‘Moet je nog niet weg?’ vermaande zijn vrouw hem.
‘O ja - 't heeft zoo'n haast niet van ochtend -’. En langzaam smeerde hij nog een sneedje brood.
‘O vader, wat treuzelt u, u zult nog te laat op school komen!’ plaagde Bertha.
‘Maak jij maar, dat je naar school komt - ik zal wel voor me zelf zorgen.’
En tegen zijn gewoonte zat hij nog aan tafel, toen de beide meisjes naar school liepen.
Toetie was stil onderweg, al deed ze haar best, glimlachend, in te gaan op al wat Bertha zei.
‘Kijk die 't eens druk hebben’, wees Bertha, dicht bij school, een groepje meisjes aan, die daar, in ijverig gesprek, bij elkaar stonden.
‘Ja, waar zouden die 't over hebben?’ deed Toetie belangstellend.
Maar toen ze dichter bij kwamen, stoof de groep dadelijk uiteen en, met een vluchtigen groet achterom naar Toetie en Bertha, liepen de meisjes het voortuintje van de school door. In de gang vroeg een van haar, Annie Hesfelt, met gedempte stem:
‘Met welke boot komt je vader ook weer?’
‘Met de “Prinses Marie”’, antwoordde Toetie. ‘Waarom vraag je dat?’
‘O - zoo maar -’
Er was echter iets in de stem en in het gezicht van het meisje, dat Toetie irriteerde. En, verbeeldde