| |
[V]
WORDT er dus van den uitgever het een en ander gevergd wat de kennis en de behandeling van allerlei technieken en personen betreft, - welk een veelomvattende algemeene ontwikkeling moet hem bovendien eigen zijn! Heeft hij zich niet in het bizonder op de uitgave van een bepaalde soort werken toegelegd, doch is het zijn doel al wat schoon, goed of nuttig is binnen den kring zijner belangstelling te trekken, dan kan vandaag een manuscript over psychanalyze, landbouw, staathuishoudkunde, morgen een over hygiène, historie, wijsbegeerte zijn oordeel en zijn beslissing vragen; zoowel kookkunst, verstelnaaien, haarverzorging en kanarieteelt worden aan zijn belangstelling en zijn meening onderworpen, als electronen, relativiteit, quanten en vectoranalyze.
Niet alleen op het binnenland moet bij dit alles zijn aandacht gevestigd zijn; ook wat er over de grenzen verschijnt, tot in verre wereldhoeken, mag
| |
| |
aan zijn altijd waakzaam oog geenszins ontsnappen. Het is immers duidelijk, dat ook elders werken worden uitgegeven, dikwijls in een voor de meeste Nederlanders niet toegankelijke taal, waarvan de kennisneming voor onze lezers in eenig opzicht wenschelijk is; de uitgever zal dus in voortdurend contact met het buitenland dienen te zijn - waar hij, bij voorkeur in Duitschland, Frankrijk en Engeland, trouwens gedurende zijn leertijd reeds grondig moet hebben rondgekeken - en zich tijdig de vertalingsrechten behooren te verzekeren van die werken, wat hem gemakkelijker zal vallen zoo hij zich daarginds op den duur, ook door persoonlijke aanraking, relaties heeft verschaft, die hem op de hoogte houden en aanbiedingen doen. Ook hier komt het op een uitgebreide algemeene kennis en een scherp onderscheidingsvermogen aan; daarbij voegt zich nog de zorg voor een goede vertaling, en zij mag niet de minste zijner beslommeringen zijn, want zoo uiterst zwaar als de kunst van vertalen is, evenzoo lichtvaardig bieden zich in overmatig aantal de gegadigden daarvoor aan, wier misplaatste dienstvaardigheid in gevallen van verslapte uitgevers-contrôle reeds te vaak betreurenswaardige verminkingen heeft veroorzaakt.
Nu zal men opmerken, dat de uitgever zich toch
| |
| |
over dat alles in het gegeven geval door deskundigen kan laten inlichten, en die opmerking ligt inderdaad voor de hand. Groote buitenlandsche uitgeverijen hebben trouwens veelal letterkundige en wetenschappelijke mannen aan hun zaak verbonden, wier taak het is den leider te advizeeren. Maar de nederlandsche uitgever stelt er een eer in, zelfstandig te beslissen, en bovendien: wat baten den man, die ten slotte het boek moet verkoopen, alle prijzende expertizes van nog zoo bevoegden oorsprong, wanneer zich geen koopers opdoen? Het ergste is, dat dit eerst achteraf blijkt.
Boven het certificaat van den geleerdsten advizeur zal altijd de beslissing van den uitgever moeten staan; deze, die het risico draagt, vindt zich steeds voor een uitspraak in hoogste ressort geplaatst. Daarin staat hij alleen, op een dikwijls benauwende wijze, met de waarlijk niet paradoxale uitspraak van zijn uitnemenden zweedschen collega Albert Bonnier voor oogen: ‘boeken zijn dingen van vernuft. Eenig vernuft is noodig om ze te schrijven, meer vernuft wordt vereischt om ze te maken, maar het meeste vernuft wordt gevergd bij het verkoopen.’ Uit de duisternis van die eenzaamheid redt hem dikwijls wonderbaarlijk een bizonder uitgeverlijk instinct, dat zeer zeker verbindingen heeft met ervaringen en analoge
| |
| |
gevallen, zoo deze zich althans hebben voorgedaan (ofschoon het succes, jammer genoeg, lang niet altijd naar de analogie luistert); dat evenzeer zonder twijfel verwant is aan het commercieele talent, waarmee de uitgever zoo goed als ieder ander handelsman begiftigd dient te zijn; maar dat in zijn dieper wezen en oorsprong toch nog iets anders is, waarop geen omschrijving past en waarvan geen overdracht mogelijk is. Misschien is het dit instinct (waarvan het bezit den eenen uitgever heeft doen slagen en het gemis den ander, al imiteerde hij zoo getrouw mogelijk een benijdenswaard voorbeeld, heeft doen mislukken), - misschien is het de afstraling van dit eenigszins geheimzinnig instinct, die telkens weer buitenstaanders een glorie om het uitgeversbedrijf doet zien, waardoor zij verlokt worden er zich onvoorbereid in te storten. Zij tellen de hoofdfactoren af: hun spaarbankboekje; de genade van het mysterieus instinct; het bezit van velerlei wetenschappelijke en kunstzinnige aandriften; bij het vierde element, de koopmanschap, aarzelen zij wel even... nu ja: maar het ideëele is toch méér... en dan wagen zij den sprong. Doch mislukking is het gevolg, want waarlijk: zoo ergens een ten-naasten-bij noodlottig op den uitslag werkt, dan in het nauw-luisterende uitgeversvak, dat onvoorwaardelijk vraagt
| |
| |
om soliede gefinancierd en stipt geadministreerd te worden; dat beheerd wil zijn door een bekwaam ontwerper, een flink organizator, een duchtig exploitant; dat de leiding vordert van een breed ontwikkeld brein vol gezonde fantazie en levende denkbeelden.
Brengen deze zware en deels ook subtiele eischen zelfs voor den best onderlegden uitgever niet als tegendeel groote kansen op teleurstelling mede? Natuurlijk. Al zijn gaven als man van kennis, smaak, handelsbegrip beletten hem niet herhaaldelijk mis te tasten, en een amerikaansche berekening zegt zelfs, dat het mooi is wanneer slechts de helft zijner uitgaven de verwachtingen beschaamt. Hij zal dan ook met de grootste zorg uit de hem aangeboden plannen en manuscripten moeten kiezen, en vooral zal hij niet mogen aarzelen dikwijls een aanbieding te weigeren. Is hij zelf vindingrijk van aard, dan zal eigen initiatief aanvullen wat hij door zulk een strenge schifting tekort komt, en daarbij zal hem blijken, dat op den duur die uitgaven hem het naast aan het hart blijven liggen, welke haar oorsprong namen in zijn eigen verbeelding. Elk boek uit zijn fonds is voor hem een levend wezen, met een afzonderlijke geschiedenis, doch geen is hem zoo na als het zelf geschapene, dat ab ovo met hem
| |
| |
medeleeft. Overigens is hij, als ieder handelsman, afhankelijk van de vraag (een uitgever, die met opzet uitsluitend werken aanbood, waarnaar niemand of slechts zeer enkelen vragen, zou zichzelf vernietigen); maar nergens is, vooral de laatste jaren, de vraag zoo wisselvallig en onberekenbaar als in de boekenwereld, zoodat van een eenigszins stabiele markt in dit opzicht nauwelijks sprake kan zijn. Naar goede, geurige koffie; naar een stevigen schoen van rationeelen pasvorm; naar een grooten, rijpen sinaasappel; naar een licht loopend en sterk rijwiel; naar een smakelijke sigaar van een aardig model; naar zulke bepaalde, gemakkelijk omschrijfbare artikelen zal wel altijd vraag zijn; de markt daarvoor is vrij vast, kleine schommelingen in smaak en mode daargelaten. Wien het gelukt is tegen een gaarne aanvaarden prijs het vertrouwbare rijwiel, den duurzamen, prettig zittenden schoen ingang te doen vinden, kan, zoo mogelijk nog met verbeteringen en verfraaiïngen, die voortbrengselen althans voorloopig met een gerust hart blijven door fabriceeren; ja, zijn productiecijfer heeft veelal reeds te voren vastheid gekregen door de bestellingen van hen, die tot koopen besloten toen de aanvankelijke voorraad reeds was uitgeput. Maar de uitgever? Hij verkeert in het uitzonderlijke geval, dat hij met
| |
| |
elk boek een nieuw artikel lanceert, waarvan hij slechts vermoeden kan welke ontvangst het zal vinden, en hij heeft daarenboven met een publiek te doen, dat vijf-en-twintig jaren achtereen elken dag herhaalde malen onverbrekelijk gehechtmoge blijken aan een kopje van dezelfde koffie, doch welks smaak voor lectuur met de minuut wisselt. Nu eens verslindt het bij massa's een boek, dat nauwelijks middelmatig mag genoemd worden; dan weer gaat het aan een schoon of verdienstelijk werk achteloos voorbij. En meer dan ooit weigert het (huiverend van een verleden, dat zooveel afschuwelijks bracht?) achterom te zien: wat gisteren verscheen, noemt het heden verouderd; het wil geestelijk voortdurend den nieuwen prikkel. Het bestelt den appetijtelijken sinaasappel en het smakelijke kopje koffie na, en let er scherp op dat precies hetzelfde als te voren wordt geleverd; maar van den uitgever wil het steeds iets anders. En deze heeft volstrekt geen zekerheid, dat het andere, zoo het dan al pakt, van langen duur zal zijn. Met het gevolg, dat men niet al te verwonderd of geschandaliseerd mag zijn, wanneer men iemand, die zoozeer afhankelijk is van wisselingen in (ach neen, niet in den smaak, want er is wel een objectieve maatstaf voor den smaak, in zooverre men daaronder verstaat een functie van eeuwig
| |
| |
vaststaande schoonheidsnormen), van wisselingen dan in tempo, temperament, humeur en ja, vooral, in snobisme, - wanneer men zoo iemand op den uitkijk ziet staan naar de verscheidenheid der openbare bevliegingen en hem maatregelen ziet nemen om met zijn uitgaven daaraan tegemoet te komen. Het is nu eenmaal zoo gesteld, dat het allerbeste alleen door een élite gewaardeerd wordt en dat een uitgever van zijn vergelijkenderwijze laaggeprijsde, per stuk relatief weinig winst opbrengende artikelen slechts dan eenige geldelijke voldoening kan hebben, wanneer hem een tot zekere hoogte massale productie, althans van een deel zijner uitgaven, mogelijk is. Hij moet dus wel grootendeels voor de breede schare werken en zich naar haar verlangens richten, en daar het geestelijk materiaal voor zijn boeken, met name de literaire grondstof, voor verreweg het meerendeel eveneens door de groote massa, dat wil dus zeggen door de middelmatigen, wordt geleverd - meer door de ‘faiseurs’ dan door de ‘écrivains’ (zooals de kundige fransche uitgever Bernard Grasset het in zijn lezenswaardige boek ‘La chose littéraire’ uitdrukt) -, zoo is het onvermijdelijk, dat hij naast enkele superieure boeken er talrijke uitgeeft van (het woord is wederom van Grasset) ‘une médiocreté acceptable’. Deze toestand, door
| |
| |
den aard van den tegenwoordigen tijd nog geaccentueerd, moge zeer geschikt zijn om onverantwoordelijken buitenstaanders, die ons willen doen gelooven dat het menschdom natuurlijkerwijze onder een onophoudelijke wijsgeerige, wetenschappelijke of artistieke hooge-spanning behoorde te leven, gelegenheid te geven tot vermanend, betreurend, misprijzend ethische en aesthetische leerredenen, - de practijk heeft haar onverbiddelijken loop, haar onafwijsbare eischen, en liet overigens reeds menigmaal zulke theoretici, wanneer dezen het waagden hun denkbeelden tot daden te maken, in de humoristische fuik harer genadelooze feiten tot den inkeer der berooidheid komen. ‘Publishing is an easy business to play at,’ spotte de voortreffelijke engelsche uitgever Jonathan Cape in een der afleveringen van Now and Then, zijn huisorgaan, ‘but a difficult business to work at and even more difficult to live by.’
Maar de tegenstelling, die uit het bovenstaande schijnt te volgen tusschen het voorrecht om als uitgever zulk een veelzijdig aangelegd en ontwikkeld mensch te zijn en de onvrijheid om, wegens commercieele noodzaak, daarvan naar hartelust gebruik te maken, is niet zoo tragisch als het wel mag lijken. Zwijgend van hen, die zich van al deze subtiliteiten krachtens hun geaardheid weinig aan- | |
| |
trekken; van een deel der nieuwe uitgeversgeneratie, die, zooals de veteraan in het vak Major Haven Putnam het uitdrukte aan den jongsten jaarlijkschen maaltijd van de amerikaansche Association of Book Publishers, ‘believe in having a certain amount of hectic speculation, which is probably necessary for modern promotion, but which is naturally confusing to an older publisher’, - zwijgend daarvan, valt er nog genoeg te zeggen van de schoone voldoeningen, welke de ‘old publishers’ en zij (hun aantal is gelukkig verblijdend groot), die zich krachtens hun idealisme en hun eerbied voor de traditie op dezelfde lijn plaatsen, in hun bedrijf weten te smaken ondanks hun zin voor de realiteit en haar eischen. Er zijn, ook in ons land, nog vele uitgevers, die zich deze voldoeningen weten te bereiden door op schrandere wijze een harmonische vereeniging tot stand te brengen tusschen eenerzijds hun idealistisch-cultureel verantwoordelijkheids gevoel en anderzijds hun practisch-commercieel noodwendigheidsbesef. Zij ontwijken, terecht en met gezonden zin voor de realiteit, het gepaste populaire succes geenszins, doch schuwen daartegenover evenmin, onder betooming van hun koopmanschappelijke impulsen en met aanvaarding van de dientengevolge ontstaande kans op een financieel verlies of
| |
| |
althans schamele kostendekking, de uitgave van een werk voor the happy few, waarmede de wetenschap of de kunst in het algemeen, de beschaving en het geluk der menschheid, de eer van hun huis, hun persoonlijk gevoel voor het schoone, goede en ware, kortom alles gediend en geëerd wordt behalve hun beurs. En menigeen van deze keur der uitgevers kan zelfs met hun grooten engelschen vakgenoot Sir Ernest Benn naar waarheid getuigen, wat deze ter gelegenheid van het eeuwfeest zijner zaak met zoo gerechtvaardigden trots uitsprak: ‘nooit heb ik eenige uitgave in de eerste plaats ondernomen om haar beloften van geldelijk gewin; altijd heb ik mij vóór alles de vraag gesteld of zij ideale elementen bevatte en mijn handelsonderneming tot sieraad zou strekken.’ Nederlandsche uitgevers van zulke geestelijke gesteldheid hebben nooit vergeten, dat op onzen bodem hun vak van ouds met ingetogenheid bedreven werd; naar het voorbeeld hunner grondleggende voorgangers schuwen zij de groote trom eener brallende reclame; zij onthouden steeds, dat zij een erfgoed hebben te beheeren, welks herkomst en aard een luidruchtige of boven den goeden smaak opgeschroefde aanprijzing niet gedoogt; zij wijzen, als het boek onwaardig, alle geraas en sensatie verwekkende middelen, alle vulgaire en
| |
| |
onwaarachtige manieren af, hoezeer hun daarvan de onmisbaarheid als ‘moderne’ en dus doeltreffende propaganda door de marktschreeuwers voor andere handelswaar van dezen tijd wordt voorgehouden.
|
|