| |
| |
| |
| |
VII. Naar Sandakan.
Ja, eene massa Koelies lagen er ziek in de verschillende pondoqs en bij verscheidenen van hen hielp 't geneesmiddel niet, waar Corrie zoo mede dweepte en dat hij hen ingaaf als ze pijn in 't hoofd, in hunne kiezen, in hunne maag of in de beenen hadden: Castor olie. Waarachtig 't hielp niet tot Corrie's groote en niet minder pijnlijke verwondering en smartelijk was 't oogenblik voor hem geweest toen hij tot die vreeselijke ontdekking kwam. 't Was of hem een dierbaren vriend was ontvallen en diep en innig betreurde hij de feilbaarheid zijne olie. Ook daarover wilde hij met den head-manager spreken, niet over de olie maar over de talrijke zieke Koelies en hem vragen om eens in de maand een dokter te zenden. Zoo toch ging 't niet langer, meer dan een vierde der Koelies was ziek en bij een stuk of wat meende Corrie sporen te hebben ontdekt van de ziekte die hij tot elken prijs moest beletten zich op Suan-Lamba estate te nestelen. Dat zij dat reeds gedaan
| |
| |
had, bevroedde hij niet, maar vóór hij vijf uur ouder was, zou hij 't weten. De morgen is omgevlogen en in de van hitte trillende lucht hebben zoo even de holle slagen op den tong-tong geklonken. Als elken dag verzamelen zich vóóor 't groote huis zij, die zich verbeelden en zij die werkelijk ziek zijn. Corrie zelf staat op de voorgalerij en terwijl Ah Hing de verschillende medicijnen aanbrengt, monstert hij met diepe rimpels in zijn voorhoofd 't aantal zieken dat al weder met een paar vermeerderd is. Stil, storen wij hem niet, de planter is bezig zich te metamorphoseeren in een dokter.................... Eindelijk, daar geeft hij een teeken en no. I strompelt de trap op naar de voorgalerij en betreedt weldra dat laatste heiligdom zelf met neergeslagen oog, trillende leden en wankelende schreden. Streng en koud als een rechter doet Corrie nu eenige vragen, die beslissen of quinine dan wel Castorolie den patient moet genezen, 't Kleine gele fleschje of de groote meer statige en deftige witte stopflesch beslissen hier over 't ‘to be, or not to be’ van den zieken Koelie En hem is 't onverschillig waaruit hij krijgt: 't een slikt hij even lief, met hetzelfde flegma, als 't andere. Maar, wat zeer opmerkingswaardig is: 't een helpt ook even goed als 't andere.......... als 't helpt.
Vlug geeft Corrie den een uit de groote deftige stopflesch, den ander uit 't kleine kleverige gele fleschje en allen gaan zij tevreden naar huis. Plotseling verbleekt Corrie: zoo even is daar een Javaan door twee andere Koelies naar boven gesleept met een paar beenen zoo opgezet en zoo onnatuurlijk gezwollen dat onze vriend er niet meer aan kon twijfelen of daar lag een patient
| |
| |
voor hem die lijdende was aan de in Indië zoo gevreesde kwaal berri-berri. Hier zou dus quinine noch castorolie baten, maar wat dan? Een oogenblik dacht Corrie na. Ha! brandy en kamfer-spiritus! Waarachtig, dat was hier 't eenige middel. Snel gaf hij Ah Hing last dien obat te halen en er de aangetaste deelen flink mede in te wrijven, terwijl hij zelf den zieke een groot glas brandy te drinken gaf. Toen de patient genoeg gemasseerd was, eene handeling die Ah Hing de zweetdroppels op 't voorhoofd deden parelen en waaronder de Javaan ondanks Corrie's ernstige vermaningen geschreeuwd had als een mager varken dat gekeeld wordt, liet onze vriend zijn jongen twee stukken bamboes uithollen, zoo dat er juist een paar beenen inpasten, waarna er touwtjes aangebonden werden, ten einde de dingen te kunnen ophangen. Nu moest Ah Hing tot groot vermaak van de Koelies die op den ongelukkige wachtten, op den grond gaan liggen om eene plastische voorstelling te geven op welke wijze de patient die blokken moest gebruiken. Nadat 't hem een paar maal was voorgedaan, verklaarde hij 't te weten en wilde zijne vrienden hem weer naar de pondoq sjouwen. Maar Corrie die 't beter vond den lijder niet in gemeenschap met de andere Koelies te laten, gelastte hen hem in de bijgebouwen te dragen en zijn goed dien middag daar ook te brengen. Zooveel 't toch in zijn vermogen was, moest hij die ellendige ziekte tegengaan, terwijl 't ook rustiger en gemakkelijker voor Corrie zou zijn om den zieke in zijne nabijheid te hebben voor 't geval dat hij eens plotseling erger worden zou. Zelf hielp Corrie hem nu ook zijne beenen in de blokken te hangen en hem zoo gemakkelijk te laten liggen als 't den zieke in die positie mogelijk
| |
| |
was. Buitengewoon stil was onze vriend dien middag gedurende ‘the tiffin’ en geen wonder: peinzende op een middel om de berri-berri te beletten nog meer slachtoffers te maken, vergat Corrie zijn pahit, zijn eten, ja zelfs den kus dien hij elken middag bij zijne thuiskomst zijne Tjisai schuldig was. Maar ook de anderen waren stil en deden niets anders dan zich elk oogenblik 't gelaat afvegen waarop de zweetdroppels parelden, diepe zuchten slaken en van tijd tot tijd eene beweging met een kipas (waaier) maken teneinde zich wat te verkoelen, hetgeen hen echter niet veel hielp daar de geheele dampkring één gloeienden oven scheen. Allah! wat was het heet en daarbij zoo drukkend dat Corrie, die ten laatste door de aanhoudende zuchten van Oh Soei San uit zijne sombere droomerijen was gewekt, er geen oogenblik aan twijfelde of daar stond hem nog vóór den avond eene hevige donderbui te wachten. Sinds den dag dat Isa's vader was gestorven, had 't telkens min of meer geregend en ook nu pakten sombere wolkgevaarten zich samen en dreigden den vlekkeloozen blauwen hemel te verduisteren. Gerust kon iedereen echter de bui afwachten: alle daken waren hersteld en tenzij 't geheele huis verzonk, behoefde men niet bang te zijn dat men daar binnen nat zou worden, een paar lekken zouden wellicht alles zijn. Als 't echter maar bij eene regenbui bleef. Corrie hoopte het, maar vreesde er voor: die vuurroode gloeiende zon, die alles neder-drukkende hitte, die sneeuwwitte koppen die de wolken onheilspellend verhieven zeide hem dat er eene uitbarsting op til was, zóó grootsch, zóó woest, zóó majestueus als alleen soms de natuur zich in de tropen openbaart. Plotseling klonk daar de tong-tong maar dof,
| |
| |
loom en zwaar zooals en de stemming van iedereen was. Zuchtend nam Corrie hoed en stok en begaf zich naar buiten waar hij juist de eerste Koelies ontmoette die achter elkander met gebogen hoofden, zwaar zuchtend en met loome schreden zich weder aan den arbeid begaven. Dien middag werd er echter niet veel gedaan: 't was of allen tjandoe hadden geschoven, zoo slaperig was iedereen. Daar deed tegen half drie voor 't eerst de donder zich hooren, vergezeld van eenige regendroppels die kletterend, als kwam hier en daar in 't dichte loof van 't bosch een hagelsteen neer, op den atap der huizen vielen en daar als groote tranen aan bleven hangen. Allerwege keerden de Javanen van de velden snel naar hunne huizen terug. Ook Corrrie zocht een goed heenkomen onder 't beschermende dak van zijn huis waar Oh Soei San hem in angstige spanning opwachtte. Alles was intusschen doodstil in de natuur geworden; geen blad dat bewoog, geen grassprietje dat slingerde, geen krekel die zich meer hooren liet, geen vogel die tjilpte en geen vlinder die fladderde. Zwaar drukten de wolken op 't aardrijk en veroorzaakten, behalve eene ontzag'lijke hitte, ook nog eene angstige spanning en neerslachtigheid, die niet te overwinnen waren en waaronder de geheele schepping zwoegde. Alleen 't rammelen van den nog immer verwijderden donder deed zich hooren, maar steeds nader en nader, steeds meer onafgebroken. Als de stemme Gods beheerschte dat geluid alles, geweldig, machtig, ontzagwekkend. Plotseling deed zich een zacht windje waarnemen en tegelijk scheurde een schitterende bliksemstraal 't donkere hemelgewelf vaneen. En alsof die straal 't sein was geweest, brak 't onweder eensklaps in al zijne majesteit
| |
| |
los, 't vuur werd letterlijk en figuurlijk er door geopend. Een ratelende, donderslag volgde dien eersten bliksemflits en tegelijkertijd verhief zich een orkaan, die zware boomen ontwortelde, de prachtigste, hoogste kruinen ter aarde boog, takken afscheurde en als vederen wegslingerde en beladen met 't aan zoovele woudreuzen ontwrongen loof, zich verder spoedde om zijne verwoestingen voort te zetten. Een oogenblik was 't of alle geluiden der aarde ontketend waren. Aan 't geloei van den stormwind paarden zich 't rollend en ratelend geluid van den donder, 't gekraak der afbrekende takken, 't gebons en geplof van de vallende boomen, 't angstig getjilp der vogelen en 't klagend geschreeuw der apen Dat alles vormde, hoe wanluidend iedere toon op zich zelven ook weerklonk, een veheven harmonisch geheel, dat zich wild en woest verhief en 't hart met ontzetting vervulde, maar tevens stemde tot bewondering voor de ontboeide natuurkrachten. 't Vuur was niet van den hemel af en steeds dikker en zwarter werden de wolken, al lager daalden zij op 't aardrijk, totdat zij de watermassa die zij inhielden, niet meer konden houden en haar begonnen te ontlasten. Het was toen geen regen die viel, het waren geen droppels die daalden, maar waterstralen, die door den wind voortgezweept een golvend gordijn vormden, dat den gezichtskring beperkte en de voorwerpen belette te zien, die op weinige passen afstands verwijderd waren, waterstralen die vereenigd als beken en s ortvloeden, springende, vallende en woest schuimende 't hellende terrein volgden, om zich in de Suan-Lamba rivier te storten.
Angstig drukte de Japansche zich tegen Corrie aan, terwijl ook Isa en Blouns zenuwachtig waren. Zooals
| |
| |
onze vriend wel gedacht had, bleven zij tamelijk droog; hier en daar lekte 't een weinig, maar dat was alles. Daar Corrie echter de bijgebouwen niet vertrouwd had, had hij den berri-berrilijder, vóór de bui losbarstte boven laten brengen en ook de jongens daar vereenigd. Nog geruimen tijd duurde 't onweder met onbezweken kracht voort, tot 't zich tenlaatste in zuidwestelijke richting verwijderde. De bliksemstralen weiden minder scherp en schichtvormig en gingen meer in ontvlammingen over die 't heelal in vuur schenen te zetten; ook werden de donderslagen minder menigvuldig, de tijdruimte tusschen die slagen en de bliksemflitsen gedurig grooter en 't geluid zwakker. Allengs bedaarde ook de wind en ging de plasregen in een fijn buitje over, dat weldra ook geheel ophield, terwijl de wolken zich verdeelende, 't hemelazuur lieten aanschouwen en een gouden straal der middagzon 't aardrijk kwam verkondigen, dat destrijd had uitgewoed. Weldra klonk nu ook weer de tong-tong, dáár, waar even te voren nog de donder zijne machtige stem had doen hooren en keerde iedereen weer aan den arbeid terug. Ook Corrie begaf zich naar buiten, teneinde een overzicht te krijgen van de verwoestingen die ongetwijfeld door den storm en 't onweder waren aangericht. Waarlijk, hij had zich eene vreeselijke verwoesting voorgesteld, maar dat 't zoo'n chaos zou zijn, als 't zich aan hem vertoonde, had hij niet kunnen denken. 't Was een ontzettend woest gezicht. Op en door elkander lagen woudreuzen, die door geen acht man te omspannen waren, als rietjes, door den machtigen storm geknakt, tegen den grond, bedekt door afgewaaide stukken atap en afgescheurd loof der boomen die fier den storm 't hoofd geboden hadden. Één dier
| |
| |
woudreuzen was zelfs over de putten gevallen, zoodat de koelies onmiddelijk aan 't werk moesten gaan om den boom weg te branden, en dáár, waar geen vuur hielp, 't werk met den bijl voort te zetten. Nauwelijks waren de koelies daarmede begonnen, of Corrie spoedde zich 't bosch in naar den anderen put om te zien of daar geen schade was aangericht.
Vóór wij echter verder gaan, eerst eene bekentenis: de lezers van de werken van den overste Perelaer weten reeds wat wij meenen; voor hen die zijne boeken niet hebben gelezen echter, diene dat de beschrijving van het onweder uit één zijner werken bijna letterlijk is overgenomen. Wij gelooven niet dat een storm in de bosschen van Borneo ooit beter werd beschreven en.... willen niet worden beschuldigd van een plagiaat te hebben begaan.
In 't bosch zijnde, werd Corrie door een angstig voorgevoel bevangen. Hij schreef zulks echter toe aan de onbeschrijflijk woeste omgeving waarin hij zich bevond, want was 't op de onderneming een chaos, hier, in 't ongerepte woud was 't natuurlijk nog veel erger. Alleen met een vlijmscherpen parang in de vuist kon hij er dan ook doorkomen. Over boomen klauterend, woekeren slingerplanten weghakkend, of er zich door heen wringend, kwam hij eindelijk bij 't moeras. Gelukkig! de planken brug was nog in orde. Snel trok hij zijne schoenen en sokken uit en waagde hij zich op de broze smalle planken die onder zijn gewicht doorbogen en hij dus elk oogenblik gevaar liep in den peilloozen modderpoel voor eeuwig weg te zinken. Al zijne aandacht echter wijdende aan de plaatsen waar hij zijne voeten zette, daar 't hout door den gevallen regen
| |
| |
vreeselijk glad was, kwam hij eindelijk zonder ongeval aan de overzijde. Hier bekleedde hij zijne voeten weer en had nu weldra 't doel van zijn tocht bereikt. Verstomd stond hij stil. Allah! waar was de put gebleven? Omver lag de eeuwenoude boom aan welks voet men hem gegraven had. Waar de bron echter gebleven was, was Corrie een raadsel. Een nadere beschouwing evenwel loste 't raadsel op: de wortels van den boom waren n.l. juist in den put terecht gekomen, en daar zij naar verhouding even reusachtig waren als den boom dien zij gevoed had. den, was de put er geheel onder bedolven en zou 't geen gemakkelijke taak zijn hem er weder vrij van te maken. 't Was toch een tabilianboom, zoodat er van branden geen sprake zijn kon. Neen, hier zouden alleen bijl en zaag 't werk moeten verrichten. Ook moest er zoodra mogelijk aan begonnen worden, daar de put, zooals hij daar lag onmogelijk was te gebruiken. Spoedig keerde Corrie dan ook naar huis terug om de noodige maatregelen te nemen. Dewijl hij echter geen Javanen missen kon, daar er in de velden met de bibitperken veel te veel te doen was, besloot hij er Dajaks, professoren in allerlei boscharbeid, voor te gebruiken. Weldra hadden dezen dan ook 't bouwen van schuren gestaakt en begonnen ze aan de bevrijding van den put nog dienzelfden middag. Wat een verschrikkelijk werk zulks echter was, bevroedde Corrie eerst een paar dagen daarna. Zoo goed als niets schoten de Dajaks met hun arbeid op, daarbij kwam dat als de toean hen zijn rug had toegedraaid, zij figuurlijk en letterlijk de bijl er bij neerlagen om eens naar hartelust te kunnen redetwisten. Dit toch is 't liefste dat zij doen en blijft hen die karaktertrek
| |
| |
vertrek in de toekomst bij, dan zullen zij, eenmaal in den maalstroom der beschaving opgenomen, 't land van belofte voor advocaten en rechtsgeleerden vertegenwoordigen. Welk eene onschuldige liefhebberij zoo'n woordenstrijd nu ook op zich zelve was, werd zij strafbaar als er aan werd toegegeven in den arbeidstijd. En wat Corrie ook kon, dat kon hij niet beletten. Hem schoot dus niets anders over dan de Dajaks te doen vervangen door de Javanen die gereed waren met 't opruimen van den boom die op de estate over de regenputten was gevallen.
Intusschen naderde langzamerhand de hari-besaar weder en daar Corrie bij zijn plan was gebleven om naar Sandakan te gaan liet hij een paar dagen van te voren de groote scheepsboot waarmede hij de overtocht zou wagen, flink nazien. Sinds het onweder toch gewoed had, was elken middag tegen één à twee uur de lucht vreeselijk bewolkt geworden en hadden zij dan geregeld hevige stortregens en uitschietende winden gehad. Als 't zoo dus op hari besaar in de baai ook zou zijn, moest de boot wat zee kunnen doorstaan. Oh Soei San zou Corrie natuurlijk vergezellen, terwijl Isa bij Blouns blijven zou die bij den dag verminderde en zwakker werd. Als onze vriend hem dus wilde redden, zou hij zich moeten haasten. Maar ook zonder die reden was hij gegaan, behalve toch dat hij den headmanager over verschillende zaken spreken moest, had Oh Soei San zich nu lang genoeg 's avonds met minjak klappa ingewreven en op atap hare teedere leden uitgestrekt. En daar de bultzak en toebehooren nu wel gereed zouden zijn, verlangde Corrie er naar zich in 't bezit er van te stellen. Zijne Tjisai moest daarenboven eene massa inkoopen voor 't huishouden doen daar in den laatsten tijd zoowat gebrek
| |
| |
aan alles begon te komen; aan blikjes, zoowel als aan obat, aan kleedingstukken zoowel als aan ammunitie en aan nog talrijke dingen meer, allen even uit elkander loopend.
Kinderlijk verheugde Oh Soei San zich over 't tochtje en hoe dichter de feestdag naderde, hoe banger zij werd dat er iets in den weg zou komen. Eindelijk ging de zon op over den laatsten dag der maand, morgen zou dan toch de zoo vurig verlangde reis worden ondernomen; op Corrie's raad liet zijn kleintje dien dag de laatste kip slachten Blouns en Isa zouden zich maar zoo lang met apenvleesch moeten behelpen, verder werden er een paar dozijn scheepsbeschuiten gereed gemaakt en nadat deze proviand, waaraan nog eenige flesschen bier, selterswater, wijn en brandy toegevoegd werden, in de groote sloep gebracht was, gaf Corrie, toen den vloed was ingetreden, last haar te roeien naar de plaats, waar de vorige maal de launch gestopt had. Zijn plan was toch den volgenden morgen tegen half zes te vertrekken en daar het om dien tijd eb was, zouden zij dan met de groote boot onmogelijk weg kunnen, daar deze een te grooten diepgang had. Een kleine ranke gobang (prauw) zou hen naar de plaats voeren, waar de Soengei voor de groote boot bevaarbaar werd.
Lang vóór 't licht was aangebroken was Oh Soei San op den gewichtigen dag wakker en zich haastig kleedende, repte zij zich met 't koffie zetten. Als een kind verheugde zij zich over 't uitstapje en in haar luidruchtigheid en onrust vormde zij een scherp contrast met de stille kalme Javaansche, die met een glimlachje op 't gelaat hare vriendin en meesteres in alles hielp en met haar flegma sneller en beter vorderde dan de
| |
| |
opgewonden Japansche. Kindelijk was ook Corrie gereed en na den achterblijvenden de hand te hebben gedrukt, wierp hij zijn geweer over den schouder, vergewiste zich, dat hij zijn parang bij zich had en gevolgd door Oh Soei San die t met Isa nog ontzettend druk had, begaf men zich op weg. Hij de pier lag de berri-berri lijder, dien Corrie naar 't hospitaal wilde brengen, reeds op hen te wachten. Ondanks al zijne zorgen toch bemerkte onze vriend niet de minste beterschap bij hem, integendeel, naar 't hem voorkwam werd de man steeds erger. Akelig kreunend werd hij dan ook in de gobang gedragen, die behalve Oh Soei San en Corrie nog vier Dajaks bevatte om te pagaaien. 't Roer, dat ook slechts uit eene gewone pagaai bestond, werd door onze vriend gehanteerd.
Toen allen gezeten waren, hetgeen niet zonder levensgevaar gegaan was en de beide meisjes elkander gekust hadden of ze elkaar voor 't laatst zagen, gaf Corrie last om af te steken. Weldra had men nu de estate uit 't oog verloren, voortgedreven door den krachtigen pagaaislag der inlanders. Een half uur ging 't goed; hier en daar schuurde 't ranke ding wel eens over den grond, maar zulks leverde geen bezwaar op. Plotseling echter konden zij niet verder, wat zij ook deden; alles was tevergeefs, 't vaartuigje zat vast als een rots. Bedaard gelastte Corrie den Dajaks uit te stijgen, om hen desnoods over den hinderpaal heen te dragen. Kerst beproefden zij 't nog met duwen en schuiven, toen dat echter niet ging, tilden zij 't vaartuigje met Corrie en zijn kleintje er in op hunne schouders en droegen het een eind voort, terwijl zij soms tot aan de knieën, soms nog dieper de modder inzakten. Voor de apen die aan de beide zijden
| |
| |
der Soengei, in 't dichte bosch, door de kruinen der boomen onder luid geschreeuw voltigeerden en buitelden moet 't een vreemd en lachverwekkend gezicht zijn geweest, 't dragen der prauw met twee blanken er in. Waarachtig, 't was of zij de armen uitlachten, die zoo moesten sjouwen en werken als lastdieren. Eindelijk echter plasten de Dajaks weer in dieper water en op last van Corrie lieten ze nu de gobang drijven en beproefden ze, hoever ze 't nu wederom met de pagaaien brengen zouden tot groote geruststelling van de Japansche, aan wie dat dragen niets beviel. Nog een paar keer moest ze zich 't echter laten welgevallen vóór men de groote sloep in 't gezicht kreeg. Daarna echter was haar lijden geleden, en alles geheel vergeten, toen men tegen zeven uur langs zij van 't ruimere vaartuig lag. Snel stapte men over en door acht Javanen geroeid die den nacht in de boot hadden doorgebracht, schoot zij weldra pijlsnelvooruit. Oh Soei San zat naast haren Hakakeï die 't roer voor zijne rekening had genomen. Met een lachje op 't gelaat, dat door de morgenzon met eene zacht roode kleur werd overtogen, staarde 't lieve kind nu eens hem aan, dan weer over 't breede watervlak dat tot aan zijne boorden bijna den invloed ondervond van de acht krachtige riemslagen die 't water aan de beide zijden der boot vreeselijk geeselden en 't aan haren boeg in een golf wit schuim deed opstuiven.
Iedereen voelde zich in eene zalige stemming, 't was dan ook prachtig wêer, ofschoon de zou, die schitterend was opgegaan, nu reeds met gloed brandde, die Tjisai en Corrie de zweetdroppels op 't voorhoofd joeg en in de laatste een stil vermoeden deed oprijzen, dat dien dag weer niet zonder regen zou voorbijgaan. Gaarne wilde
| |
| |
hij daarom de snelle vaart, die zij hadden, behouden en na een uur geroeid te hebben, liet hij dus de koelies bij beurten, twee man tegelijk, uitrusten. Zoo hoopte hij hen niet te veel af te matten en vóór eene mogelijke bui in Sandakan te zijn aangekomen. Intusschen genoot Oh Soei San door een pajong tegen de verzengende stralen der dagvorstin beschermd, van 't prachtige gezicht, dat de oevers der soengei opleverden, die met eene dichte wildernis waren overdekt Als bijna overal op Borneo zijn het de slinger- en woekerplanten, die hier in verbazende hoeveelheid voorkomen en overal den grond als met een warnet bedekken. Tegen de hoogste woudreuzen opklimmend, omstrengelen en omvatten ze die zoodanig, dat er als 't ware, hoog in de lucht op die reuzenstammen eene nieuwe plantenwereld gevormd wordt. De grootste boomen en de kleinste struiken, alle stammen, alle takken zijn met dat bijkans ondoordringbaar weefsel overtogen. Boomen met stammen zoo recht en zoo glad als zuilen, dragen die parasietwouden, die boven 't somber loofdak uitsteken en de eentonige omtrekken der bosschen schakeeren en recht schilderachtig verbreken. Aldus schrijft Perelaer, terwijl Stanley in zijn werk er nog aan toevoegt: ‘Zulk een woud is een beeld van 't leven der menschheid.’ Bij elken blik, dien men om zich heen werpt, merkt men op: dat leven, sterven en vergaan daar evenals in de bewoonde wereld afwisselen. Alle karakters zijn hier vertegenwoordigd, behalve de zelfmoordenaar en de martelaar, want zelfopoffering ligt niet in de natuur van boomen en struiken en voor hen bestaat slechts een voorschrift: ‘Leeft en vermenigvuldigt U.’ Hier wordt, zoo niet heviger dan toch met dezelfde woede als in de menschenmaatschappij, de treurige, wan- | |
| |
hopige strijd om het bestaan gevoerd. ‘leder voor zich’ is de algemeene leus en onherroepelijk
is de heester of de boom ten doode gedoemd, die 't moet opgeven in den strijd tegen de steeds voortwoekerende slinger- en woekerplanten, die hem aan alle kanten omstrengelen en hem zijne beste sappen ontrooven om er zichzelven mede te voeden.’
Reeds meer dan éénmaal had Corrie zijn geweer aan den schouder gelegd om een der apen te schieten, die hem met luid geschreeuw en onder allerlei grimassen door de boomen begeleidden. Steeds echter was zijne schoone gezellin hun voorspraak geweest. Met recht stelde zij hem de vraag, waarom hij een dezer onschuldige vroolijke dieren wilde schieten en of hij 't hartverscheurende gezicht vergeten was, dat een aap had opgeleverd, die een poosje geleden door Ah Hing aangeschoten werd om tot hoofdschotel op 't diner te dienen dat hij dien avond voor zijn meesters moest gereed maken. Bij die vraag schoten opnieuw de oogen van 't zachte gevoelvolle meisje met tranen. En ja, ook Corrie herinnerde zich nu dat gansche tooneel. Weer klonk er plotseling in zijne ooren 't geweerschot, dat zich dien avond knallend gemengd had in de duizenderlei klanken en tonen die immer in een tropisch bosch na 't ondergaan der zon worden waargenomen en dat gelost werd op een aap die zich kluchtig verlustigde op de onderste takken van een eeuwenouden boom. Ofschoon zwaar gekwetst, was 't beest niet gevallen, maar zich krampachtig vastgrijpende, had hij zich met zijne achterpooten vastgeklemd aan den tak waarop hij had gezeten toen Ah Hing op hem had gevuurd. Een oogenblik was hij zoo blijven hangen en had Ah Hing hem willen grijpen,
| |
| |
daar hij met de hand te bereiken was. Op een wenk van Corrie had hij 't echter gelaten. Diep medelijdend stond deze met zijne Tjisai 't arme beest gade te slaan. En was 't een spel zijner verbeelding, of was 't waarheid? Hij had 't niet kunnen zeggen, maar hij meende te zien dat er tranen druppelden uit de oogen van 't beest dat met zijne voorpooten zich de borst omklemde, waar hij eene gapende wond had waaruit 't bloed hem tappelings tusschen de vingeren doorzijpelde. 't Had echter meer van eene snede, waarschijnlijk door 't afschampen van een scherphoekig stuk lood veroorzaakt, dan wel van eene schotwond. Akelig klagend klonk 't gesteun en geschrei van 't arme dier. Hij zag Corrie aan met eene weemoedige verwijtende uitdrukking in zijn blik alsof hij hem vragen wilde: ‘Wat deed ik dat men mij dooden wilde, waarom was men zoo wreed?’ Door die blik, waarvan de uitdrukking zoo sprekend, zoo vreeselijk meewarig was, werd Oh Soei San op de vlucht gedreven, terwijl Corrie daarentegen als betooverd bleef toe zien met een oog vol deernis en medelijden. Na een poos verzamelde de aap al zijne krachten, greep met de voorpooten den tak waaraan hij hing, tilde zich met inspanning omhoog en zich nederzettende, plukte hij nu eenige bladeren en jonge spruiten die hij fijn kauwde om weldra de aldus gevormde pap op de wond te leggen. Een wijl bleef hij nu stil zitten als om adem te scheppen, waarna hij zich met behulp van zijn staart en drie zijner pooten, terwijl de vierde de mond bedekken bleef, langzaam verwijderde en weldra tusschen 't donkere loof der boomen verdwenen was, zonder dat Corrie 't hem belette......... dien avond had men zich in 't groote
| |
| |
huis op Suan-Lamba estate tevreden gesteld met een blikje sardines Nog zat Corrie in gedachten toen zijn kleintje hem daaruit wekte door hem lachend uit te noodigen om ‘the breakfast’ met haar te gebruiken, wat Corrie met vreugde aannam Weldra hoorde men dan ook een kurk van eene flesch springen en terwijl Oh Soei San zich te goed deed aan thee, spoelde haar vriend met een teug bier de vrij droge beschuit, belegd met lapjes apenvleesch van den vorigen dag, door.
Plotseling werd de plechtige stilte die slechts gestoord werd door de slagen der riemen en 't harmonisch gemurmel van 't water dat zachtkens langs de zijden der boot wegvloeide, door een angstigen gil van Tjisai verbroken, onmiddellijk daarin door de roeiers gevolgd. Opziende zag Corrie dat men juist eene hoek rondde en daardoor dicht bij den oever was. En op dien oever zelf stond met een paar oogen die van verwondering uitgezet waren, een dier dat door onzen vriend direct herkend werd voor een kleinen Maleischen honingbeer. Hoewel verwonderd toonde 't beest volstrekt geen angst. Hartelijk begon Corrie te lachen: hij wist toch dat dit dier voor de menschen niet in 't minst gevaarlijk is. Integendeel, zacht van inborst zijnde, voedt hij zich slechts met wilde honing en andere boschproducten. Angstig kneep Oh Soei San Corrie echter in zijn arm, terwijl ze hem met gejaagde stem influisterde: schiet, schiet dan toch!’ Wat zou hij echter met 't doode dier moeten aanvangen, zijn pels kon hij toch niet medenemen. Hij vergenoegde zich dus met een stuk hout dat in de boot lag naar 't beest te werpen. Bedaard snuffelde deze er even aan, waarna hij zich omwendde en op een drafje 't bosch invluchtte, waarin
| |
| |
hij weldra voor de nog steeds angstige blikken van Corrie's kleintje verdwenen was, terwijl ook de Javanen rustiger werden en opnieuw met kracht aan de riemen vielen, die zij een oogenblik hadden laten schieten.
Tegen half twaalf kwam de boot in de monding van de Soengei. Zooals in de laatste dagen altijd 't geval was geweest, alleen nu iets vroeger, begon de lucht langzamerhand te betrekken en hoopten zich donkere wolken in 't Westen op Nog echter bleef alles rustig, en werd er een half uur flink doorgeroeid, waarna de sloep de monding uitvoer en zacht slingerend op de blauwe golfjes van Sandakan's watervlakte, begon te dansen. Daar Corrie begreep dat men, voordat 't één uur verder zijn zou, doornat zou zijn en hij de meening toegedaan was dat men een dergelijk ongeval beter kan dragen met eene gevulde, dan met eene leege maag, stelde hij zijn kleintje voor ‘the tiffin’ te gaan gebruiken, iets waarin zij vroolijk toestemde. Plotseling verbleekte zij echter: onheilspellend maar statig rolde daar de eerste donderslag over Sandakan's baai.
|
|