| |
| |
| |
Bonbons en Mieren.
Toen Toetie den eersten keer verjaarde in de kloosterschool, werd ze 's-morgens buitengewoon vroeg wakker. En heel sterk kwam nu opeens de herinnering in haar aan mama, die haar vorigen verjaardag tot zulk een grooten feestdag had doen worden.
Die lieve mama! Toetie maakte er zich weer een bitter verwijt van, dat ze den laatsten tijd àl minder aan haar had gedacht, dat er dagen waren voorbijgegaan, waarop ze die lieve moeder geheel en al had vergeten. Wat een ondankbaar schepsel was ze toch!
Dien vorigen verjaardag, was mama er nog geweest. - Toetie sloot stijf haar oogen en haar gedachten droomden heel den dag nog eens door.
Ze was toen 's-morgens bizonder vroeg wakker geworden, evenals nu. Maar toen werd ze, dadelijk bij haar ontwaken, omstreeld door een zoeten melattigeur. En toen ze haastig de klamboe van haar bed opentrok, zag ze heel het donkerblauwe batikkleedje van haar tafeltje overspreid met de kleine witte bloesems, waarvan zij en mama beiden den
| |
| |
geur zoo lief hadden. Vóór op het tafeltje, dat vlak bij haar bed geschoven stond, lag, op een blauw fluweelen kussentje, het gouden horloge met ketting, dat haar liefste wensch had uitgemaakt; en daaromheen stonden en lagen nog zoo vele andere geschenken, dat zij ze nu zich niet allemaal meer herinneren kon. - Een mooi boek was er bij geweest, dat wist ze nog - en een zilveren armband en de kanten zakdoekjes, die ze nu nog gebruikte - en een groote flesch eau-de-cologne.
Toen ze, met een gilletje van plezier, haar bed uitsprong, was ze meteen in mama's armen gevlogen en ook papa was al bij de hand geweest, om zijn dochter geluk te wenschen.
In de achtergalerij had de ontbijttafel feestelijk gedekt gestaan, met een grooten ruiker witte rozen bij haar bord en een krans van melatti daar omheen.
Later, 's-middags, had ze een groote kinderpartij gehad, waarvoor van alle kanten, in auto's en rijtuigen, de jonge gasten kwamen opdagen. Papa had een Indische toovenaar laten komen, die ongelooflijk wonderlijke dingen verrichtte en een Javaan was er geweest met grappige gedresseerde aapjes.
En toen, weer later, toen al de gasten al vertrokken waren - Neen, dàt niet - Toetie opende haar oogen en richtte zich half op in bed.
Maar toen dwong ze zich zelf. Ook dàt moest
| |
| |
ze zich voor den geest halen, dat heel leelijke, waardoor het einde van den heerlijke dag zoo verdrietig geworden was voor mama. - Ja, ze wilde het nu heel nauwgezet overdenken, als boetedoening, hoe pijnlijk het haar ook was! - Maar ze kon zich niet meer herinneren wàt het was geweest, dat haar zoo boos maakte toen, dat ze, gillend, zich op den grond geworpen had, dat ze mama.... geslagen had, toen die haar wilde oprichten. - Zóó gering was de reden geweest van haar boosheid, dat ze die heelemaal had vergeten en dáárvoor had ze mama verdriet aangedaan! - Ze zag haar weer héél duidelijk voor zich, zooals ze er toen had uitgezien, terwijl ze smeekte met haar zachte stem - ja sméékte: ‘Toe Toetie, bedaar nu - kom nu kindje.’ - O mama, was veel te goed geweest - véél te goed! -
‘Toetie’, werd er naast haar gefluisterd.
Verschrikt sprong het meisje overeind, met een vuurroode kleur van schaamte, alsof daar iemand stond, die geraden had waaraan ze dacht en haar erom verachtte.
Maar neen, in het vroolijke, donkere gezichtje, dat door de spleet van haar klamboe gluurde, was geen spoor van verachting te ontdekken.
‘Wel gefeliciteerd, hoor!’ klonk 't op gedempten toon. En toen, in de grootste verbazing: ‘Tjee, huil je?’
| |
| |
Toetie veegde haar oogen af.
‘Och - ik - ik dacht aan m'n vorigen verjaardag - toen mama -’
‘Kassian!’
Poppie keek haar vriendinnetje meelijdend aan. Maar, vond ze, je kon toch niet altijd blijven treuren. En goedig trachtte ze Toetie wat vroolijker te stemmen.
‘Weet je, ik heb een heele rol lint van ma gekregen - rood - ma vindt, dat rood me zoo goed staat - daar zal ik jou ook wat van geven - dan doen we vandaag ons haar allebei eender, zoo'n band om 't hoofd, met 'n strik op zij - dan zijn we net tweelingen -’
En Toetie bedacht:
‘Ik mag jou ook wel feliciteeren!’
‘Dat zou ik ook denken!’ lachte Poppie. ‘Eenig hè, dat we precies even oud zijn!’
De beide meisjes kusten elkaar.
‘Als het pak van papa vandaag komt, krijg je wat van me’, beloofde Toetie.
‘Jij krijgt 't lint van me - 't is erg mooi!’ verzekerde Poppie. ‘En hier die bonbons nog.’
‘Och kind, ik heb al zoo veel lekkers van je!’
‘Ma heeft ook zoo'n hoop gestuurd. - Hier, ik zal ze in je zak stoppen - we moeten vandaag den heelen dag jarig zijn!’
‘Ja zoo lang duurt 't, geloof ik, precies -’
| |
| |
‘Och, ik bedoel natuurlijk: vóélen, dat we jarig zijn - den heelen dag snoepen - heerlijk!’
Genotvol kauwend zat ze op den rand van Toetie's bed en duwde haar een bonbon in den mond.
Maar toen stond, hoofdschuddend, mère Agnes voor haar. - Nou ja, al waren ze jarig, daarom mochten ze toch nog niet, zoo in alle vroegte, hier bij elkaar zitten!
Meteen luidde de bel. Dat was een uitkomst. En later, bij het kappen, was het toch weer noodzakelijk, dat de beide meisjes bij elkaar kwamen, voor de doelmatige verdeeling van het roode lint. Een flinken strik moesten ze hebben onder aan de vlecht, en dan, om de feestelijkheid van dezen dag, een lint rondom 't hoofd, met mooi uitgedofte lussen opzij. Om Toetie's krullend haar bleef het roode lint keurig zitten, maar van Poppie's gladden bol gleed het telkens weer af, totdat Wies Meesters het, met een sluitspeld, te bevestigen wist.
In de klas was het buitengewoon warm dien dag. Toetie smachtte naar een fondant. Maar ze waagde het niet, er een uit haar zak te halen. 't Was of mère Lucie dien ochtend speciaal op haar lette, alsof ze wist van al die heerlijke bonbons in haar zak -
Schuin vóór haar, in den hoek, zat Poppie Verduin. Die durfde natuurlijk wel; ze zat ook niet zoo vooraan in de bank. Telkens zag Toetie haar rooden
| |
| |
strik, zoo fel tusschen de glanzende zwarte vlecht en de helderwitte jurk, op en neer dansen. Dat kind zat nou waarlijk geen oogenblik stil!
Maar ook zij voelde zich onrustig worden. Een onaangenaam gekriebel aan haar rechter been plaagde haar meer en meer. Ze kon zich ten slotte niet meer inhouden, móést even krabben. - Hemel, het werd àl erger - wat kon dat wezen? - Om zich te troosten tastte ze haastig in haar zak, toen mère Lucie even bezig was met een ander kind. Maar viezig trok ze haar hand terug. Al de bonbons waren, tot één kleverige massa, samengesmolten. - En nu, zich bukkend, zag ze ineens - die kleverige zoetigheid had een heele kolonie mieren aangelokt, die, via haar rechterbeen, de lekkernij te bereiken wisten.
Toetie griezelde. Tersluiks trachtte ze met haar zakdoek de ongewenschte bezoekers af te schudden. En er op lettend nu, zag ze, hoe ook Poppie telkens weer langs haar rechterbeen manoevreerde. Met een wanhopig gezicht keek ze even om, en Toetie kon zich niet weerhouden flauwtjes te glimlachen.
Gelukkig kwam nu gauw het speeluurtje en konden de beide jarigen elkaar haar leed klagen.
‘Laten we stilletjes naar boven gaan, om schoone kleeren aan te trekken’, stelde Toetie voor.
‘Hoe kan dat nou? Om dezen tijd worden altijd de slaapzalen aan kant gemaakt!’
| |
| |
Maar Poppie wist iets beters.
‘Blijf jij hier, dan ga ik stilletjes op jouw en op mijn plaats een bakje water zetten. We hebben allebei korte kousen en lage schoenen aan - die heb j' in een wip uit, ja? En als je met je voet in 'n bakje water gaat zitten, kunnen de mieren niet bij je!’
Toetie vond het plan nogal wonderlijk, maar daardoor toch wel leuk ook. Bovendien leek Poppie zóó in haar schik met dit bedenksel, dat het heel moeilijk zou zijn geweest, haar weer er af te brengen. Ze was trouwens al weg ook. - In elk geval leek het Toetie nu wel gewenscht, zich van het kleverige lekkers te ontdoen. Wies en Annie waren dadelijk tot helpen bereid, al zag de boel er ook alles behalve smakelijk uit en al kostte het nogal moeite om een hapje zonder mieren binnen te krijgen.
Truusje en Annetje Verwijk, een paar kleine moederlooze meisjes, die kortgeleden pas op kostschool waren gekomen en die Toetie speciaal onder haar bescherming had genomen, werden met lekkers volgestopt en al spoedig was er van al de heerlijke bonbons niets meer over, dan een groote, bruine, vies-kleverige vlek in Toetie's zak, die van haar overvloed meteen aan de onderjurk had meegedeeld en zelfs nog tot op de witte jurk van het meisje had weten door te dringen.
Poppie kwam terug op de speelplaats, glanzend
| |
| |
van tevredenheid om het welslagen van haar werk. En later in de klas, haar rechter voet lekker in 't frissche water, vond Toetie het geheel een éénige mop. Als mère Lucie nu maar niets merkte! Verbeeldt je, dat ze een som op het bord moesten gaan maken. Maar neen, ze hadden den vorigen keer allebei pas een beurt gehad.
Door Poppie werd haar, via een ander kind, een briefje toegeschoven:
‘Lekker ja? Zouden we den anderen voet er ook in steken?’
Toetie giechelde achter haar boek, terwijl ze Wies Meesters het episteltje liet lezen.
‘Zou ik?’
‘Ben je mal kind’, fluisterde Wies terug. ‘Verbeeldt je, dat ze wat merkt.’
‘Och kom!’
Toetie was daar niet bang voor. Straks, als de les afgeloopen was, treuzelden ze maar wat met het opbergen van de boeken, tot mère Lucie de klas uit was en dan konden ze de bakjes met water wel gauw weg zien te moffelen. Maar ze schudde toch van ‘neen’ toen Pop vragend naar haar omkeek.
En toen:
‘Ik weet niet zeker, of Toetie van Bazel wel goed heeft opgelet’, zei mère Lucie langzaam. ‘Het beste zal zijn, dat ze die som even op het bord komt maken, dan kunnen we zien.’
| |
| |
Goede hemel, wat was dàt nu? Moest zij naar het bord komen? Zij? - Jawel hoor, daar had je de poppen aan 't dansen! De andere meisjes keken al om, waarom ze niet kwam. En mère herhaalde, een beetje ongeduldig:
‘Toetie van Bazel!’
‘Gauw dan toch’, fluisterde Wies Meesters naast haar.
Radeloos haalde Toetie haar voet uit 't water en zocht haastig naar schoen en kous. Maar, op onverklaarbare wijze, waren beide zoek geraakt. Ze voelde ze nergens, zag ook niets en durfde nu toch niet langer blijven. De heele klas wachtte op haar en mère Lucie stond naast het bord met streng gezicht.
Met een wanhopig besluit schoof Toetie uit haar bank en hinkte ze naar het bord, haar eene been keurig omkousd, het voetje netjes geschoeid en het rechterbeen geheel onbedekt, druipend nog van het water.
De heele klasse schoot in een schaterenden lach en mère Lucie keek, hevig verbaasd en ontevreden, van het eene been naar het andere. Ze hield zich nog in - wilde eerst onderzoeken.
‘Heb je iets aan je voet?’
‘Neen, mère - in m'n zak’, stamelde Toetie, wat een nieuwe uitbarsting van vroolijkheid ten gevolge had.
| |
| |
Alleen mère Lucie lachte niet.
‘In je zak?’
‘Ja - en dat bakje water - dat was tegen de mieren’, hakkelde Toetie.
‘Welk bakje water?’
Daar werd het al omhoog gehouden. En de ontdekster riep triomfantelijk:
‘Hier mère - hier is 't!’
‘Wat beteekent dat alles?’ vroeg mère Lucie streng.
Toetie keek radeloos om zich heen. Maar 't volgend oogenblik al kwam Poppie, solidair in het ongeluk, met háár bloote been naast dat van Toetie staan. En nu trachtte ze uit te leggen, hoe onschuldig ze allebei waren.
‘Snoepen in de klas mag wel niet - maar op je verjaardag, ja mère? - Dan is 't natuurlijk zoo'n gróót kwaad niet. - En wie denkt er nou aan mieren - en je kan gewoon niet opletten, als je zoo'n jeuk hebt - en met 't bakje water ging het best -’
Maar de logica van Poppie's redeneering scheen er bij mère Lucie niet in te willen, en de vroolijke zijde van het geval scheen haar, helaas, niet zoo vermakelijk als de meisjes.
Haar streng gezicht maakte de kinderen wel wat benauwd. En Annie Smits, die de gedachte niet verdragen kon, dat de twee zondaressen om zoo'n
| |
| |
‘putluttigheidje’ straf zouden krijgen op haar verjaardag, besloot ook 'n duit in 't zakje te gooien.
‘Hè, mère, een sepèn zet je toch óók met de pooten in een bakje water!’
Dit argument was zelfs mère Lucie te machtig. De vergelijking van de voeten van een jongejuffrouw met de pooten van een provisiekast, deed ook haar, tegen haar wil, even in den lach schieten, wat natuurlijk het sein werd voor een uitbundig geschater der heele klasse.
De beide levende sepèns werden toen, nadat Toetie's schoen en kous ergens achter in het lokaal waren opgediept, naar boven gezonden, ter verschooning. En dank zij de verzachtende omstandigheid van beider verjaardag liep het geval verder voor haar af met een predicatie (zooals Poppie het beliefde te noemen) van de Révérende mère.
|
|