Verloren stroom(1920)–Hilarion Thans– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 56] [p. 56] IV. Zooals een moeder, wen haar ziek kind kwijnt, doet vóór het beeld van lieven heilgen branden een kaars, die trouw haar biddend licht ver-schijnt, en zwijgend smeeken blijft - wijl werk der handen, en 't duizendvoudig kommren van den dag, haar zelve, o smart! vèr van den Helper houden - (toch is ze rustiger, zoo lang ze zag de vlam het kamervensterken begouden) - zóó blijf ik vredig, 'schoon mijn kranke ziel kwijnt met den dag, en zorgen zelden doogen dat ik om heeling vóór den Meester kniel - als ik gedenk, hoe, handen hooge en oogen, gij kind, voor mij, ten outer smeekend ligt: een vroomgeduldig-brandend bede-licht! Vorige Volgende