| |
| |
| |
| |
V. Water!!!
Niemand nam echter op 't oogenblik eenige notitie van het gezondheid aanbrengende hemelvocht dat langzamerhand in steeds feller stroomen begon te vallen. Corrie zoowel als Oh Soei San hadden beiden veel te veel met Isa te doen om op iets anders te kunnen letten. Zoodra hij 't meisje toch 't noodlottige: ‘soeda mati!’ (gestorven) ingefluisterd had en zij 't vreeselijke woord in al zijne ontzettende beteekenis had verstaan en begrepen, was zij doodsbleek geworden, opgestaan en na een langen innigen blik op 't koude maar kalme gelaat van den doode geworpen te hebben, zonder een kreet te uiten eensklaps achterover geslagen. Daar Corrie zoo iets dergelijks had verwacht, had hij Oh Soei San er op voorbereid, zoodat deze 't ongelukkige kind in hare armen had kunnen opvangen. Behoedzaam werd zij vervolgens op een tikar gelegd met haar hoofd op eene der dekens en terwijl Tjisai haar hoofd en fijne polsen bevochtigde, liet Corrie haar ammonia ruiken en
| |
| |
was de mandoor bezig haar naar inlandsche wijze te pitjitten. Lang duurde 't dan ook niet of zij kwam weder tot bezinning. Een oogenblik wist zij echter niet waar zij zich bevond en welk zwaar verlies zij had geleden Onbestemd dwaalden hare blikken dan ook van den een naar den ander. Daar viel zij echter plotseling op 't stoffelijk overblijfsel van haren vader en als met een tooverslag herinnerde zij zich nu weder alles Toen hare handen voor de oogen slaande, begon zij luid te snikken. Weldra volgde nu ook een weldadige tranenvloed die lucht gaf aan hare beklemde borst. Stil liet Corrie haar uitweenen. Intusschen verscheen Blouns gevolgd door Ah Hing die Hoffmandroppels medebracht. Snel wierp Corrie hiervan wat in een versch glas water en bood 't Isa aan die niet meer schreide, maar met akelig strakken blik naar 't lijk staarde. Eerst weigerde zij, toen Oh Soei San 't haar echter gaf nam zij 't en ledigde ze 't glas tot den laatsten druppel. Met den mandoor besprak Corrie intusschen de begrafenis die den volgenden morgen zou plaats hebben. Tot zoo lang zou 't lijk in eene der kamertjes van Corrie's bijgebouwen gedeponeerd worden, bewaakt door een oppasser Hij gaf dus last den doode op te nemen. Toen Isa zag dat men haren vader vervoeren ging, stond zij op om de dragers te vergezellen zonder te vragen waarheen. Maar wat ging haar dat dan ook aan, moest ze niet bij haren vader blijven tot 't laatste oogenblik; was 't niet haren plicht den laatsten oogopslag te werpen op 't omhulsel dat eens de ziel herbergde van hem, die haar 't dierbaarst was op aarde? Corrie durfde 't haar niet te weigeren, de ongelukkige wees; alleen stond zij nu, geheel alleen op deze wereld; gescheiden toch van hare vrienden en verwanten zoo
| |
| |
ze die nog had, bevond ze zich in een ver, vreemd land, in eene omgeving waar zij niet behoorde, noch zich thuis gevoelde. Wat moest er van 't arme kind hier terecht komen, wie zou er hier voor haar zorgen? Zou Corrie 't stil kunnen aanzien dat zij, nu haar vader haar niet meer voeden en kleeden kon door de koelies om Gods wil zou onderhouden worden? Neen, bij Allah! op hem rustte de zedelijke verplichting voor haar te zorgen en hij zou 't zich niet uit zijne handen laten nemen.
't Was een treurige optocht die zich even daarna van uit de pondoq in beweging stelde en den weg volgde die naar 't groo'e huis leidde. Voorop ging 't lijk, dat in een tikar gewikkeld, door vier koelies gedragen werd. Daarachter volgde Isa die gesteund door Oh Soei San, hevig liep te snikken en daarachter Corrie en Blouns gevolgd door den mandoor die den stoet sloot 't Geheel had iets phantastisch, iets spookachtigs dat nog verhoogd werd door sombere zware regenwolken die door den wind en in woeste vaart voortgejaagd, telkens 't zachte vriendelijke licht der nachtvorsten onderschepten. De regen had opgehouden, maar hoe weinig 't ook was geweest, de geheele natuur, alles was er van opgefrischt, alles herleefde weer en Corrie had gezien dat 't hier ook regenen kon, iets waar hij langzamerhand aan was beginnen te twijfelen. Hoe jammer dat 't niet eerder gekomen was, en dat 't maar zoo weinig was geweest........!
Weldra had de stoet 't huis bereikt en gaf Corrie den mandoor fluisterend last, 't lijk in de bijgebouwen te leggen en tevens om den volgenden morgen ergens in 't bosch een kuil te laten graven. Ook Isa bleef natuur- | |
| |
lijk den laatsten nacht bij 't lijk haars vaders. 't Arme kind was ongevoelig voor troost. Zij begreep toch dat zij in haren vader alles, alles verloren had. Was 't dan wonder dat zij de toekomst door geen enkelen lichtstraal verhelderd zag? En terwijl in de bijgebouwen de doode lag, bewaakt door zijne dochter die hartstochtelijk ééne zijner ijskoude handen in de haren knelde en die met heete kussen en brandende tranen overstelpte alsof zij haar daardoor hare natuurlijke warmte zou kunnen teruggeven, werd in Corries slaapkamer 't lot en de toekomst besproken van 't dien avond van alles beroofde meisje. Lang echter werd er niet over gedelibereerd en toen na een half uur Corrie en zijn kleintje ondanks de talrijke muskieten waren ingeslapen, was 't lot van Isa verzekerd en blikte haar vader van boven 't schitterende sterrengewelf in dankbare liefde op beiden en op zijn nu niet langer eenzaam en verlaten kind neer. Nog was 't niet ten volle licht toen Corrie den volgenden morgen in 't afgeschoten hokje trad waar Isa uitgeput van haar schreien, in een onrustigen slaap was gevallen. Haar niet willende storen sloop hij zachtkens nader; ofschoon 't lijk nog volstrekt niet was veranderd, was er toch eene eenigszins vreemde reuk aan te bespeuren. Corrie besloot dan ook de teraardebestelling niet langer te vertragen. Zachtjes gaf hij daartoe den Bengalees de noodige bevelen en ging vervolgens naar zijne slaapkamer terug om Oh Soei San te wekken, opdat zij hare vriendin opbeuren zou en sterken en troosten op den tocht achter 't lijk. Weldra was alles daartoe gereed, ook Isa was ontwaakt en had zich bereid voor dezen moeielijken gang. Wat had echter de smart dat schoone meisje veranderd! Zoowel Corrie als Oh Soei
| |
| |
San schrokken van haar; omgeven door lichtblauwe kringen waren hare eens zoo schoone oogen diep in hunne kassen weggezonken, terwijl eene rimpel, de rimpel van wanhoop en smart, zich vertoonde op haar eens zoo effen voorhoofd en haar mondje een zwaarmoedigen trek had gekregen Met moeite kreeg Tjisai van haar gedaan dat zij iets nuttigde, maar bij de baleh baleh waarop haar vader lag; hare plicht toch was 't daar te waken tot 't einde..... En dat kwam spoedig: weldra verscheen de mandoor met twaalf koelies en vier klaagvrouwen. Alsnu werd 't lijk in de tikar gewikkeld, opgenomen door vier Javanen en terwijl de acht anderen vooruit liepen om met parangs (kapmessen) gewapend, door 't dichte oerwoud een weg te kappen, liep Isa door Oh Soei San gesteund, hevig schreiende achter 't zielloos overschot van haren vader en werden deze gevolgd door Corrie en Blouns, terwijl de vier klaagvrouwen de achterhoede vormden. Weldra was de sombere kuil bereikt en werd 't lijk onder ontzettend misbaar en geween der vrouwen er in gelegd. Isa zelf kon niet meer schreien, zij had geen tranen meer, maar met somberen blik op 't graf voor zich uit starende; scheen zij levend dood. Eene hevige rilling voer haar echter door de leden toen de koelies den kuil begonnen te vullen en toen hij ten laatste met den grond gelijk was gemaakt en Corrie den mandoor last had gegeven eenige groote steenen op 't graf te doen wentelen om den babi oetang (bosch of wilde varkens) te beletten 't lijk op te delven, verscheen er op 't gelaat van 't troostelooze meisje een glimlach zóó akelig, zóó hartverscheurend weemoedig, zóó wanhopig dat Corrie zich huiverend omkeerde.
| |
| |
In eene sombere stemming keerde men terug, eene stemming waar de natuur in scheen te deelen. Langzamerhand toch betrok 't zwerk en schuilde de zon achter eene dichte wolkenmassa. Tevens echter verhief zich de wind en ernstig verontrustte Corrie zich dat die de regenwolken weer zou verspreiden. Intusschen had de kleine stoet 't bosch verlaten en begaven de koelies zich weer aan hun gewonen arbeid. Ook Isa had zich willen verwijderen, maar Oh Soei San had haar zulks met zachten dwang belet en haar met zich naar 't groote huis gevoerd. ‘Wat zou zij langer onder de koelies in gindsche pondoq doen?’ Zoo had de Japansche haar gevraagd en 't arme vaderlooze meisje had baar daarop onder een weldadigen stroom tranen ten antwoord ge geven: ‘Ik weet 't niet, mijn vader is daar niet meer om voor mij te zorgen en de anderen ken ik niet, evenmin als zij mij.’ En nochtans wilde zij terug, ‘gaarne zou ze evenals vroeger dikwijls weerkomen, maar voor goed in 't groote huis blijven, neen, dat ging niet.’ Wanhopig riep Oh Soei San Corrie's hulp in, om Isa te bewegen niet terug te gaan. En gaarne hielp hij zijn kleintje. Voor beiden vond hij 't goed dat zij op den dag altijd in elkanders gezelschap konden zijn. In korte scherpe trekken schilderde hij Isa dan den toestand waarin zij zou verkeeren, wanneer zij niet in 't groote huis blijven wilde, wanneer ze terugging in eene omgeving waar zij niet thuis behoorde en waar ze, nu ze haar vader, haar eenige verzorger verloren had, 't genadebrood zou moeten eten. ‘Was 't dan niet veel beter’, zoo ging hij voort, ‘haar eigen nassie te verdienen door de vriendin, de baboe te zijn van zijne njaai en haar in alles te helpen? Blozend zag Isa toen hij uitgesproken
| |
| |
had, Corrie aan, diep, gevoelvol richtte zij hare nog in tranen zwemmende oogen op hem en Tjisai en ze vervolgens naar boven slaande, bad zij den zegen van Allah af over hen, die zich de arme wees aantrokken en ontfermden en toen Oh Soei San omhelzende, drukte zij Corrie dankbaar de hand. Glimlachend zag deze naar zijn kleintje; in Isa had hij eene nieuwe hoedanigheid ontdekt: voor niets wilde zij niet onderhouden worden, nu echter zou ze als baboe (lijfmeid) moeten arbeiden en alzoo haar nassie verdienen en daar schaamde zij zich niet voor, dat wilde ze wel.
Weldra liet Corrie nu de beide meisjes alleen en begaf hij zich 't veld in, reeds lang waren de waterputten natuurlijk in orde, maar ten overvloede ging hij ze nog eens inspecteeren. De hemel toch bleef betrokken en Corrie's hoop op regen nam meer en meer toe, temeer daar ook de wind langzamerhand wegstierf. Nog was onze vriend niet geheel gereed met zijne pu'teninspectie, toen de tong tong luid verkondigde dat 't elf uur was en daarmede een paar uur rust waren aangebroken. Bedaard en langzaam begaf Corrie zich dus huiswaats. Eensklaps echter stond hij stil: zijne ooren toch hadden een geluid opgevangen dat hij evengoed kon houden voor een woest krijgsgeschreeuw als voor vreugdekreten; daar zag hij plotseling ook eenige bruine gedaanten hard loopende op hem toekomen, terwijl een der voors'en onder aanhoudend gillen een donker voorwerp boven zijn hoofd zwaaide. Wat kon dat beteekenen? Maakten die lieden amoq, (in dezen zin oproer) of waren zij mâta glap? (verblind van woede, letterlijk: donker oog) vluchten zij voor iets, of trachtten zij zelf iets of iemand te achterhalen? Corrie wist het niet,
| |
| |
maar terwijl hij bedaard 't gillende, en schreeuwende troepje tegemoet trad, omklemde hij vaster dan gewoonlijk zijn rotan, terwijl hij een vertrouwenden blik op zijn parang in zijn gordel wierp. Weldra bleef hij echter glimlachend staan: dat was geen woedend moordgeschreeuw, zoo zagen geen amokmakers er uit: Neen, die opgewondenheid was vreugde, stellig hadden ze iets gevonden, misschien wel water........
En Corrie had 't goed geraden: ja, er was water gevonden en ditmaal drinkbaar, helder, klaar en frisch. Opmerkzaam en terwijl al zijne zintuigen samengetrokken waren in zijn smaak, proefde Corrie 't medegebrachte vocht en als hij 't niet voor zijn prestige had gelaten, waarachtig! luide zou hij hebben ingestemd met 't gejubel dat opnieuw de Javanen en Dajaks aanhieven, toen zij zagen met welk een genot, met welk een glans op 't gelaat hun heer de flesch tot op den bodem ledigde. God! hoe lekker was dat! O, zij die 't nooit ontbeerden, zij, die niet weten wat 't zeggen wil, gebrek te hebben aan water, kunnen met geen mogelijkheid de waarde van dat gezonde frische vocht beseffen want ....... zij misten 't nooit En leert men niet juist van hetgeen men mist de waarde op den rechten prijs stellen?
Er was dus water gevonden, en Corrie talmde niet lang met er zich van te gaan overtuigen. Daar ook naar dezen put de naaste weg door een diepen breeden modderpoel liep, een moeras waarin de vergiftigste slangen, de doodelijkste miasma's huisden, nam Corrie touwen en planken mede om dat te kunnen passeeren. Weldra bevond men zich op weg en in 't bosch, waar, door den met zware regenwolken bezetten hemel, slechts een schemerlicht heerschte. Na een tien minutes loopen
| |
| |
bereikte men 't moeras dat een bijna onoverkomelijke hinderpaal daarstelde. O, hoe benijdde Corrie op dat oogenblik de apen die zich aan geen moeras of rivier gelegen laten liggen, maar die in de boomkruinen, welke door stevige slingerplanten aan elkander verbonden zijn, even veilig een weg vinden als de menschen op den beganen grond. Vooral als men als Corrie in verlegenheid zit, is 't om bleek te worden van ergenis, de apen daar door de boomen over den hinderpaal te zien vol tigeeren en springen, terwijl zij luid elkander toeschreeuwen als om den hulpeloozen mensch uit te lachen. Fluks gelastte Corrie dan ook zijne koelies de planken over 't moeras te leggen en ze met de touwen stevig aan elkander te verbinden. Voor menschen als de Dajaks, die van hunne jeugd af gewend zijn dergelijke moeilijkheden te overwinuen en die in vlugheid en behendigheid den apen niets toegeven, beteekende 't maken van eene brug over dien modderpoel dan ook niets. Spoedig waren zij met de hulp der Javanen met dat werkje gereed en gaf Corrie 't sein den tocht te vervolgen. Als immer gevolgd en voorafgegaan door eene kolonie apen, die met allerlei grimassen en luid gejoel protesteerden tegen 't indringen van hun woud, ging men verder om weldra den put te bereiken waarin op ongeveer twintig voet diepte 't heerlijkste drinkwater borrelde. Verrukt gaf Corrie den koelies bevel eenige flesschen te vullen om ook de meisjes en Blouns eene aangename verrassing te bereiden, waarna hij den terugtocht aanvaardde. Vier koelies bleven achter om den put nog wat te fatsoeneren. De anderen volgden Corrie die, verdiept in alle mogelijke luchtkasteelen voor de toekomst, vroolijk 't pad volgde dat zijne koelies op den heenweg hadden gekapt. Waar- | |
| |
achtig, nu hij water had gevonden meende hij alle bezwaren overwonnen te hebben en zag hij in zijne verbeelding de estate Suan Lamba als een edelgesteente flonkeren aan 't hoofd der andere ondernemingen op Britsch Noord Borneo. Droomend
passeerde hij 't moeras en reeds zag men de velden der Ooster-afdeeling door de boomen en heesters heen, toen plotseling èn Corrie èn de koelies opgeschrikt werden door een gil zóó rauw en zóó snerpend dat iedereen verbleekte; in hetzelfde oogenblik hoorde men een sissen en terwijl een klein bont slangetje al blazend haastig wegschuifelde en in een moment verdween, plofte één der Javanen als levenloos op den grond. Onmiddellijk begreep Corrie hetgeen er gebeurd was en zijn vlijmscherpen parang trekkende onderwierp hij direct de beenen en voeten van den gebeten koelie aan een scherp onderzoek. Na eenig zoeken vond hij de wond die niet grooter was dan een speldeknop. Alsnu liet hij de andere koelies den patient stevig vasthouden en zonder te aarzelen gaf hij over de wond eene groote diepe kruissnede, zoodanig dat zij er 't middelpunt van uitmaakte, waarna hij een klein fleschje amonia liquida te voorschijn haalde, ontkurkte en eene hoeveelheid van dien obat in de wond schonk na 't vleesch, dat door 't gif geheel wit geworden was en bijna niet bloedde, flink uit elkander te hebben gebogen. Dol, radeloos van pijn trachtte de Javaan zich los te rukken, hetgeen hem echter door de anderen werd belet. Maar 't gillen en huilen van smart, 't smeeken om den genadeslag, daar zijn lichaam als vuur brandde, kon men hem niet verbieden en hoewel 't de werking van 't gif eerder bevorderde dan tegenging, moest Corrie hem zijn gang laten gaan. Van zelf werd dat echter minder en toen na een angstig
| |
| |
kwartier de trekken van den lijder kalmer werden en de zwelling van 't been als voorbode van den dood, uitbleef, kon Corrie gerust zijn: zijne opratie was gelukt, hij had een mensch in 't leven gehouden Voorzichtig werd nu de lijder door vier zijner makkers opgenomen en behoedzaam naar 't koeliehuis gebracht waar Corrie hem verder verzorgde. Een half uur later begaf hij zich naar huis om eene welverdiende rust te nemen. Hij had echter 't bevel achtergelaten hem onmiddellijk te komen roepen als er iets bijzonders met den gewonde voorviel. Thuis vond hij zijn kleintje in groote opgewondenheid over 't uitstekende drinkwater, ook Blouns was er mede in de wolken en hoewel Isa nog steeds zacht zat te schreien en naar geen troostredenen wilde hooren, had zij toch de verleiding geen weerstand kunnen bieden toen de Japansche haar een glas van 't frissche vocht had voorgehouden. Met groote blijdschap zag Corrie intusschen de lucht steeds zwarter worden; zijne vreugde was echter niet onvermengd: nu toch, nu was Suan Lamba voorzien van 't levenaanbrengende vocht, nu, nu er reeds één hier zijn graf had gevonden. Waarom, o, waarom had er een offer moeter zijn? Zes heldere slagen stoorden Corrie in zijn overpeinzing, onmiddellijk daarna klonk de tong-tong, en stroomden de koelies allerwegen haastig van hun arbeid naar huis daar hier en daar reeds een groote zware regendroppel kletterend op den atap viel.
Daar bleef 't echter niet bij, met de duisternis nam ook de regen toe en weldra viel 't water in stroomen. Reeds lang had iedereen eene schuilplaats in huis gezocht maar ‘iedereen’ had zulks evengoed kunnen laten, want waar zij zich ook keerden en wendden, in huis onder- | |
| |
gingen zij evengoed een stortbad alsof zij daar buiten hadden gestaan. Waarachtig! 't dak op hun huis kon 't best met eene zeef worden vergeleken. Ruim twee uur hield de bui aan en daar er voorloopig toch niets aan te doen was liet Corrie zich maar kalm nat regenen. Ofschoon hij 't hoogst onaangenaam vond vooral voor de beide meisjes en in de tweede plaats voor Blouns die van koude bibberde en rilde, vond Corrie toch dat men voor dat buitje dankbaar moest zijn: de watervoorraad vermeerderde toch daardoor, wat veel waard was als men 's avonds eens water noodig had. Op den dag beteekende 't niets dat uit den put in 't bosch te gaan halen, 's nachts echter was zulks niet te doen: behalve toch dat in 't duister 't moeras op broze smalle planken en boomstammen te passecren, een bijna onoverkomelijk bezwaar was, zou 't ook minder aangenaam zijn eene ontmoeting met bantengs (wilde ossen) olifanten. orang oetan of andere boschbewonurs te hebben, iets dat volstrekt niet tot de onmogelijkheden behoorde.
Intusschen bleef de regen met onverminderde kracht vallen en daar de nacht ook weldra alles met een donkeren sluier bedekt had, was de toestand onzer vrienden er niet aangenamer op geworden. Tevergeefs had Corrie beproefd de lamp boven de tafel aan te steken, maar behalve dat zijne lucifers vochtig waren geworden, zou 't pitje waarschijnlijk toch zijn uitgeregend. Met flinken stap liep Corrie op zijne bloote voeten dan ook maar in den donker en in den regen, in zijn kletsnat pak de voorgalerij op en neer. Hij behoefde niet bang te zijn tegen iets aan te loopen, meubilair toch stond hem niet in den weg, alleen moest hij oppassen in zijne vaart Blouns niet omver te loopen,
| |
| |
Deze toch was versuft door 't lawaai van den neer-stroomenden regen en verstijfd van de koude in een hoekje der voorgalerij met opgetrokken knieën gaan zitten. Ondanks Corries pogingen om hem te doen opstaan en hem ook aan 't loopen te krijgen teneinde warm te worden, bleef hij daar zitten als een hond die slaag had gehad. Telkens als Corrie hem passeerde hoorde hij hem klappertanden. En de meisjes? Rillend van koude en nattigheid hadden zij eene toevlucht gezocht in Corrie's slaapkamer, waar zij dicht bij elkander gekropen, onder eenige dekens droog trachtten te blijven. Hunne pogingen waren echter vruchteloos: evenals de atap waren weldra de dekens doorweekt en juist begaven de arme schepseltjes zich op den tast naar voren toen zij tegen 't lijf werden geloopen door Corrie die naar wiskey ging zoeken. Een kunst was 't echter die te krijgen: de drank toch stond tusschen medicijnen in, zoodat hij zich licht vergissen kon en bijv. castor-olie pakken dat niet precies hetzelfde als wiskey of brandy is. Na eenig zoeken echter kreeg Corrie eene flesch in handen waarvan hij zich door wat van den inhoud te keuren, overtuigde dat zij wiskey bevatte Daar hij nu zoo spoedig geen klappa-dop vinden kon, noch 't eenige glas dat zij bezaten, strompelde hij naar voren en Blouns de flesch overreikende gelaste hij hem eene flinke teug te nemen. Na eenig tegenspartelen deed hij zulks, waarna de beurt aan de meisjes kwam. Met veel moed zette Oh Soei San de flesch aan hare fijn gevormde lippen, niet zoodra echter had ze 't ‘vuurwater’ in haren mond of met een gil die boven de neervallende waterstroomen uitklonk, wilde ze zich er weder van ontlasten. Corrie belette haar zulks echter en ofschoon zijn kleintje
| |
| |
beweerde dat hare maag verbrandde, hij dwong baar 't verwarmende vocht in te zwelgen. Ook Isa bedankte voor ‘itoc ajer apie’ (dat vuurwater), temeer daar 't haar als rechtzinnige volgelingen van den grooten profeet streng verboden was spiritualiën te gebruiken. Dit laatste bezwaar hief Corrie echter op door 't haar als obat te geven, zoodat ook zij eindigde met 't te drinken. Alsnu nam de dokter zelf eene flinke dosis en dwong hij èn Blouns èn de meisjes de werking van den drank te bevorderen door flink heen en weer te gaan loopen.
Gelukkig kwam er echter langzamerhand een einde aan den watervloed en ofschoon de lucht met sombere dreigende wolkgevaarten bezet bleef, hield de regen zachtjesaan geheel en al op. Daar vertoonde zich plotseling Ah Hing, die zelf druipende en even nat als zijne meesters, Oh Soei San kwam mededeelen dat hij geen kans zag dien avond naasie of vleesch klaar te maken, daar alles onder geregend was en hij met geen mogelijkheid vuur kon aanleggen Dat was erg: vertwijfelend zag Tjisai Corrie dan ook aan, want is 't onder gewone omstandigheden onaangenaam geen warm eten te hebben, in den toestand waarin Corrie en zijne metgezellen zich bevonden, was een stevig warm maal bepaald een vereischte teneinde de dierlijke warmte in 't koude natte lichaam te herstellen. Dien avond zou men echter die warmte maar zonder warm eten moeten zien op te wekken, want hoe, en op welke wijze Corrie zelf ook beproefde vuur te maken, niets baatte, alles was nat. Eindelijk gaf hij 't dan ook maar op en nadat hij gemandied en andere kleeren aangetrokken had, soupeerde hij smakelijk met de anderen al wandelend, met een overgeschoten apenboutje van dien
| |
| |
morgen en een paar blikjes sardines à l'huile met biscuit, alles rijkelijk besproeid met een mengsel van wiskey en water. Na flink gegeten te hebben zag Corrie bij 't onzekere schijnsel van de palita, die hij na veel moeite eindelijk aangekregen had, eens rond. Lachend maakte hij de opmerking dat 't was of er een tweede zondvloed had geheerscht. Alles, letterlijk alles dreef van't water. Wanhopig zag Oh Soei San rond: waarachtig! zij durfde zich geen idée vormen hoe 't er in de slaapkamers zou uitzien. Al was 't er niet half zoo nat als in de binnengalerij, dan zou alles toch zoo vochtig en kil zijn dat men 't niet zou kunnen gebruiken, zoodat men aan slapen en rusten niet behoefde te denken. En zooals Tjisai gedacht had, zoo was 't: atap en dekens waren nat alsof zij in eene soengei hadden gelegen en op verscheidene plekken had de regen groote plassen gevormd. Was zulks voor Corrie niets, kon 't hem met zijne ijzersterke constitutie niet schelen een nacht niet te slapen, voor de meisjes en Blouns was 't zooveel te erger. Noch hij met zijne wankelende gezondheid, met zijn door zielelijden verzwakt gestel, noch zij met hunne teedere lichamen, met hunne fijne zenuwen en weeke spieren zouden bestand zijn tegen ontberingen en avontuurtjes als van dezen avond Zeker, o stellig zouden ze ziek worden en als Corrie Oh Soei San niet spoedig eene betere huisvesting zou kunnen verschaffen, zou ze langzamerhand verzwakken, ja, wellicht sterven. En dan zou't zijne schuld zijn, God, zijne schuld! .... Om zooveel mogelijk iedereen voor de gevolgen van dien natten avond te vrijwaren, besloot Corrie de Chineezen na te volgen, die obat innemen als ze gezond zijn om zoodoende eventueele ziekten te voorkomen. Wanneer
| |
| |
ze ziek zijn betalen ze ook hunadokter niet, ‘neen,’ redeneeren ze zeer practisch, ‘hij moet zorgen dat we gezond blijven, dan eerst verdient hij zijn geld!’ Waarachtig, slechts een staartmensch is in staat zóó te redeneeren en men moet een zoon van het Hemelsche Rijk zijn om zich zonder protest bij die redeneering neer te leggen. Overtuigd dat hij om die reden geen soesah met zijne jongens zou hebben, begaf Corrie hen roepende zich naar zijne apotheek. En heusch, zooals hij voorzien had slikten ze de bittere quinine even gewillig alsof 't honig was. Met Blouns en de meisjes had hij meer moeite. Maar eindelijk hadden die ook den obat geslikt en nu maakte Corrie zich gereed om eens te gaan zien hoe zijne koelies het stelden. Gewapend met eene groote stopflesch quinine en eene kleinere met castor-olie bevond hij zich weldra in gezelschap van Ah Hing en een paar zijner honden op weg. Zooals na zoo'n stortbui te verwachten was, was de weg die eigenlijk niet veel meer was dan een nauw begaanbaar boschpad, zoo vuil en zoo slikkerig dat er bijna geen doorkomen aan was, terwijl eene dikke Egyptische duisternis 't hare er niet toe bijdroeg om den weg te vergemakkelijken. Eindelijk bereikte Corrie na tallooze keeren gevaar te hebben geloopen van uit te glijden en te struikelen, 't doel van zijn tocht. In 't koeliehuis zag 't er al even treurig uit als overal. Links en rechts lagen de koelies met eene onbegrijpelijke zorgeloosheid doornat op hunne even natte tikars rustig te slapen, velen met een lach op 't gelaat alsof ze geen zaliger toestand kenden, alsof ze zich in Mahomed's schoot bevonden. Ook de mandoor behoorde tot hun getal. Ongeduldig maakte Corrie hem wakker, gelastte hem
| |
| |
al de koelies te wekken en ze te zeggen dat zij onmiddellijk allen van kleeren moesten verwisselen. Verwonderd en volstrekt niet begrijpende hoc zijn toean zoo plotseling daar was verschenen, wekte hij de koelies door ze ieder eene kneep in hun neus te geven. En hij die dan slaapdronken voort wilde dommelen werd nog getracteerd op een trap. Toen iedereen, ook de vrouwen en kinderen verkleed waren, gelastte Corrie den mandoor hen op eene rij te plaatsen. En nu kreeg iedereen op zijne beurt eene flinke dosis uit ééne der beide flesschen. Hij die den geestigen roman ‘Olivier Twist’ van C. Dickens gelezen en daarbij de plaat gezien heeft, waarop de jongens één voor één met hun bord bij den vader van 't gesticht komen om ieder hunne schrale portie boeboer (pap) te halen, kan zich een flauw idée vormen van 't typische lachverwekkende tooneel dat nu in 't koeliehuis afgespeeld werd. Voor Corrie stonden de Javanen op twee gelederen geschaard, naast hem bevond zich de mandoor en Ah Hing en met hun drieën stonden ze bij een soort tafel waarop zich behalve de flesschen met obat, nog een kopje zonder oor, van boven tot onder en aan alle kanten gebarsten en een gendie met water bevonden. De mandoor kreeg 't eerst een hap en toen één voor één de koelies, van de rij af. Die gehad had kreeg bevel onmiddellijk zijne oogen toe te knijpen en te gaan slapen. Na de mannen kregen de vrouwen, jonge meisjes en de kinderen eene beurt. Met hen echter had Corrie meer last dan met de mannen en meer dan eens moest hij zijne stem verheffen om onder die woelige kakelende dames orde te houden. Ook hier echter kwam hij mede klaar en weldra was hij op weg naar de andere pondoqs, daar hij zeer goed
| |
| |
begreep dat 't overal wel zou zijn als hij 't in de eerste koeliewoning had gevonden. Precies wees zijn horloge één uur toen hij de laatste pondoq verliet. Een kwartier later was hij thuis De binnengalerij intredende, zag hij Blouns, die met zijn hoofd op de tafel rustte, kalm sluimeren. Naar de meisjes omziende bemerkte hij ze weldra in zijn longchair. Ook zij sliepen: Oh Soei San in Isa's armen. De eigenaardige geur die zij verspreidden verried Corrie dat zij de minjak klappa niet hadden gespaard. Maar anders was 't ook niet uit te houden geweest; ontelbare muskieten door den regen naar binnen gejaagd, gonsden op eene onrustbarende wijze en aasden overal op menschenbloed. Door de minjak klappa konden zij echter niet heendringen en ook Corrie haastte zich zijn lichaam te doen glimmen. Toen kon hij echter niet meer en zich op den natten atap werpende sliep hij in, gewiegd door 't gegons en de ruischende vleugelslagen der duizende muskieten.
|
|