| |
| |
| |
Vacantie.
‘Waar gaan jullie met de vacantie naar toe?’ had Ru Velders op school gevraagd.
‘Ik weet 't niet,’ zei Théo. ‘Misschien nergens heen.’
‘Ph! Nergens heen? Gunst, wat heb je nou aan je vacantie, als je heelemaal niet de stad uit gaat? Wij gaan fijn naar Ostende voor 'n maand!’ blufte Ru. ‘Heerlijk! Ostende, dat is een groote badplaats in België! - Jullie gaan naar Zwitserland, hè?’ zei hij toen tegen Lodi.
‘Weet ik niet,’ zei Lodi.
‘Weet je dat geeneens? Nou, ik hoorde, dat m'n vader 't tegen mama zei. Je moeder moet naar Zwitserland van den dokter.’
Ja, Lodi had ook zoo iets gehoord. Mammie was wel al lang weer thuis uit 't ziekenhuis, maar ze was nog altijd erg zwak. En Lodi had wel hooren spreken over 'n reis naar Zwitserland. Maar hij had niet geweten, dat hij ook zou meegaan.
Lodi en Théo gingen nu al over naar de zesde klas en Hans, die natuurlijk ook al lang op school was en die de derde in den vriendschapsbond geworden was, naar de tweede. En Joop Roelofs zou,
| |
| |
na de vacantie, naar het seminarie Hageveld gaan. Want hij wilde Priester worden. De ouders waren zeer gelukkig om die keuze van hun oudsten jongen en de andere kinderen keken nu met eerbied naar hun grooten broer. Zijn vader zou hem zoo graag nog eens een mooie vacantie gegund hebben, maar er konden geen extra uitgaven gedaan worden. Liesje was ziek geweest en nu moesten ze weer sparen voor de doktersrekening. Het was wel erg jammer, dacht meneer Roelofs. Moeder had zich zoo afgetobd met die ziekte van Liesje. Ze zag er slecht uit en moest noodig eens wat rust en afleiding hebben. Hij zuchtte.
‘Kom, wat niet kàn, dat kan niet,’ zei mevrouw Roelofs. ‘We zullen er zóó ook wel komen, hoor! We kunnen nu en dan eens 'n dag met de kinderen naar Zandvoort en we gaan eens picniccen in 't Groenendaalsche bosch in Heemstede en zoo. Het zal best nog een gezellige vacantie worden.’
Toen kwam het voorstel van den heer en mevrouw Erkelenz. Mevrouw Erkelenz moest voor 'n maand naar Zwitserland en daar ze het zeer rustig hebben moest had de dokter aangeraden, Lodi niet mee te nemen. Zou Lodi nu bij de familie Roelofs mogen blijven gedurende dien tijd?
‘Natuurlijk! Graag!’ zei meneer Roelofs dadelijk.
‘En we zullen goed voor hem zorgen,’ voegde mevrouw Roelofs erbij. ‘Maar 't is wat klein bij ons. Hij zal zich moeten behelpen.’
‘Dat zouden jullie ook moeten doen. Daarom
| |
| |
wilden we dit voorstellen: In ons huis is veel meer plaats dan in dat van jullie. Is het dan niet logisch, dat jullie, terwijl wij weg zijn, met z'n allen in ons huis logeeren?’
Mevrouw Roelofs had eerst nog bedenkingen. Het leek haast te mooi. Maar mevrouw Erkelenz was niet van het plan af te brengen:
‘Hè, toe Ina, wees nou aardig en geef me m'n zin. Ik heb 't allemaal zoo mooi overlegd. Coba en Marie krijgen in dien tijd dan, ieder om de beurt, veertien dagen vacantie en jij hebt je eigen meisje om de ontbrekende aan te vullen. Marie kan ook best koken, dus dat zal wel gaan. Jij kan 't dan ook eens wat rustiger hebben, met twee dienstmeisjes, en 't huis is ruim. Voor jullie is 't dan ook nog een soort vacantie. De bibliotheek en alles staat natuurlijk tot je beschikking en ons kan je er een héél groot genoegen mee doen.’
‘En ik had gedacht,’ vulde meneer Erkelenz aan, ‘den chauffeur ook veertien dagen vacantie te geven in den tijd dat we weg zijn, omdat ik hem anders, bij al m'n reizen en trekken, zoo slecht kan missen. Maar veertien dagen blijft hij met de auto natuurlijk tot je beschikking. En als jij nou in die veertien dagen zelf vacantie neemt, kan je daar goed van profiteeren, niet?’
Hij keek meneer Roelofs uitnoodigend aan.
‘Het is werkelijk àl te mooi!’ vond die. ‘En als 't goed weer is, zouden we in den tuin kunnen zitten! Op die manier zou 't nog een èchte vacantie worden voor ons allemaal!’
| |
| |
De kinderen ontvingen het nieuws met groote geestdrift. En ook Lodi leek de vacantie op deze manier doorgebracht nog veel heerlijker toe, dan wanneer hij met zijn ouders had kunnen meegaan naar Zwitserland. Vol ijver begon hij dadelijk aan alle toebereidselen mee te helpen om de gasten waardig te kunnen ontvangen. Op de speelkamer werden een paar stoelen bij gezet en Lodi stalde zijn speelgoed uit op allerlei verlokkende manieren. In Lodi's slaapkamer werd een tweede ledikant neergezet voor Théo Joop en Hans zouden op de logeerkamer slapen, en de heer en mevrouw Roelofs kregen de kamer van meneer en mevrouw Erkelenz, waar Liesje's eigen ledikantje zou worden bijgezet. En op denzelfden ochtend, dat de eigenaars naar het buitenland vertrokken deed de familie Roelofs haar tijdelijken intrek in de villa bij 't Vondelpark.
Coba en Marie waren niet zoo bijster ingenomen met de getroffen regeling. Ze zouden het prettiger hebben gevonden, als ze de heele maand allebei vacantie hadden gekregen.
‘En dan zulke lui, die daar op 'n derde bovenhuis wonen! Dat's toch weer 'n ander stiek dan ònze meneer en mevrouw,’ zei Marie.
Mevrouw Roelofs merkte wel de niet al te vriendelijke stemming van de meisjes, maar ze ging rustig haar gang, zonder daar iets van te laten blijken.
‘Het is toch wel 'n èchte dame,’ constateerde Coba 's middags al.
‘En de kinderen zijn erg aardig en beleefd,’ moest Marie toegeven.
| |
| |
Dien eersten avond kwam mevrouw Roelofs in de keuken.
‘Wij zijn gewoon 's-avonds samen den rozenkrans te bidden,’ zei ze. ‘Ik zou 't heel aardig vinden, als jullie met ons mee wilden bidden.’
Wat schoorvoetend gingen de meisjes mee naar de huiskamer, waar Joop haar beiden dadelijk een stoel toeschoof.
Toen ze weer in de keuken kwamen had Marie tranen in de oogen.
‘Vroeger bij ons thuis, toen m'n moeder nog leefde, baden we 's avonds ook altijd den rozenkrans,’ zei ze.
‘Ik mag dat wel,’ zei Coba, haar rozenkrans wegbergend.
Toen kwamen de kinderen even in de keuken, om Coba en Marie vriendelijk goeden nacht te wenschen. De jongens waren vol grappen en Liesje werd door de meisjes, die haar een schat vonden, nog eens extra aangehaald.
‘Het is toch wel leuk, zoo, met wat meer leven in de brouwerij,’ vond Marie toen.
‘Ik vind 't niks erg, dat ik over veertien dagen weer binnen moet zijn,’ zei Coba. ‘Maar goed, dat jij ook kan koken, Marie. En met die Truus van mevrouw Roelofs zal je wel kunnen opschieten. Je moet maar goed je best doen, dat mevrouw ook eens echt rust krijgt,’ voegde ze er moederlijk aan toe. ‘Ze ziet er slapjes uit.’
‘Aan mij zal 't niet liggen,’ beloofde Marie.
En zoo begon er voor de familie Roelofs en voor
| |
| |
Lodi een vacantie, zoo heerlijk als ze er nog nooit een gehad hadden. De kinderen genoten volop. Daar was de groote speelkamer met al dat mooie speelgoed van Lodi! Daar waren zoo veel mooie boeken, waarbij vader er al dadelijk een paar gevonden had voor Joop, den boekenwurm, en die genoot zóó bij het lezen ervan, dat hij er alles om zich heen door vergat.
En dan was er Lodi's eigen tuintje! Lodi had 't den laatsten tijd wel wat verwaarloosd, want z'n tuinierslust was leelijk aan 't verflauwen geraakt. Maar nu werd er dadelijk, met algemeene stemmen, besloten, dat er een modeltuin in 't klein zou worden aangelegd. De zaak werd ernstig aangepakt. Aan de hand van vader's ontwerp, dat ze allemaal wel zoo ongeveer van buiten kenden, werden er eerst een aantal teekeningen gemaakt en met Peter, die machtig veel plezier had in den ijver van de jongelui, werden de voor- en nadeelen van de verschillende ontwerpen grondig overwogen.
‘As we wat bloeiende planten nemen, allegaar van 'n klein soortement, dan ken dat wat effetief moois worden,’ zei Peter, toen ze het ten slotte erover eens werden, dat Joop's ontwerp het allerbeste was.
En op Vrijdagochtend togen de vier jongens, gewapend met den inhoud van diverse spaarpotten en geëscorteerd door Peter, die meeging als technisch adviseur, naar de bloemenmarkt. En toen, met veel gedelibireer en overleg, de meest geschikte planten waren uitgezocht en heelhuids in de villa waren aangeland, toen begon er een koortsachtig werken, waarbij de jongelui elkaar aardig in den weg liepen, wat echter de
| |
| |
vroolijkheid nog grooter maakte. Peter moest telkens tot kalmte aanmanen, maar intusschen had hij haast evenveel plezier als de jongens. En als meneer Roelofs thuis was, dan hielp hij mee met zoo veel ijver, alsof hij zelf ook nog 'n jongen was.
Het miniatuur-tuintje werd prachtig. Er kwam zelfs een vijvertje in met een kunstig bruggetje erover heen en het geheel werd ten slotte omgeven door een hek van kachelhoutjes, die daarvoor eerst wit geverfd werden en waarvan ook nog 'n heusch poortje werd gemaakt. En Liesje, die bijna heel den dag met haar kleinen poppenwagen door den tuin wandelde, mocht, bij wijze van hooge gunst, nu en dan even haar wagentje door dat poortje duwen op het poppenpaadje, dat met speciaal uitgezochte kleine kiezeltjes was bestrooid.
Het was prachtig weer en mevrouw Roelofs genoot ten volle van het heerlijke zitje in den tuin. Eerst had ze met allerlei willen helpen, zooals ze dat thuis gewend was, maar Marie was daar niet van gediend geweest.
‘Toe mevrouw, u hebt nou vacantie en Truus en ik kunnen het immers best allemaal af,’ zei ze telkens, tot mevrouw zich eindelijk wel gewonnen moest geven.
Het was ook zoo heerlijk, het deed haar zoo goed, hier in dien mooien tuin te zitten, die als achtergrond de hooge boomen had van 't Vondelpark, terwijl de kinderen vroolijk om haar heen speelden. En die Marie, die eerst zoo stug leek, wat een goeie hartelijke meid was het toch! Het leek wel, of ze het erop gezet had, haar eens echt te verwennen. Telkens kwam ze met iets aandragen: een kop chocolade, een kop bouillon, een
| |
| |
heerlijke kop koffie of een proefje van 'n lekker dessertschoteltje.
Mevrouw Roelofs, die in jaren niet zoo vertroeteld was, protesteerde wel eens. Maar Marie was eigenzinnig.
‘Ja, dat moet u nou maar goed vinden,’ zei ze dan. ‘Ik ben dat zoo gewend van onze mevrouw en zij heeft me gezegd, dat dat allemaal zoo blijven moest.’
En wat wist Marie altijd te koken naar den smaak van de kinderen! Alsof ze daar een extra studie van had gemaakt!
Toen kwam vader's vacantie en alle dagen waren boordevol met plezier. Het begon al 's morgens in alle vroegte. Zoodra er een wakker was, ging er een blik naar buiten. Was 't mooi weer? Heerlijk! Verrukkelijk! Dat voorspelde picniccen ergens in 'n bosch of 'n heelen dag van strandgenot, nu eens in Zandvoort, dan weer in Scheveningen, want wat beteekenden de afstanden nu er een groote auto was, willig om hen overal heen te brengen! En dat er nog 'n paar regendagen kwamen, was maar heel goed, anders was er misschien niets gekomen van die rustige bezoeken aan musea, waar de jongelui echt van genoten, omdat vader hen zoo heerlijk alles wist uit te leggen.
De tijd vloog voorbij. En van den heer en mevrouw Erkelenz kwamen gelukkig uitmuntende berichten, zoodat niets het goede leven verstoorde.
‘Ik geloof, dat niemand op de heele wereld zoo'n plezierige vacantie heeft als wij,’ zei Théo stralend.
Plezieriger kòn tenminste niet, vonden de anderen.
|
|