouwen, is zoet haar troost den droeven die ze aanschouwen. En slaan twee hagelblanke duiven luid hun wiekgeklap in blauwe luchten uit: ik droom hoe zóó uw zusterzielen samen hun snelle vlucht ten steilen hemel namen. Vorige Volgende