Verloren stroom(1920)–Hilarion Thans– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 59] [p. 59] VI. Maar ook om dezen dag, Heer! weze U dank gezeid: die koel en zilverwit aan einderblauw geboren, deed wolkelooze vreugd over de oneindigheid der landen, en der steden torenschoone, gloren! En mocht - hij was zoo luw en klaar - toen neergevleid zijn hoofd aan peluw lag van heuveltooiend koren, in looverzang en lof der vooglen één zucht hooren: dat langer niet zijn lach de dingen had verblijd. Doch heeft tot innigst lied het vromer hart gedwongen der menschenkindren vroeg gerezen in zijn schijn; ze voelden zich in 't licht der open heemlen rein, hun oogen blonken milder en hun woorden zóngen; nu staren ze, aangeleund ten gevel hunner woon, in 't rustig avondrood, en droomen 't leven schóón. Vorige Volgende