Verloren stroom(1920)–Hilarion Thans– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] V. Hoe sprak ik U zoo vroeg, te vroeg! de mannenwoorden: liefde, lijden, onwetend nog wàt ze belijden, en làsten wanend wat ik droeg! O zeg mij of uw mond niet loech in deernis, wen ik vele tijden in eêle taal van smart-gewijden, u kleine kinderweetjes kloeg! Ik kniel op eender altaartred, en weer is 't avond, en mijn woorden zijn lang-verschreiden, vaak-gehoorden. Toch dringen zij met nieuw gebed: in rijper deemoedsklank vergaren ze wààrheid, blijde of smeekende, van jàren. Vorige Volgende