| |
| |
| |
| |
X. Op ‘de Ranée’.
Alles behalve voldaan over hetgeen hij gezien had kwam Corrie weer op het dek en na nog een blik over zijne Javanen te hebben laten gaan en den mandoors en oppassers de grootste waakzaamheid aanbevolen te hebben, liet hij zich in een sampan af en kwam daarmede heel wat sneller en gemakkelijker aan land dan met 't kolenvlot. Haastig spoedde hij zich vervolgens naar 't Abion-hôtel, waar hij Ah Hing vond, die onder toezicht van zijne Tjisai de laatste schikkingen voor de reis maakte. Gedurende 't tiffin, dat spoedig volgde, zocht onze vriend Oh Soei San nog te bewegen 1ste klasse te reizen, maar zij was er niet toe over te halen, hoewel Corrie niet verzuimde 't ongezellige der 2de klasse met de somberste kleuren af te malen. Onmiddellijk na afloop van 't tiffin rekende Corrie met de kleine beleefde Chineesche weduwe af en nadat Oh Soei San een langdurig en hartelijk afscheid van hare vriendin genomen had, lieten onze beide vrienden zich naar
| |
| |
Yohnston's pier rijden. Hier bemerkte Corrie, dat de zee allengs onrustiger was geworden en zij holler stond dan een paar uur geleden. In zijn hart dankte hij zijn goed gesternte, dat de koelies reeds aan boord waren: met zoo'n deining toch, als er nu stond, had hij 't kolenvlot niet durven gebruiken, maar had hij ze in sampans over moeten laten voeren, hetgeen veel omslachtiger en kost baarder zou zijn geweest.
Angstig klemde Oh Soei San zich aan Corrie vast, toen zij de woelende hooggaande golven zag en de kleine Sampans, die als notedoppen werden heen en weer geslingerd. Corrie stelde haar echter gerust en beval zijn boy met de barang (bagage) in een sampan te gaan, terwijl hij zelt met zijn kleintje een anderen nam. Zonder ongelukken, hoewel Oh Soei San gedurende den overtocht doodsangsten uitstond, kwamen zij ook dit maal langs ‘de Ranée’ te liggen. Op dek gekomen werden zij door den steward ontvangen. Met de tickets in handen wendde hij zich vervolgens, tot stomme verbazing van Corrie, naar achteren en leidde hen een oogenblik later 't salon 1ste klasse binnen, terwijl hij hen daarna ook een cabin aanwees. Nog steeds in de verbeelding, dat de steward zich vergiste, maakte Corrie er hem opmerkzaam op, dat zij 2de klasse reisden. Doodkalm luidde 't antwoord daarop, dat die slechts uiterst zelden gebruikt werd en dan alleen nog maar door Chineezen en Maleiers, die geen dek wilden reizen. Zeer in zijn schik hoorde Corrie den man aan, nu moest Oh Soei San er wel in berusten. Niettemin nam zij zich echter voor in hare hut de verschillende maaltijden te gebruiken. Met behulp van Ah Hing installeerde zij zich vervolgens, terwijl Corrie naar boven
| |
| |
ging, teneinde bij 't vertrek der Steamer een laatsten blik op Singapore te kunnen werpen. Eerst begaf hij zich nog even naar voren om te zien, hoe de koelies 't maakten. Daar was echter alles in orde, de Bengaleezen stonden onbewegelijk met 't geweer in den arm op hun post en de koelies lagen of zaten, dood op hun gemak, van hun sirih te genieten of een stukje tabak te kauwen. Isa leunde tegen de verschansing, terwijl zij hare oogen gevestigd hield op 't levendige Singapore. Wat ging er om in 't zwart gelokte hoofdje van 't schoone kind? Vergeleek ze deze drukke handelsstad, die daar aan beide zijden geflankeerd werd door hooge, in de langzamerhand dalende zon schitterend glinsterende, uit roodachtig zandsteen bestaande heuvelen, die, als in een lijst van levend groen gevat, de groote trotsche Leeuwenstad zoo schilderachtig insluiten, met haren eigen schoonen geboortegrond, die, zooals Multatuli zoo poëtisch zegt, zich als een gordel van smaragt om den evenaar slingert? Of dacht ze aan de zorgvolle toekomst, die haar in 't vreemde woeste land wachtte? Corrie kon 't niet uitmaken, zeker is 't echter, dat geen vroolijke gedachten haar brein doorkruisten; haar lief gezichtje toch had eene verdrietige uitdrukking, een somber waas lag er over verspreid, terwijl ze elk oogenblik als tersluiks een traan uit hare schoone oogen wegpinkte. En een tien à twaalf passen verder lag haar vader met dommelige oogen zijn sirihpruimpje te kauwen, ongevoelig voor het verleden en de toekomst. Hij was tevreden en verlangde niets meer van 't leven, dan wat nassie en stukje een ikan kring (gedroogde visch). Waarachtig! zooals hij daar lag, geleek hij meer op een redeloos dier dan op een mensch, en onwillekeurig schoten Corrie
| |
| |
de regels te binnen uit de St. Nicolaasavond van de Genestet, als deze verwonderd uitroept: ‘Hoe duivel komt zoo'n aap aan zulk een liefljk spruitje?’ Hij vond echter geen tijd, dat raadsel der natuur op te lossen, daar Ah Hing hem kwam waarschuwen, dat er in 't salon thee gereed was gezet.
Na die haastig gebruikt te hebben, begaf Corrie zich in gezelschap van Oh Soei San weer naar 't dek. Reeds lang was 't uur van vertrek verstreken, toen Corrie eindelijk een sampan bij ‘de Ranée’ zag aanleggen, waarin de shippingclark gezeten was, die de papieren voor 't schip en de mail voor Sandakan bij zich had. Corrie lette echter verder niet op hem; over de verschansing geleund lag hij, met zijne Tjisai, Singapore te bewonderen, dat zich nu in de laatste stralen der verdwijnende dag vorstin baadde. Telkens verwisselend van kleuren en schakeringen, bleef één tint echter den toon aangeven, n.l. die gouden roodachtige kleur, die bij zonsondergang aan de heuvelen om Singapore, zoo'n betooverend schoon aanzien geeft. Plotseling werd Corrie uit zijne droome. rijen gewekt door zijn kleintje, die hem een brief uit Europa voor zijn neus hield. Hoe toevallig! Op punt de beschaafde wereld te verlaten, om een onzekere gevaarvolle toekomst tegemoet te gaan in een land, nog zóó onbekend, woest en ongezond als Britsch Noord Borneo, een groet te ontvangen van zijne dierbaren, die bij de afzending van 't epistel, zeker niet gissen konden, dat Corrie bij den ontvangst er van, op weg zou zijn naar betrekkelijk onbekende maagdelijke wouden en streken om die te gaan betwisten aan orang-oetangs, olifanten, en menschen, wellicht nog gevaarlijker dan gemelde dieren! Weldra had onze vriend een rustig
| |
| |
plekje gevonden om ongestoord zijn epistel te lezen. Met den arm om Oh Soei San geslagen, las hij hem tot twee driemaal toe, terwijl hij er elk oogenblik stukken uit vertaalde voor Tjisai. Als gewoonlijk vloeide de brief weer over van hartelijkheid, zachte vermaningen en moederlijke raadgevingen, en als gewoonlijk ook riep hij een massa herinneringen en lang vergeten tooneelen op. Geruimen tijd bleven Corrie en zijn vrouwtje mijmeren en peinzen, totdat zij plotseling uit hunne overdenkingen opgeschrikt werden door 't eerste sein voor 't diner. Singapore hadden ze reeds lang uit 't gezicht verloren en de machtige eindelooze zee strekte zich golvend voor hen uit.................
Een minuut of tien, voordat de etensbel voor de 2de maal haar schel klinkend geluid in 't golvengeruisch mengde, waren alle passagiers op 't dek vereenigd en stelde men zich aan elkander voor. Ook Corrie bleef niet achter; behalve toch, dat de beleefdheid 't eischte vond hij 't interessant; kennis met zijne reisgenooten te maken en hen te bestudeeren. En werkelijk, 't is interessant; een paar slagen van de schroef zijn voldoende menschen samen te brengen, die eenige minuten van te voren niet eens 't bestaan van elkander beseften; voor een korten tijd zijn de meest uiteenloopende karakters gedwongen met elkander om te gaan en elkanders eigenaardigheden en gewoonten te verdragen. Belangen van menschen, die elkander vóór dien tijd nooit zagen en zeer dikwijls elkaar na afloop der reis nooit meer ontmoeten, wier wegen mijlen ver uit elkander loopen, zijn op een zeereis vereenigd, hunne verschillende belangen, hun aller doeleinden zijn samengekomen in één enkel: zoo spoedig mogelijk 't einde der reis bereiken.
| |
| |
Zoo ook hier; behalve twee planters, bevonden zich nog als passagiers aan boord: een getrouwd paar, een luitenant van het Britten-Indische leger, vier jongelui, die eene betrekking in Engelsch-Borneo gingen zoeken, natuurlijk op eene estate, en een dokter, ook uit Britsch-Indië, wiens gelaatskleur en vreemde uitspraak van de zoo schoone Engelsche taal voldoende verried, dat zijn wiegje, zoo hij niet van zijn eersten ademtocht af had gebengeld in een slendang of geslapen op een tikar (matje), onder heel wat hooger temperatuur was geschommeld geworden dan dat der anderen; om eene meer kernachtige uitdrukking te bezigen: hij was zoo zwart als een laars. Wat de twee planters betreft, och! zij waren precies als alle andere planters, d.w.z. zij konden eene hoeveelheid bier, wiskey-soda, ajer blanda en pahit verdragen, waaruit Corrie gemakkelijk afleiden kon, dat de heeren managers waren. Behalve toch, dat 't voor een assistent veel te kostbaar is al dat drinken, is er ook eene jarenlange oefening voor noodig om zoo'n massa vocht te kunnen verdragen, zonder bevreesd te zijn, dat de geheele machinerie van binnen op een goeden keer weg zal drijven. 't Is toch een feit, dat nergens zooveel gedronken wordt als bij de tabakscultuur, (Deli en Britsch Noord-Borneo) evenzeer als 't een feit is, dat niemand 't beter kan verdragen, en er minder last van heeft dan een tabaksplanter.
‘Wie niet kan drinken, zal ook nooit leeren goed tabak te planten!’ zeide ons eens een administrateur van de Deli Maatschij, en wij houden er ons van overtuigd, dat hij 't ernstig meende. De luitenant van Harer Majesteits leger was open top een krijgsman (in zijn uiterlijk): ook zonder uniform aan behoefde men hem maar aan
| |
| |
te zien, om er van overtuigd te zijn, dat men een zoon Albions voor zich had, die zijn leven had gewijd aan den roem zijner bakermat en de glorie zijner koningin. Versierd met een paar reusachtige rosse knevels, waaronder, als hij zich verwaardigde eens te lachen, een paar rijen tanden zichtbaar werden, waarvoor een tijger zich niet had behoeven te schamen, zag hij er zelfs in zijn slaap uit als een donderwolk. Hoe of hij er uit zou zien als hij eens driftig was, durfde Corrie zich niet voorstellen. Dat hij zich ver boven de planters verheven achtte, is overbodig te zeggen. Soms verwaardigde hij zich een gesprek aan te knoopen met 't getrouwde paar, maar 't grootste gedeelte van den dag zat hij met een geweer in zijne handen, op 't dek, teneinde visschen te schieten. Ofschoon Corrie gedurende de geheele reis nooit een visch of ander dier zag, waarop 't de moeite waard zou zijn geweest een schot te lossen, hoorde men den ganschen dag 't knallen van zijn geweer, tot grooten schrik telkens van Oh Soei San en van de zwakke helft van 't getrouwde paar, die, wanneer zij maar dacht een schot te zullen hooren, recht ging zitten, om als de visschendooder werkelijk losbrandde en 't getal zijner slachtoffers weer met één, of misschien wel met geen een vermeerderd werd, verschrikt op te springen en met een flauw gilletje uit te roepen: ‘Oh hé, die akelige man!’ Dat 't echter niets dan komedie was en 't laatste gedeelte van haren uitroep wel één van de grootste en grofste leugens, die ooit over vrouwenlippen zijn gekomen, bleek ten duidelijkste daaruit, dat zij, wanneer de rossige visschenjager eens in gesprek met haar trad, heel lief met dienzelfden ‘akeligen man’ kon zitten coquetteeren in hard en oorverscheurend Engelsen en op
| |
| |
eene zoo grove wijze, dat 't ieders aandacht trok, behalve die van haren man, die eens zoo nuchter mogelijk aan haar vroeg of 't de zee was, die haar zoo zenuwachtig maakte, want dat hij ze op de estate nooit zoo had zien schrikken van geweerschoten. Eene vraag, die iedereen, die haar hoorde, zich onmiddellijk deed verschuilen achter 't boek, kipas (waaier), zakdoek of ander voorwerp, dat onder zijn bereik lag, maar die vooral onder de vier werkeloozen eene groote hilariteit verwekte.
Met deze vier jongelui hield Corrie zich nog 't meest op, als hij niet bij Oh Soei San, of vóór bij zijne koelies was. Hoewel zonder betrekking, terwijl ook hunne geldmiddelen in een treurigen toestand verkeerden, waren zij allen vroolijk, welgemoed en bezield met 't blijde zelfvertrouwen der jeugd op de toekomst. Allen ook waren 't old hands, en geen hunner twijfelde aan eene plaats op eene estate. En zeker in 't vooruitzicht van een goed salaris en hoopvolle tijden, genoten zij onbezorgd van de schoone reis, terwijl zij om een goed tabaksplanter te worden, den geheelen dag in gezelschap van de twee andere planters zaten te drinken en te rooken.
Zich vermakende met de verschillende eigenaardigheden en bijzondere karaktertrekken zijner medepassagiers, wanneer hij achter was, was Corrie toch een groot gedeelte van den dag vóór op 't schip, teneinde met behulp van Isa uit de Javaansche en Maleische talen een Volapük te fabriceeren, dat hem mogelijk zou maken zich met den mandoor te onderhouden, zonder de schoone Javaansche lastig te moeten vallen. Gelukkig was de mandoor nog al vlug van begrip; wat hem eens gezegd werd, onthield hij en daar Isa nooit anders dan de Maleische taal tegen hem gebruikte, was hij al heel
| |
| |
spoedig zóó ver, dat hij haar eenigszins verstaan kon, hetgeen vooreerst voldoende was.
Om nu ook 't jonge meisje van dienst te zijn, dat zich blijkbaar eenzaam en niet op haar plaats tusschen de ruwe onbeschaafde koelies, daar vóór, voelde, had Corrie haar in kennis gebracht met Oh Soei San, eene kennismaking waarvoor de beide lieftallige wezentjes hem dankbaar waren en die al heel spoedig tot eene vriendschap aangroeide, die hechter en sterker zou blijken te zijn dan menig ander, die eerst na jaren wordt gesloten.
Nog altijd hield Tjisai zich van de passagiers afgezonderd, en welke redenen Corrie ook aanvoerde, zij was niet te bewegen hare maaltijden gelijktijdig met de anderen te gebruiken: steeds moest Ah Hing 't haar in de hut brengen. Zelden liet zij zich ook op 't dek zien des daags tenminste; 's avonds na 't diner echter als de zon aan den horizon verdwenen was, terwijl de maan met haar bleeke geheimzinnige stralen 't dek slechts zeer onvolkomen verlichtte en aan 't geheele tooneel een spookachtig aanzien gaf, kon men menigmaal eene kleine gedaante naar boven zien sluipen en zich neer zien zetten op 't voeteneinde van de longchair, waarin de acting-manager van Suan Lamba estate, in droomerijen verzonken, van eene cigarette lag te genieten. Bemerkte zij echter, dat Corrie in een gesprek was gewikkeld, dan sloop zij weer even onhoorbaar en onopgemerkt als zij gekomen was naar beneden, om voor 't salon in haar eigen longchair gedoken, zich een weinig met hare vriendin te onderhouden, die zij daartoe door Ah Hing liet halen.
Zoo verliepen er drie dagen en weer was men 's avonds om zes uur aan 't diner vereenigd. Snel volgden de
| |
| |
verschillende schotels elkander op en daar iedereen weer naar boven verlangde, was de conversatie flauw als de aardappelen, die gepresenteerd werden. Een enkel gezegde van den kapitein echter deed haar plotseling opleven en bracht aller tong in beweging: ‘Morgen vroeg komen we te Laboean!’ Dit nieuwtje, onder zegel van geheimhouding, de dame, die zoo bevreesd was voor schieten, ingefluisterd, deed weldra de ronde. In verschillende talen hoorde men overal de vraag: ‘Wie zegt 't?’ en onwillekeurig zag iedereen naar genoemde dame, die als gewoonlijk eene ontzettende drukte en beweging maakte. Daar werd haar eensklaps van 't benedeneinde der tafel, waar de planters zaten, door één dier heeren gevraagd: ‘Is 't waar mevrouw, wat men hier zegt, dat wij nl. morgen te Laboean aankomen?’ waarop 't antwoord luidde: ‘In vertrouwen eigenlijk mijnheer, heeft de kapitein mij zulks zooeven verzekerd!’
Een storm van toejuichingen belette haar voort te gaan. Op enkelen na was toch geen der passagiers ooit nog in Britsch Borneo geweest en iedereen verlangde er naar, dit schoone rijke en interessante eiland te leeren kennen.
Voor de baai van Broenei gelegen, is Laboean vooral bekend door zijn rijkdom aan steenkolen. In December van het jaar 1846 door den sultan van Broenei in volle souvereiniteit aan Engeland afgestaan, is 't de aangewezen plaatst voor steamers van alle natiën, om dáár hun kolenvoorraad te vernieuwen. Dat was ook de voornaamste reden, dat ‘de Ranée’ er binnen zou loopen. Toen Oh Soei San dien avond op 't dek verscheen, deelde Corrie haar het gewichtige nieuws mede. On- | |
| |
middellijk vroeg ze hem verlof, in gezelschap van Isa aan wal te mogen gaan om eenige boodschappen te doen, iets, wat Corrie zonder aarzelen toestond. Bijtijds ging iedereen dien avond naar beneden, zoodat tegen tien uur 't dek verlaten scheen. Scheen? Ja, want als de wachthebbende officier op de brug niet zoo verdiept was geweest in beschouwing van lucht en horizon, had hij in een longchair twee wezens kunnen ontdekken, twee wezens, die elkaar beminden, meer dan hun leven, meer dan hunne zaligheid!
Toen Corrie den volgenden morgen tegen half zes aan 't dek kwam, was de steamer juist aan 't manoeuvreeren om bij de pier aan te leggen. Zoo van uit de verte gezien deed zich 't eiland bekoorlijk voor. Haar glinsterend wit strand weerspiegelde in de rijzende zon, terwijl eenige witte huisjes, iets hoogerop gelegen, schilderachtig uitkwamen tegen de groene bosschen, die 't eiland aan alle kanten omringen. 't Meest echter werd aller aandacht getrokken door de flinke, in zee uitgebouwde pier, waarop een dichte menschenmassa zich verdrong. Weldra lag de steamer aan den steiger gemeerd en werd 't schip als 't ware bestormd door Chineezen, Maleiers en een paar Bengaleezen, die in de Engelsche bezittingen, nevens de Europeesche troepen, met de Klingaleezen, de militaire- en politiemacht uitmaken. In gezelschap van de twee managers en de vier werkeloozen, begaf Corrie zich nu weldra aan land. Van te voren had hij echter voor zijne koelies zorg gedragen: nog voor de steamer aan de pier lag, had hij zijne Bengaleezen onder de wapenen laten komen en hun streng consigne gegeven, geen één Javaan, onder welk voorwendsel ook, van boord te laten gaan. De ge- | |
| |
legenheid om te lariën (ontvluchten) was te mooi en onverbiddelijk had Corrie alle toestemming geweigerd aan hen, die er om hadden verzocht.
Voor Isa alleen had hij eene uitzondering gemaakt. Behalve dat zij met Oh Soei San ging, had Corrie toch ook een veel te goeden waarborg in haren vader. Dien zou zij niet alleen verder laten trekken De Bengaleezen hadden dus last gekregen haar door te laten, zoo dikwijls zij verkoos van boord te gaan.
Aan wal gekomen wendden de planters hunne schreden naar de Kampong, die uit kleine bouwvallige huisjes bestond, welke uit atap waren opgetrokken. De woningen der enkele Europeanen, die op 't eiland hun verblijf houden, liggen hoogerop en zijn uit wit geschilderde planken samengesteld. In hare groene omlijsting maken zij een bevalligen indruk. Even buiten de kampong voert een tamelijk breede, goed onderhouden weg dieper landwaarts in Aan beide zijden met schaduwrijke boomen beplant, vonden onze vrienden 't een genot dien te bewandelen. Toen ze hem echter ongeveer een half uur gevolgd waren, werd hij al nauwer en nauwer en verloor zich, na nog eenige kronkelingen gemaakt te hebben, ten laatste in 't dichte bosch Gaarne had Corrie hem nog verder gevolgd, tuk als hij immer was op ontdekkingen, maar de anderen wezen hem op the breakfast en daar hij dat niet missen wilde, keerden zij gezamenlijk om Onder scherts en gelach vervolgden zij hun weg, toen ze plotseling in de nabijheid een geweerschot hoorden. ‘Ik wil wedden, dat dat de visschendooder is!’ riep er een, en waarachtig, na nog een minuut of tien te hebben geloopen zagen zij de zwakke helft van 't getrouwde paar zeer vertrouwelijk aan de groene zijde van
| |
| |
den nimrod zitten, terwijl zij, o heilige eenvoud! zich zaten goed te doen aan melk! 't Was zoo'n zot gezicht, die barsch uitziende Engelschman met een geweer over zijne knieën, daar aan de zijde van eene dame te zien zitten, die er zich volstrekt niet op kon beroemen aan de eischen der schoonheidsleer te voldoen, terwijl hij zijn melk uit een klappadop slurpte en haar tevens met smachtende blikken aanzag, dat de onwillekeurige toeschouwers van dit landelijk tooneeltje in lachen uitbarstten. Waarlijk, zoo had Corrie zich altijd 't eerste menschenpaar voorgesteld, vertrouwelijk zij aan zij gezeten onder een trotschen waringinboom, nog vol heilige onschuld en eenvoud, zich lavende met melk, terwijl zij zich amuseerden met de dartele sprongen van een tijger, of 't liefelijk harmonisch brullen van leeuw en olifant.
Indien die beesten hier dan ook vertegenwoordigd waren geweest, de luitenant niet gekleed geweest was in een uniform met glinsterende knoopen en zij geen japonnetje aan had gehad naar den laatsten smaak, dan had Corrie zich kunnen verbeelden, 6000 jaar terug en in 't paradijs verplaatst te zijn, hetgeen hij stellig nog niet zoo onaangenaam zou hebben gevonden, als Oh Soei San hem dan maar had mogen vergezellen.
|
|