Verloren stroom(1920)–Hilarion Thans– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] IV. Hij zal wel tot U komen die lang U weerstand bood. - O geur der bloeiende boomen, blank-roze in avondrood! Ze stonden, vóór luttel dagen, zóó dor nog, naakt en zwart. Ze leken, bij duistere vlagen, nog droever wel dan mijn hart. Eén dageraad, zonnegouden, één adem uit zoeler zuid: ze konden hun vreugde niet houden, ze schoten in bloemelach uit. [pagina 23] [p. 23] De stammen, verweerd, verkorven, door hagel en vlijmende kou, ze heffen nu volle korven gebloemten in 't luchteblauw. De perzikboompjes, de broze, de perelaars, bonkig en oud, hoe vloog nu vol vlinderkes roze, vol witte, hun sprokkig hout! O geur der bloeiende boomen! O schoon en vroom verdriet! Ik moèt weer tot u komen, dit drage ik langer niet. Vorige Volgende