| |
| |
| |
| |
VI. Ziekte van Blouns.
Toen Corrie den volgenden morgen gewekt werd, lag hij tot aan zijn neus in cene nog immer vochtige reisdeken en was hij in al zijne leden en gewrichten stijf en stram als een oude heer. Na een bad en een warm kop koffie werd 't echter beter en spoedig was hij weder even lekker en lenig als altijd en begaf hij zich de velden in, waar de koelies gewekt door den onverbiddelijken tong-tong, hem weldra volgden, 't Allereerst zond hij nu een ploeg Javanen en Dajaks uit in twee sampans (booten) om nipahbladeren te gaan snijden. Zoowel van de koeliehuizen toch, als van 't groote huis moesten de daken hersteld en opnieuw met atap gedekt worden, opdat men bij eene tweede stortbui in de huizen tenminste zou kunnen schuilen. Corrie besloot echter den atap dubbel te laten leggen. Voor een zondvloed als den vorigen avond gaf eene enkele dekking niets.
Terwijl de Javanen uit waren om de bladeren te verzamelen, zag Corrie tot zijn groot genoegen dat de
| |
| |
waterputten bijna overliepen en dat de quininekuur, die hij den vorigen nacht den koelies had doen ondergaan, uitstekend had gewerkt. Allen waren present op een paar na die nooit beter werden en die Corrie dan ook maar aan hun lot overliet. Natuurlijk behoorden ze onder het gilde, onder de keurbende die de tabaksplanters kennen onder den naam van .... minta ampong (vergeving) lezers! ‘stinkers’, koelies, die te zwak en te lui zijn om te werken en in den regel door hunne sterkere kameraden gebruikt worden voor duivelstoejager. Ook miste Corrie natuurlijk den koelie die den vorigen dag door de oelar belang (bonte slang) was gebeten geworden, hoewel 't met hem goed vooruit ging. Opgeruimd wandelde Corrie dan ook de verschillende velden, waar de koelies druk aan den arbeid waren door, terwijl hij hier en daar aanmerkingen maakte of den mandoor bevelen gaf. Tegen acht uur begaf hij zich langzaam naar huis om ‘the breakfast’ te gebruiken. Nauwelijks was hij in 't gezicht van 't huis gekomen of Oh Soei San die zich met Isa op de voorgalerij in de zon zat te koesteren, zweefde de trappen af en huppelde haren Hakakei tegemoet, gevolgd door Isa. Beiden zagen er goed uit. Tjisai's oogen schitterden als juweelen, terwijl de zwaarmoedige trek om Isa's mond en hare neergeslagen oogwimpers haar eerder flateerden dan leelijk of minder aantrekkelijk maakten. Verheugde Corrie er zich dan ook over dat geen van beiden onaangename gevelgen had ondervonden van den zondvloed, met grooten schrik hoorde hij dat Blouns nog te bed lag en zich volstrekt niet lekker gevoelde. Onmiddelijk verhaastte hij zijn gang en weldra stond hij aan de legerstede van zijn vriend. Mat glimlachend reikte deze hem de klamme
| |
| |
hand toe, terwijl e eene uitdrukking op zijn gelaat lag die Corrie deed ontroeren. Hij vermande zich echter en zijn zieken makker op een vroolijken bemoedigenden toon aansprekende, voelde hij hem tersluiks zijne pols. Nauwelijks was deze echter merkbaar: met lange tus schenpoozen zwak slaande, vergeleek Corrie haar onwillekeurig bij eene machine die bij gebrek aan voedsel langzamerhand gaat stilstaan en in dat idée werd hij nog versterkt door de bijzondere matte stem en akelig bleeke gelaatskleur van den patient O! hij voelde dat bij deze ziekte al de obat uit zijne apotheek, alle geneeskundigen uit de geheele wereld met hunne kennis en wetenschap, met al hunne geleerdheid te kort zouden schieten. Deze jongeman was ziek omdat hij ziek wilde zijn, omdat hij niets meer te wachten had van 't leven dat hij een ondeelbaar klein oogenblik van zijne schoonste zijde had leeren kennen om daarna door 't noodlot teruggestooten te worden in de poel van tranen en smartelijk zielelijden. Ja, deze ziekte was ontstaan door gebrek aan levenslust, veerkracht, en zij was ongeneeslijk tenzij............ eene jonge vrouw wilde redden, eene jonge vrouw die in den toon van hare stem, in den zachten blik van haar oog den eenigen obat verborg die deze zieke moest hebben om beter te worden, om levenslust en veerkracht te krijgen om aan hare zijde in 't vervolg met een kalmen glimlach de stormen des levens te tarten en te overwinnen. Maar de maagd die dat vermocht was verre, verre van hem, wiens levenskaars daar zachtjes afbrandde, verre van hem, die sterven ging omdat hij niet aan hare zijde leven kon.............
Dit alles vloog Corrie bliksemsnel door het brein, en machteloos als hij hier was, bepaalde hij er zich toe
| |
| |
Blouns moed in te spreken en hem een lepel castorolie te geven. Gewillig nam de zieke èn den goeden raad èn de olie aan, maar met een glimlach waarin Corrie duidelijk las: ‘Dat hindert me niet, dat zal 't einde niet vertragen.’ Gaarne was onze dokter dien morgen bij zijn patient gebleven, maar dat ging niet; er was te veel te doen, en na vluchtig wat gegeten te hebben, spoedde Corrie zich dan ook weer de velden in, maar niet, dan na de beide meisjes op 't hart te hebben gedrukt Blouns in 't oog te houden en tusschenbeide wat met hem te gaan praten. Afleiding toch hield Corrie in dit geval voor nog beter obat dan de almachtige castor-olie. Snel vervloog de tijd voor hem en zoo was 't elf uur v'o'or hij er om dacht. Haastig spoedde hij zich naar huis waar hij tot zijne verrassing Blouns op vond terwijl hij met een zachten glimlach naar Oh Soei San luisterde die hem en Isa, twee treurenden, trachtte te boeien door met geestdrift te spreken van haar bloemrijk vaderland. Inderdaad 't lieve meisje had een zware taak en Corrie beloonde er haar voor door met haar om twaalf uur naar den opkomenden vloed te gaan zien en zich verder tot één uur alleen met zijn kleintje bezig te houden. Blouns trachtte intusschen met Isa een gesprek aan te knoopen, maar daar deze nog te veel verdiept was in 't door haar geleden verlies en zij dikwijls ook 't Maleisch van Blouns niet verstond, kwijnde 't gesprek alras tot 't weldra geheel ophield en beiden weer in hunne treurige herinneringen verzonken waren. Plotseling deed de tong-tong hen opschrikken: 't was één uur en uitgerust begaf ieder zich weder aan den arbeid. Ook Blouns wilde gaan, maar op raad van Corrie bleef hij thuis tot de grootste hitte over
| |
| |
zou zijn. Tegen twee uur kwamen de nipahsnijders terug en onmiddellijk werd nu iedereen aan 't werk gezet om atap te maken. Rustig ging verder de dag voorbij. Om een uur of vijf betrok de lucht weer en viel er eene regenbui die echter kort van duur en lang niet zoo hevig was als die van den vorigen avond. Toen Corrie om zes uur naar huis wandelde, kwam hij Blouns tegen die als een oud man op een stok geleund, hem tegemoet kwam.
Direct presenteerde Corrie hem zijn arm en nadat hij hem wat had laten uitblazen maakte hij van de gelegenheid gebruik dat ze alleen waren, om zijn vriend eens te polsen over een denkbeeld dat dien middag in Corrie's brein was opgerezen. Waarachtig! Blouns eenig behoud lag in Europa; hier ging hij dood, hier hoorde hij niet thuis Waarom zou hij dan hier blijven, waarom zou hij moedwillig den dood in de armen loopen? Was 't dan niet veel beter terug te gaan naar Europa, naar zijne moeder naar Mary?....... Een hevig beven verkondigde Corrie dat hij te ver was gegaan. Ja hij was te ver gegaan in 't vuur van zijne redeneering. Had hij dan vergeten dat Mary Blouns, hij niet haar ontvlucht was? O, groote bódóh (Stommerik). Zwijgend vervolgden de beide vrienden hun weg. Daar stond Blouns plotseling stil, rukte zich met kracht uit Corrie's arm en zich in zijne volle lengte verheffende, riep hij met eene volle sterke stem, terwijl Corrie hem uiterst verwonderd en als verstomd over deze plotselinge gedaanteverwisseling aanzag: ‘Nooit, dat nooit neen, in der eeuwigheid niet, dan liever sterven!’ ......... En vol eerbied voor zoo'n liefde, voor zoo'n groot, zoo'n machtig groot karakter boog Corrie 't hoofd. Toen hij 't weder ophief was de reus verdwenen, de titan weer
| |
| |
gemétamorphoseerd in een zwakken bleeken jongeling in wiens blik alleen nog eene vonk gloeide van heilig vuur........... lang, lang daarna echter herinnerde Corrie zich dit oogenblik. Tegen acht uur begaf Blouns zich dien avond naar zijne kamer iet of wat koortsachtig. Toen een uur daarna Corrie en de beide meisjes ter ruste gingen en de eerste nog even naar Blouns ging zien, was de zieke echter kalm, ofschoon hij niet sliep. Vermoeid en slaperig begaf onze vriend zich vervolgens zelf naar zijn bed van heerlijke droge versche atap, om weldra in de armen van zijne Tjisai in slaap te vallen en te droomen, van Mary, titans, donderende woorden, water en tabak.
Voor Isa was eene slaapgelegenheid ingeruimd in ééne der andere kamers van de binnengalerij en ofschoon zij er eerst tegen geprotesteerd had, daar zij beweerde dat eene bediende, eene baboe in de bijgebouwen behoorde te eten en te slapen, had zij tenlaatste in de schikking berust, toen Oh Soei San 't haar had gevraagd op haren gewonen onweerstaanbaren toon.
Den volgenden morgen scheen Blouns beter noch erger en welgemoed begaf Corrie zich dan ook aan den arbeid. Ternauwernood was hij echter anderhalf uur in 't veld en juist bezig met in de Ooster afdeeling den mandoor aan zijn verstand te brengen hoe men een bibitperk uitlegt, toen hij eensklaps op een draf Ah Hing naar hem toe zag komen. Als door een voorgevoel gedreven riep hij: ‘Allah, poor Blouns!’ Meer kon hij niet zeggen, want reeds was zijn jongen bij hem. Hijgend en stotterend deed deze hem nu een verhaal waarvan Corrie alleen maar verstond: ‘toean, itoe lain toean sakit kras!’ (mijnheer, die andere mijnheer is erg
| |
| |
ziek). Meer hoorde onze vriend niet, reeds was hij weg. In ten onmogelijk korten tijd legde hij den afstand af die hem van zijn huis scheidde; bij drie, vier treden tegelijk stormde hij de trap op die naar de voorgalerij leidde. Als een paar schapen die voor cene donderbui schuilen stonden daar de beide meisjes sidderend bij elkander. Corrie lette echter niet op hen, snel als de wind liep hij de binnengalerij door, waar hij Blouns reeds zeer goed kon hooren kreuneln en kermen. Voor de deur zijner kamer gekomen stond hij een ondeelbaar oogenblik stil om wat te bedaren, waarna. hij zoo kalm mogelijk de kamer betrad.
Onwillekeurig had hij er zich op voorbereid iets vreeselijks te zien, wat? daar had hij zich zelf zoo snel geen rekenschap van kunnen geven, later herinnerde hij zich echter dat gedurende zijn ren naar huis, 't woord ‘bloed’ den grondtoon van zijne gedachten had uitgemaakt. Wat hij echter zag, kwam hier op reer: Blouns lag schrijlings op den atap van zijn ledikant, terwijl hij zich krampachtig aan de stijlen ervan vasthield. Onder een benauwd steunen en kreunen onderging zijn lichaam trillingen en schokken, die vrecselijk waren om dan tezien Waarachtig, 't was of hij met iemand cene weddenschap om zijn leven had aangegaan om zijne legerstede uit elkander te rukken. Met ijzeren vuisten hield de anders zoo zwakke man de stijlen van zijn tampat tidor (ledikant) omklemd, terwijl zijne met bloed beloopen oogen met woeste vaart door zijn hoofd heen en weer rolden.
Hem naderende legde Corrie met kracht zijne hand op Bloun's schouder, terwijl hij hem zoo kalm mogelijk vroeg, wat er aan scheelde. Steeds schokkend en steunend
| |
| |
poogde de arme zieke antwoord te geven. Hij kon echter niet. Zoodra hij poogde te spreken, zoodra hij zijn mond opende, uitte hij slechts onverstaanbaar klanken, terwijl alsdan een bloedig schuim zich op zijne lippen vertoonde. Zachtjes gelastte Corrie Ah Hing zijne reisdeken te halen; in dien tusschentijd legde hij zelf de beenen van den patient die buiten 't ledikant slingerden binnen boord, zoodat Blouns nu languit lag; daarop, poogde Corrie zijne krampachtig gesloten vuisten los te wringen, hetgeen hem niet dan na groote krachtsinspanning gelukte. Eindelijk zijn doel bereikt hebbende hield hij de handen van den kranke stevig in de zijnen, terwijl hij trachtte ze zooveel mogelijk open te houden. Toen de jongen met de deken terugkeerde liet Corrie haar oprollen en haar vervolgens Blouns onder zijn hoofd schuiven. Voor iemand ia zoo'n toestand was een sigarenkistje slechts met atap gedekt, wel wat tehard, vond hij. Nog steeds werden zijne handen door den zieke met eene kracht omklemd, die Corrie verbaasd deed staan. Was dat de door lijden uitgeputte, door tranen verzwakte jongeling? Corrie moest het gelooven omdat hij 't zag, maar antlers..... Er moest echter iets gedaan worden, iets worden aangewend om t' schokken te doen ophouden, om 't lichaam weer tot rust te brengen. Zoo toch ging 't niet langer en daar Corrie zelf niet weg kon gaf hij zijn jongen last eau de cologne, azijn, Hoffmandruppels, eene kom met water en een handdoek te halen. Ammonia had hij als altijd bij zich. Middelerwijl sprak onze vriend Blouns kalm toe, terwijl hij zijne handen poogde te bevrijden en den zieke zijn rotan tusschen de vingers trachtte te wringen. Toen hem dat gelukt was, maakte Corrie snel de kleeren van
| |
| |
Blouns los, de arme jonge scheen zich gekleed te willen hebben en gedurende 't kleeden door 't schokken overvallen te zijn en gaf hem daardoor zooveel mogelijk lucht. Na een wijl, die onzen vriend eene eeuwigheid scheen, kwam Ah Hing eindelijk terug. Haastig maakte Corrie nu een paar compressen, doopte die in een mengsel van wa er en eau de cologne en bond er een om 't voorhoofd van Blouns, waarop de zweetdroppels parelden. Daarna liet hij hem ammonia opsnuiven, terwijl Ah Hing bezig was zijne beenen, die hij krampachtig opgetrokken hield, lang uit te strekken en hem aan de voeten te masseeren. Ook stopte Corrie tusschenbeide Bloun's polsen eens in 't water en maakte hij zijne borst nat. Voorloopig bleven echter al zijne bemoeiingen vruchteloos, steeds door bleven de polsen, zoowel in Bloun's armen, als aan zijn hoofd slaan met een woest geweld. Ook de schokken en 't steunen verminderden niet.
‘Wat zou dat toch kunnen zijn’? vroeg Corrie zich meermalen in stilte af. Al eenige keeren had hij zachtjes Ah Hing ondervraagd hoe of 't begonnen was, maar ook van hem ontving hij slechts zeer onvolledige inlichtingen. Zooals hij zijn mester mededeelde was hij achter bezig geweest met eenig werk, toen hij plotseling door de baboe van ‘Missie’ was geroepen geworden die hem gezegd had onmiddellijk zijn toean te gaan zoeken, daar toean Blouns eensklaps sakit, oah, kras kali (ziek o, zeer ernstig) geworden was. Toen hij vervolgens was weggerend, had hij den toean duidelijk hooren kreunen Met een zucht en een hartelijk: ‘Kassian sama dia’ (medelijden met hem) besloot de trouwe bediende zijn verhaal.
| |
| |
Zoo langzamerhand begon Corrie een beetje ongerust te worden daar er, wat hij ook deed, van kalmeeren geen kwestie was. Nog steeds ging hij voort met de compressen en de ammonia, maar noch de schokken, noch de trillingen hielden op. Een moment dacht Corrie er aan hem ader te laten, maar daar hij 't nooit ondervonden of gezien had, durfde hij 't niet goed te wagen, daar hij bang was den zieke op de verkeerde plaats te kerven en te snijden en hij daarenboven niet wist hoe 't bloed te stelpen, als 't eens was begonnen te vloeien. Bij zich zelf dacht hij echter dat 't jammer was, daar hij stellig geloofde dat zoo'n operatie wel helpen zou. In elk geval zou er iets gedaan moeten worden, zoo kon 't toch niet langer blijven. Ah Hing kreeg dan ook order in 't een of ander water te halen; intusschen ging Corrie voort met de ammonia.
Weldra was de jongen terug; haastig trok onze vriend den patient nu zijne kleeren uit en wierp hem terwijl hij hem kalmeerend toesprak en de jongen hem stevig vasthield, plotseling 't koude water over zijn hoofd en lichaam. Daar er geen beddengoed aanwezig was, behoefde, Corrie niet bevreesd te zijn dat te bederven, dit ter uwer geruststelling o, nooit volprezen Hollandsche huisvrouw! Toen Blouns dat plotselinge stortbad voelde, greep er voor een oogenblik eene enorm groote verandering met hem plaats. Eensklaps toch sloot hij de oogen en hield zijn lichaam op te schokken en te rillen, terwijl zijne pols ook veel verminderde. Een moment dacht Corrie dat hij zijn vriend had gedood, ook Ah Hing was van die opinie. ‘Nanti, Toean mati!’ (wacht mijnheer is dood) fluisterde hij zijn' heer in. Als om deze woorden te logenstraften, opende Blouns plotseling
| |
| |
weer zijne oogen, begon zijn lichaam weer te schokken en te rillen, maar zooals Corrie spoedig opmerkte in veel mindere mate dan de eerste keer en ontsloot een zacht kreunen weer zijnen vaalbleeken lippen. 't Bloedige schuim was er echter van verdwenen en ook zijne oogen rolden niet meer zoo woest door hunne kassen. Toen Corrie dat bemerkte ging hij voort met de waterkuur en de borst, polsen en 't hoofd flink nat houdende liet hij den zieke bij tusschenpoozen nog eens de ammonia opsnuiven. Was 't aan dien obat en 't water te wijten, of had 't lichaam zich hersteld van den aanval waaraan 't onderhevig was geweest? Dat te beslechten is 't best om aan deskundigen over te laten, Zeker is 't echter dat de trillingen en de schokken langzamerhand verminderden en eindelijk geheel ophielden, ofschoon de borst nog onstuimig op en neer bleef gaan en Blouns van afmatting en vermoeit nis lag te hijgen. Weldra kon hij, hoewel zeer zachtjes, ook weer spreken en trok Corrie hem zijn goed weer aan. Na hem vervolgens een flink glas brandy te hebben gegeven, om hem wat op te wekken, gaf hij hem den raad nu maar stil te blijven liggen en trachten in te slapen. Met een zucht van verlichting verliet Corrie vervolgens de kamer en begaf hij zich naar de voorgalerij, waar hij door zijn kleintje aangeklampd werd. Alles moest hij haar vertel len, zij schonk hem geen woord. Maar toen hij gedaan had kwam zij aan de beurt. En nu hoorde Corrie hoe Oh Soei San voorbij de kamer van Blouns was geloopen en daarin een geluid hoorende dat haar vreemd was en haar verdacht voorkwam, door een reetje van de deur geloerd had O, die vrouwelijke nieuwsgierigheid! Bij uitzondering was die slechte eigenschap van
| |
| |
't zwakke geslacht hier op hare plaats geweest. Verschrikt had Tjisai Isa geroepen en deze had onmiddellijk begrepen dat 't daar binnen niet goed was. Toen zij vervolgens Blouns zoo had hooren kreunen had zij Ah Hing naar Corrie gezonden. Geen van beiden hadden echter moed gehad den armen jongen te helpen en angstig waren zij op de voorgalerij gevlucht, niets anders denkende dan dat Blouns stervende was. Zoo had Corrie ze gevonden. Vroolijk lachte hij de schuwe schepseltjes uit en Oh Soei San een kus gevende zeide hij: ‘Bij Allah, my darling! ik hoop niet dat ik ooit ziek word, want ik geloof dat je me kalm zoudt laten liggen.’ Zwijgend keerde Oh Soei San zich om en ook Isa zag Corrie verwijtend aan. Deze begreep dat hij 't gevoelige hartje van zijne Tjisai gekwetst had en haar kussende vroeg hij haar nederig om vergeving. Met vorstelijke gratie werd deze verleend en nu spoedde Corrie zich weer 't veld in, na de meisjes verzocht te hebben tusschen beide eens weer door een reetje der deur van de ziekenkamer te loeren en hem onmiddelijk te laten roepen, als er zich eene ongunstige verandering voordeed. In de Ooster-afdeeling zou men hem kunnen vinden.
En toen Corrie daar buiten ia de vrije natuur liep, dankte hij zijn God uit den grond zijns harten dat hij Blouns had kunnen kalmeeren Stel eens dat de arme vent onder zijne handen was gestorven. Zoo iets zou voor zijne arme moeder, maar vooral ook voor Mary vreeselijk zijn geweest. Zij toch zou feitelijk de schuld van zijn dood zijn. Toen eerst besefte Corrie ook ten volle welke verantwoording zij op zich had genomen. Waarachtig, door haar was Blounster dood veroordeeld,
| |
| |
als hij tenminste op Suan-Lamba bleef. En nogmaals besloot Corrie dan ook zich eens ernstig met zijn vriend te on erhouden. 't Is waar, al 't werk zou dan voor zijne rekening komen, maar mocht hij daarom 't leven van een zwakken jongeling op 't spel zetten? Neen, duizendmaal neen! Zoodra zij weer alleen zouden ziin, zou hij hem ernstig raden zoo spoedig mogelijk naar Sandakan en van daar naar Europa weer te keeren, daar iemand als hij hier een eenzaam treurig sterfbed tegemoet ging, onvermijdelijk en zeker.
Een paar uur later waarschuwde de tong-tong iedereen dat 't elf uur was. Haastig spoedde Corrie zich naar huis. Op de voorgalerij werd hij opgewacht door zijn kleintje. Aan haar kalm gelaat en rustige houding bemerkte hij gelukkig dat er geen nieuwe bezwaren met Blouns waren. Eene meening die zij weldra bevestigde: de zieke lag kalm te slapen. Corrie wilde hem echter zelf zien en snel zijne schoenen en sokken uittrekkende sloop hij naar de kamer waarin Biotins rustte, En werkelijk: met eene vredige uitdrukking op zijn gelaat haalde de zieke kalm adem, ook zijne pols was zoo goed als normaal. Verheugd voegde Corrie zich weder bij de meisjes en na de zieke koelies te hebben behandeld en ‘the tiffin’ gebruikt te hebben, genoot hij tot één uur, in eene longchair uitgestrekt van een cigarette en 't zachte melodieuse getjilp van zijne darling.
Voor onze vriend vlogen de uren om; eer hij er dan ook aan dacht was 't zes uur en staakten de koelies den arbeid. Langzaam zich naar huis begevende, genoot Corric van den heerlijken avond en zich tegelijk Blouns herinnerend, dacht hij met weemoed aan de rampen en smarten die er gedragen, aan 't lijden dat er gedaan
| |
| |
wordt op de wereld die zich daar zoo onbeschrijfelijk mooi baadde in de laatste gouden stralen van de schitterende dagvorstin. Plotseling stond hij stil: op de trappen der voorgalerij zat een witte gedaante die veel van Blouns had. En waarachtig, naderbij herkende Corrie weldra zijn vriend. Haastig spoedde hij zich naar hem toe en hem hartelijk de hand drukkende, wenschte hij hem geluk met zijn herstel. Met eene stem die van aandoening trilde bedankte Blouns Corrie voor zijne hulp. Deze wilde natuurlijk hier niets van weten, maar vroeg hem of 't de eerste maal geweest was, dat hij zoo'n zonderlingen aanval had gehad. Verwonderd zag Blouns op: blijkbaar wist hij niet wat er eigenlijk met hem was voorgevallen en Corrie zulks merkende begreep dat 't maar het beste zou zijn er verder over te zwijgen, een sluier over 't gebeurde te werpen en hem onkundig te laten van hetgeen er dien morgen was voorgevallen. Behendig bracht hij dus 't gesprek op iets anders dat hem door de verschijning der beide meisjes die juist uit de mandiekamer traden, niet moeilijk werd gemaakt.
Den volgenden morgen na ‘the breakfast’ zou Blouns Corrie weer eens op zijn tocht door de velden vergezellen. Van deze gunstige gelegenheid besloot de laatste gebruik te maken om zijn vriend te raden naar Europa weer te keeren. Hij had echter evengoed zijne woorden kunnen sparen. Met den glimlach op 't gelaat dien door Corrie zoo gehaat werd, hoorde Blouns hem aan om toen hij met spreken eindigde, kalm met 't hoofd te schudden en te zeggen: ‘Neen mijn vriend, ik blijf hier!’ En zelfs toen Corrie door zijn tegenstand geprikkeld, zijn collega in dat geval verzocht hem 't adres van zijne moeder op te geven, opdat hij 't haar kon
| |
| |
laten weten als haar zoon door zijne koppigheid hier eenzaam en verlaten stierf, haalde hij steeds glimlachend zijn zakboekje voor den dag en met vaste hand een adres opschrijvende, gaf hij 't hem. Koel nam Corrie 't aan, terwijl hij bij zich zelf besloot den eerstvolgenden hari besaar naar Sandakan te gaan en den headmanager over Blouns te spreken, daar hij niet de verantwoording van een langer verblijf van hem op Suan-Lamba, op zich durfde nemen. Daar hij echter zeer goed begreep dat hij den armen halstarrige toch niet overtuigen kon van 't verkeerde van zijne handelwijze, sprak hij er met hem geen woord meer over en was hij weldra weer druk aan den arbeid. En druk had hij 't, behalve toch dat hij zijne bibitperken moest uitzetten, waren er een massa koelies ziek en moesten de anderen dus harder werken, iets dat boven hunne bevatting of........ ijver scheen.
|
|