Verloren stroom(1920)–Hilarion Thans– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] II. Nog mooier dan bij Meiedag wanneer hij blank van bloesem zag, herrees de wille wintertuin in fijn-doorsneeuwde kruin na kruin. Fluweelen paden wenden schuil langs óver-leun van sneeuw-bloemtuil, daar sierlijk wegen aardewaart liguster-ranken sneeuwbezwaard. Maar hooger boogt in slank en veel geweef van twijgen, sneeuwpriëel, dat bleekgerezen zonlicht ving in roerloos-gouden schittering. [pagina 19] [p. 19] Hoe bouwde nacht in vluchtig uur, wat koepelt nu langs luchtazuur: dit bloembroos, huiver tintelschoon van lichtende kristallen woon? O haast u, blijde en rijk te zijn, in sneeuwzilver en gulden schijn, eer in gestaâg en traag geween, uw toover smelt ten middag heen. Want weet u, naar ge ranker zijt en schooner, vroegen dood gewijd o gij, mijn lust en leed vergâard, juweelen-over-sneeuwde gaard! Vorige Volgende