Alle werken
(1969)–Mattheus Gansneb Tengnagel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 143]
| |
[St. Nicolaes milde gaven]'T Lieflijck weertje, ende vlagen
Van de held're Somer tijt
Zijn vertrocken, en de dagen
Bennen hare soetheydt quijt.
5[regelnummer]
Cortheyt om is nu gaen nad'ren,Ga naar voetnoot5
Door 't verliesen van het licht
Dat van 'shemels hooge rad'ren,
Ons de glans op 't aertrijck sticht.
Alles heeft sich nu verloopen:Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Om te gunnen d'rechte plaets
Aen de borsten die met hoopen
Stadigh kroeghen met hun maets;
Yder moet sijn tijt verspillen
Na gelegentheyt van 't Iaer,
15[regelnummer]
Somers in de way te drillenGa naar voetnoot15
En in d'Herfst, by 't vremt haer.Ga naar voetnoot16
Of te roocken, en te smoocken
Inde stinckende Toback
Dat een yder 't hart moet koocken
20[regelnummer]
Als men denckt om 't ongemack,
Doch ons Iantje salt niet seggenGa naar voetnoot21
Die 't soo heerlijck weet te doen
En soo braefjes uyt te leggen
Dat het 'smensen lijf kan voen.
| |
[pagina 144]
| |
25[regelnummer]
Voeden can het edele kruyt
Sonder nuttingh van de spijs
Alsje drinckt een nobele fluyt
Op de Rotterdamse wijs.
Geen van al de noble basen
30[regelnummer]
Soo daer leven by de roock
Die dit mantjen can verblasenGa naar voetnoot31
In het drincken van de smoock.
Heele nachten can hy sitten
Met het pijpjen in syn hant
35[regelnummer]
En daer wacker bier by kittenGa naar voetnoot35
Op 't welvaren van het Landt,
'k Loof Vulcaen in al syn erven
Geen soo braven rooker heeft,
Noch geen trony soo veel verwenGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
Als in 't Nieuwe hofje sweeft.Ga naar voetnoot40
Geen van al de Bacchis knechten
Daer hy stadich meer verkeert,
Ofse gaen hem d'eer oprechtenGa naar voetnoot43
Van hun 'tbest te zyn gheleert.Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
'tSy in slimmicheen van treken
Dien hy dagelycx betoont,
Om een meysje te bepreken
Datse van hem wert ghecroont.Ga naar voetnoot48
| |
[pagina 145]
| |
Of in 't stuck van alle talenGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
Soo in 't Frans, als in 't Latyn,Ga naar voetnoot50
Dat hy heerelijck af gaet malenGa naar voetnoot51
In syn blinckent Sonne-schijn.
Sonne-schijntje uyt wiens stralen
Blinckt de glans van d'eele gast,
55[regelnummer]
Daer de Meesters selfs voor dalen
Als hy in syn sackje tast.
Sackje dat vol geesticheden
En soo nobel is gheleert:
Dat ick loof met groote reden,
60[regelnummer]
Dat ghy zijt ghepromoveert.
Niet te Leuven, noch te Layen,Ga naar voetnoot61
Maer te Kaen in't groote hof,Ga naar voetnoot62
Daerse sulcke ezels bayen
Om te krygen zilv're stof.Ga naar voetnoot63-64
65[regelnummer]
Haesje met jou kruyfde lockenGa naar voetnoot65
Sech hoe staet het instrument?Ga naar voetnoot66
Voelje noch wat van de pockenGa naar voetnoot67
Daerje lest mee waert gheschent?
Of hebt ghy uyt mede-lyden,
70[regelnummer]
En tot salvingh van de tas,
Iou Confrater gaen verblyden,
Daerje soo beset mee was.
| |
[pagina 146]
| |
Na mijn dunckt hy siet soo blieckjes
En soo geeltjes om syn muyl,
75[regelnummer]
Of hy al de sallif klieckjes
Had te dragen aen syn buyl.
Doch ick meen je sout wel willen
Dat hy weder was te vreen,
En dat jy weer soet mocht spillen
80[regelnummer]
In 't geselschap van de steen.Ga naar voetnoot80
Doch geen noot je hebt verkregen
d'Langhghewenschte heerschappy,
Maer door 't gaen van slimme wegen,
Brenght het niet veel voordeel by.
85[regelnummer]
't Makels ampt dient waer genomen,Ga naar voetnoot85
Als men 't schoon verkregen heeft,
En een yeder moet sich tomenGa naar voetnoot87
Na de winste die Godt geeft.
Doch soo 't wisselen, niet wel voort.Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Laet u selfs onderrechten
Inde cours van d'onder boortGa naar voetnoot91
Door de ouw ervaren knechten.
Daer is nimmermeer geen vrede
'tZy by d'een of d'ander moer,
95[regelnummer]
Die niet opent haer geleden,Ga naar voetnoot95
Vraecht dat vry aen Onckelboer.
| |
[pagina 147]
| |
Of aen Machtich die heel vierich
In die wislingh, daeg'lijcx doet.Ga naar voetnoot98
Ackers-dijck die wordt te bierich
100[regelnummer]
En versuypt het heel ghemoet.
Claesje met jou gouwe WagenGa naar voetnoot101
Daer de Ziep ton op emaelt,
Heer wat hebt ghy last te draghen
Door het springen van jou naelt.Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Doch je bent noch al voorsichtich
Dat je nimmermeer en rijt,
Sonder merry die niet schichtich
Noch niet after uyt en smijt.Ga naar voetnoot108
Anders souw het jonge leven
110[regelnummer]
Dat jou lieve moer soo dickGa naar voetnoot110
Heeft gecoestert lichtlijck sneven
In een hippolitus strick.Ga naar voetnoot112
| |
[pagina 148]
| |
Heer hoe moet dat Hencxtje springen
Als het soo een paar op heeft,
115[regelnummer]
En hoe moet die merry wringen
Alsser soo een quantus leeft.Ga naar voetnoot116
Trouwens dat en is geen wonder
Luytjes kous en voelt geen gront,Ga naar voetnoot118
Claesje stooter wacker onder
120[regelnummer]
En hy maeckt de Ziep-ton ront.Ga naar voetnoot120
Dat 's geen noot hy macht wel tuygenGa naar voetnoot121
Met sijn rijcke milde handt,
Dat een kijnt of twee gaet suygen
By peet Nel in Waterlandt.
125[regelnummer]
't Is weer vreuchdich met sijn Iachje
Te gaen zeylen nae die plaets
En te halen daer een lachje
Van die soete kleyne maets.
Hoor ick niet jou buer-man krayenGa naar voetnoot129
130[regelnummer]
Ia voor seker 'tis den baes,
Siet hy sal het vaendel swayen
Op de sluys want daer is plaets.
Vyt de wech wat Wortel-boeren,Ga naar voetnoot133
Dese kinckels staen soo stijf,
135[regelnummer]
Hy kan aers de vlagh niet voeren,
Door sijn beenen om het lijf.
| |
[pagina 149]
| |
Dat 's een langhst ay siet hem swierenGa naar voetnoot137
Met het vaendel om sijn hooft,
Haentje can het soo manieren
140[regelnummer]
Dat het ouwe maets verdooft.Ga naar voetnoot140
Onder al de twintigh vromenGa naar voetnoot141
Daer den Aemstel roem op draecht,
Vintmer geen soo uytgenomen
Die sijn jonge leven waeght.
145[regelnummer]
'tZy by nachten of by dagen
Hy en siet geen weder aen,
Heefter yemandt wat te klagen
Die comt datelijck na de vaen.Ga naar voetnoot148
Grootsheyt can sijn geest niet bindenGa naar voetnoot149
150[regelnummer]
Tot verkrenckingh van sijn eer,
Daerom heeft hy soo veel vrinden
Aen dat bierich Wtters Veer.Ga naar voetnoot152
Niemandt van die swellich buycken
Ofse kennen dese sanght,Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
Want hy schaftse groote kruycken,
En hy vultse moy de hanght.
Geen van al die 't Veer passeren
Sulcken wil by Schippers heeft,
Knechs en Iongens met hem scherenGa naar voetnoot159
160[regelnummer]
Want hy 's al vry lapus geeft.Ga naar voetnoot160
| |
[pagina 150]
| |
Wijsheyt comt ons nu weer nad'ren
Siet hier is de rechte quant
Die de brave Cats sijn blad'ren
Heeft gestadich inde handt.
165[regelnummer]
Heer hy is soo weyts belesen,
Datje niet een woort en spreeckt,
Of je hebt een vaers te vreesen
Dat vol diepe reden steeckt.
'kMeen eer langh men sou hem kronenGa naar voetnoot169
170[regelnummer]
Met d'een of d'ander maecht,
Waren maer sijn paerse koonen
Met geen smouticheyt gheplaecht.Ga naar voetnoot172
Lammert oom en wilt niet suchten
Smout die is te vast en kael,Ga naar voetnoot174
175[regelnummer]
En se houtet maer voor kluchtenGa naar voetnoot175
Al sijn mal gerijmde tael.
Maer sijn Macker dats een gasje
En en brackje van sijn tijtGa naar voetnoot178
Die sijn soete middel quasjeGa naar voetnoot179
180[regelnummer]
Meen ick geen gebreck en lijt,
't Is een Hylas in sijn levenGa naar voetnoot181
En een snogg'laer in sijn hert,Ga naar voetnoot182
Want je siet hem dagelijcx sweven
Van de een op d'ander mart.
| |
[pagina 151]
| |
185[regelnummer]
'k Ra u al ghy soete Maechden
Die den Amstels Rey vereert,
Of hy d'een of d'ander vraechden,
Dat ghy voor hem zijt geleert,Ga naar voetnoot188
Want hy soeckt niet als zijn hoetje
190[regelnummer]
Fraey te stellen na de wint,
Tot dat hy een lieflijck bloetje
Met een hoope duyten vint.
Doch sijn wesen is bekoorlijck,
En sijn trony is mee schoon,
195[regelnummer]
Daerom isset oock behoorlijck
Dat hy hiet als Venus Soon.Ga naar voetnoot196
Siet hier comt een moy paer coppels
Van het botte Spreeuwen-nest:Ga naar voetnoot198
Ay besiet die blancke droppels
200[regelnummer]
Wie is vande vier de best.
d' Acsy-cooper met sijn kuytenGa naar voetnoot201
Is een man van goet ghehoor,
Die door 't rammelen van sijn duyten
Kreegh een moye haes op 't spoor.Ga naar voetnoot204
205[regelnummer]
d'Wedder can so hooch niet climmenGa naar voetnoot205
Als sijn broeder heeft ghedaen
Want haer staet het lieflijck grimmenGa naar voetnoot207
Van sijn ape-muyl niet aen.
| |
[pagina 152]
| |
Is 't oock wonder dat een baesje
210[regelnummer]
Die, met d'heele werelt lacht
Bot-vanght, aen een soet'lijck haesjeGa naar voetnoot211
Dat hem niet een beet en acht.
Broertje dat soo aerdigh wandelt
Alle daegh op jou playsier,
215[regelnummer]
En soo net weet watmen handelt
By het een oft ander dier.
Segh toch eens mijn soete Maetje
Waer je selfs niet mee ver-eert
Denckje niet hier is geen gaetje
220[regelnummer]
Die mijn rijckdom meriteert,
Wt de Son wat laet de stralenGa naar voetnoot221
Van het hemels glantsich licht
Op de Iongst van vieren dalen
Met syn blinckend mols ghesicht.
225[regelnummer]
Dats een Batavier van weesen
En Adonis in sijn tijdt:
Want hy deet de Iufferen vreesen
Daer hy eens syn oogh na smijt.
Onlangs had een Ieughdigh Diertje
230[regelnummer]
Soo hy meende hem besint:
Maer hy achtent niet een siertje,
En hy sloegh het inde wint.
| |
[pagina 153]
| |
Om syn groote heerlyckheden
Daer 't gheslacht mee waer verkleent,
235[regelnummer]
Dat hy sou in d'echte treden
En met Barckje zyn ver-eent.
Ia wel broertjes 'k souje raden
Dat'je'n anders doent niet laeckt,
Maer besien jou eygen daden,
240[regelnummer]
En de saeck dan beter maeckt.
Comt hier niet een vogel vliegenGa naar voetnoot241
Van de Overzeesche kant,
Of sou ick my wel bedriegen
In het aensien van de quant?
245[regelnummer]
Neen bygort ick sie ter deegen
't Is mijn eygen soete maet,
Die om 't lieve Duyf-jes weghen
Soo doorloopt de Warmoestraet.
Heer de knecht is soo doorschoten
250[regelnummer]
Met de heete minne-brant,
Datter moet verkoelingh vlootenGa naar voetnoot251
Of hy reyst na 't ander landt,Ga naar voetnoot252
Och wie souje dan verkiesen
Soete Duyfje in die noot?
255[regelnummer]
Als j'e vryer ginght verliesen
Door het schayen van de doot?
| |
[pagina 154]
| |
'k weet geen beter als syn macker
Die is mooy van een fatsoen,
En syn tongh die can hy wacker
260[regelnummer]
Roeren om een eer te doen.Ga naar voetnoot260
Daer en boven kan hy praten
Men syn lachende gebit,
Dat een yder hem moet laten
In het middelste besit.Ga naar voetnoot264
265[regelnummer]
En hy gaet nu oock braveeren
Met de naem van Meester Ian,Ga naar voetnoot266
Om dat hy soo wist te scheeren,
Trots de beste gilde-man.
'k sou syn broertje u wel wijsen
270[regelnummer]
Met syn mooy gemaeckte leen:
Maer die sou u licht misprysen:
Want hy siet na Graeflijckheen;Ga naar voetnoot272
Grootsheyt quelt jou soete Neef-je
Die 't gemoet soo overheert,Ga naar voetnoot274
275[regelnummer]
Dat hy denckt hier is geen schreef-jeGa naar voetnoot275
Die mijn Trony niet begeert.
Noch een ander van syn maetjes
Schiet my daer oock inde sin,
Die een Ioffrouw door syn praetjes
280[regelnummer]
Sou ontsteken inde min.
| |
[pagina 155]
| |
't Is een Iongman die syn saken
En syn neeringh wel verstaet,
En een glaesje klaer te makenGa naar voetnoot283
Weet hy oock te lydigh raet;
285[regelnummer]
Heer hy weet so mooy te zwelgen,
Inde nieuwe Spaense vocht;Ga naar voetnoot286
Dat hy sou 't hem seker belgen
Soo een ander beter mocht.
Heeft hem 't ongeluck lest getroffen,
290[regelnummer]
Daer hy anders is soo heus,
Dat hy gingh voor overploffen,
En hy viel een blaeuwe neus:
Dat kan oock de best wel beuren
Als men eens aen 't sitten is,
295[regelnummer]
Want men kan altydt niet treuren,
En bedencken droeffenis.
Vraeght dat maer de schoone Ionge
Of men niet eens spoelen mach,Ga naar voetnoot298
Dat het geesjen onbedwonghen,
300[regelnummer]
Hem vermaeckt met soet ghelach.
'kWed voor seker hy sal seggen
Dattet is de rechte grondt,
Brave glaesjes in te leggen,
En te speelen met de mondt.
| |
[pagina 156]
| |
305[regelnummer]
Sammel kan hem eerst verheughenGa naar voetnoot305
Als hy maer aen 't suypen komt,
En op 't swelghen van syn teughen,
Is 't dat hy soo lustigh bromt.
Doch syn tongh is wel ghehangen
310[regelnummer]
En syn Trony moy gheciert,
Om een Ioffrou mee te vanghen
Die niet meer als 't buytenst viert.Ga naar voetnoot312
'tSchoon gebouw sal heerlyck toonen
Als men 't maer van vars eens siet;Ga naar voetnoot314
315[regelnummer]
Maer die 't sal te deegh bewoonen,
Vinter vaeck in groot verdriet.
Soo gaet oock met dese IonckerGa naar voetnoot317
Die in 't aensien wel ghekleet,
Maer het binnenst vintmer doncker,Ga naar voetnoot319
320[regelnummer]
En een gheest die niet en weet.
Als, sich selfs soo achten,
Daer men aen een Tafel sit,
Dat de vremden hem uytlachten
Met de lof, wat Geck is dit:
325[regelnummer]
En hy is soo heeten Kater,
Dat hy krolt in yders huys,
Want hy springht wel over 't water,
Als hy weet een mooye puys.Ga naar voetnoot328
| |
[pagina 157]
| |
'tIs een Way-man, jae hy sekerGa naar voetnoot329
330[regelnummer]
Als j'em self maer ghelooft:
Trots de beste Lancy-brekerGa naar voetnoot331
Die sijn Naghel is verdooft.Ga naar voetnoot332
Lomper Geck wort niet gevonden,
Die soo op syn schoonheyt acht,
335[regelnummer]
En van alle soete monden,
Na behoor wort uyt-ghelacht.
'kMoet me seker noch verheugen,
Dat ick in dees kleyne Stadt
Yemant vin die noch wil deugen,
340[regelnummer]
En bewandelt 't rechte padt.
Dat 's myn Rombouts soete maetje,Ga naar voetnoot341
Vijfde Burghemeesters Soon
Die gaet om een stemmigh praetje
Als men komt van het Sermoon:Ga naar voetnoot344
345[regelnummer]
En hy voeght hem by de lieden
Van respect en eer befaemt,
Daer men hoort, en siet gheschieden
'tGeen een stemmigh Knecht betaemt:
En hy doet niet lycker veeleGa naar voetnoot349
350[regelnummer]
Die een stadigh dronckje schort,Ga naar voetnoot350
Wt de Kerrick voort aen 't speelen;Ga naar voetnoot351
Maer hy wacht dat doncker wort.
| |
[pagina 158]
| |
Hellip, daer is men verleghen:
Och! daer buyten sien ick vlam.
355[regelnummer]
Och! wort daer geen hulp verkregen,
Soo komt 't haest aen Amsterdam.
Ay, loopt ras toch na de Heeren,
En versoeckt de sleutels daer,Ga naar voetnoot358
Eer de brant hem gaet vermeeren:
360[regelnummer]
Ay! wat soo, loopt ras myn vaer.
Nou geen noot, de poort is open:
Lustigh mannen by der handt,
Wilt die ouwe schuttingh slopen;
Voeghtje aen de water-kandt.
365[regelnummer]
Yeder laet nu trouwlijck blijcken
Dat men niet komt buyten gaen,
Om het werrick aen te kijcken,
Maer om wacker by te staen.
Nu (Godt lof) het gaet al mind'ren,
370[regelnummer]
En de vlam is moy gheblust,
En ten kan nu niet meer hind'ren,
Yeder gaet vry weer te rust.
Maer het moeytje wel te deghen,
Neefje om je onghemack,
375[regelnummer]
Daerje waert soo soet gheleghen
Opje pluym gheveerde sack.Ga naar voetnoot376
| |
[pagina 159]
| |
Datje most van boven komen
Om 'tgheraes van desen branght,
En verlaten 't liefflijck dromenGa naar voetnoot379
380[regelnummer]
Van jou soet begeerde sanght.
Dochtje niet ick ga al seylen
Met myn Iachje voor de wint,
En sal oock de ree wel peylen,
Daer men een goe haven vint.
385[regelnummer]
't Is soo nobel te gaen strycken,
Met het Masjen overent,
En het Roertjen laten wycken
Na Neptuyn de winden sent.
Maer het blyckt wel dat de Stuerman
390[regelnummer]
In 't Compas niet wel en sach,
Want hy zeylter op een vuer an,
Dat hy voor een heuvel lach.
| |
[pagina 160]
| |
Daer wout (schijnt) niet wel over,
Maer bleef sitten aen de gront,
395[regelnummer]
Doen most Neefje arme slover
Soecken weer een ander ront.Ga naar voetnoot396
Neefje daerom niet te schroomen,
Neen by gort hout goede moet,
't Iachje can noch wel los comen
400[regelnummer]
Door het spoelen van een vloet.
Siet daer gaet de heuvel dalen
Die soo vastelyck scheen gebout
Op syn dick-ghepronckte palen,
Maer ick sie, 'tis clater-gout.
405[regelnummer]
Ia wel kyeren wie sou 't loven
Datmen 't selfde niet en sach,
Dat de heuvel is verstoven,
Die soo trots en blinckent lach.
Daerom wacker nou je vryers
410[regelnummer]
Die voor desen waert soo graech,
Maecktje selfs nu bedyers,Ga naar voetnoot411
Sonder uytspraeck inden Haech.
Laet u oochjens nu weer swieren
Na jou lief gewenste deur,
415[regelnummer]
En u fluytjes tierelieren
Op haer ouwe moye geur.Ga naar voetnoot416
| |
[pagina 161]
| |
Maer voor al gheen hollen veughel,Ga naar voetnoot417
Of hy houtet langer staen,
Als ons Claesjen vanden heuvel,
420[regelnummer]
Die nu troostloos heen moet gaen.
Michel-maet het moeytme seeckerGa naar voetnoot421
Van jou deerlyck ongheval,
Daerje waert soo soeten preker
En nu licht in leeger wal.
425[regelnummer]
Hadje toch soo hoogh geclommen,Ga naar voetnoot425
Doen 't de heuvel dragen mocht,
Datje waert in 't koor gaen brommen
En met d'Echte band verknocht.
Soo mocht jy nu licke-broertje,
430[regelnummer]
Mee gaen winnen daghlycks broot,
Mettet loeren achter Moertje,
En 't beploeghen van haer schoot.
Willem heeft sich wel ghequeten
En syn Heuvel braef gheplant,
435[regelnummer]
Om syn droefheyt te vergeten,
In het nieuwen-hofsche zandt.Ga naar voetnoot436
Iantje broer gheen meer te halen
Van die Heuvels inje Hof,
Ofse brenghen door het dalen,
440[regelnummer]
d'Heele plaets vol puyn en stof.
| |
[pagina 162]
| |
't Is wel waer, je hebt verkreghen
Weer een Swagher nae je sin,
Om de glaesjes t'helpen veghen,
En te roocken oock niet min.
445[regelnummer]
Maer dat sal jou lieve Zusje,
Niet behaghen soo ick meen,
Die veel liever met een kusje,
Als met smoocken is te vreen.
Hellip, wie komt hier aen springen,
450[regelnummer]
Met soo weytsen pluym op 't hooft?
Is 't Abeel die door syn singhen,
Yders stem en keel verdooft?
Ia voorseker 'ksie niet qualyck.
Heer hoe is hy op epronckt,
455[regelnummer]
Kyck wat staet syn wesen galyck,Ga naar voetnoot455
En hoe soet wort hy belonckt
Van de Iuffers, die in 't SchuytjeGa naar voetnoot457
Mettet lyntje raecken voort,
Als hy soetelyck met syn fluytje
460[regelnummer]
Speelt een aenghenaem accoort:
Of in 't lichte van syn voetje,
Trots de beste van het school,
Daer Matthys soo meenigh Bloetje,
Wyst de snaren syns Fyool.
| |
[pagina 163]
| |
465[regelnummer]
Over al is hy ervaren
In het geen jy maer begeert,
Nergens sulje van verklaren,
Of hy is al meer gheleert.
Maer 't is jammer dat syn sinnen
470[regelnummer]
Soo hoogh dravent zyn van moed,
Dat hy niemant hier kan vinnen,
Na de mooyheyt van syn bloed.
Doch ick moet dat weder seggen,
Sou hy niet hooghmoedigh zyn,
475[regelnummer]
Als hem op syn schoot gaen leggen,
Met een soete Roemer Wyn.
Hansje costje mee soo vryen,
En soo fraeytjes raecken voort,
Soo mocht jy 't eens laten glyen
480[regelnummer]
In de soete middel-boort.Ga naar voetnoot480
Na myn dunckt je bent wat vinnigh,
En wat steeckrigh om je hart.
Doch ick raeje weest soo sinnighGa naar voetnoot483
Als je Ionghe Vriese swart.Ga naar voetnoot484
485[regelnummer]
Die en sal sich niet licht breecken,
In het springhen op het hout,
Doch hy kan maer effen spreecken,
Want hy is maer dry Jaer out.
| |
[pagina 164]
| |
'kMeen van al de voorder Hansen
490[regelnummer]
Gheen soo hooghlyck is vereert,
Daer Mon peer say, Hans kan dansen,Ga naar voetnoot491
Wel waer het y 't gheleert.
Welkom, welkom, hoor ick roepen.
Wel wie geven s'daer de handt,
495[regelnummer]
Is 't een van de grootse Poepen,Ga naar voetnoot495
Wt het eel West-Francken landt?
Neen, het is den It'liaender
Van de Osenbrughse stam,
Daer hier noyt geen meer verwaender
500[regelnummer]
Op de Kamper steygher klam.Ga naar voetnoot500
Siet hoe wort hy aenghenomen,
En van yder een besien,
'tIs niet als van wellekomen,
Datz' hem nu de handt gaen bien:
505[regelnummer]
Want de reys is nu ten ende,
En syn lust die is voldaen,
In 't besien van Venus bende,
En Europa door te gaen.
Maer ick meen het is ghevaerlyck,
510[regelnummer]
Soo te sien een vreemt ghebiet,
En voor 'tlichaem oock beswaerlyck,
Dat syn rust dan niet gheniet.
| |
[pagina 165]
| |
Want je bent al mee goet aerdich
En versien van goet humeur,
515[regelnummer]
Om een Medeken eens vaerdich,Ga naar voetnoot515
Braef te kloppen voor haer deur:Ga naar voetnoot516
En je hebter toch ghevonden,
Schoone Deerens naje lust,
Die niet sochten als haer wondenGa naar voetnoot519
520[regelnummer]
Met vercoelingh wierdt gheblust.
Waerom soum' ooc niet eens duyckenGa naar voetnoot521
Met syn springh-stock na de gront,
En besien de vreemde fuycken,Ga naar voetnoot523
Hoese boven zyn gheront.
525[regelnummer]
'kMeen j'hebt j'al mee ghequeten
Als een Edelman van moet,
En je crachten daer vergeten,
Met het beste van je bloet.
'k Sie je trony inghevallen,
530[regelnummer]
En je hooft so dun van haer,
Datje hier het Venus-mallen
Wel moocht laten voor een aer.
Of zyn u de heete stralen
Van het glants Aurorich hooft,
535[regelnummer]
Op je kruyn gaen neder dalen,
Die je moye kleur verdooft.
| |
[pagina 166]
| |
Soo sal 't comen dat u wesen
Staet nu in soo slechten schyn,
En ick sou voor jou niet vresen
540[regelnummer]
Om een goede medecyn,
Waer fortuyn u soo niet teghen
Op u soete herwaerts tocht,
Dat ghy vint u Lief gheleghen,
In het gheen haer eerst voort brocht.Ga naar voetnoot544
545[regelnummer]
Dat syn stooten niet te draghen
Voor een recht verliefde ziel,
Maer het zyn de wreetste plaghen,
Die oyt op het sterflijck viel.
Och! wat sieje ongelocken,Ga naar voetnoot549
550[regelnummer]
Soete Vryer in je tijdt,
Alsje moet voor Venus bockenGa naar voetnoot551
En van hare quellingh lijdt.
Als dat Fieltjen heeft gheschoten,Ga naar voetnoot553
En ghetroffen u ghemoet,
555[regelnummer]
Siet men uyt u ooghen vlooten
Recht verliefden tranens vloet.
Dan soo is de geest omvouwen
Met ghedachten vol van waen,
En men gaet Casteelen bouwen
560[regelnummer]
In het hoochste van de Maen.
| |
[pagina 167]
| |
Doch je bent daer in gheluckigh,
Datje weer jou groote smart
Mocht verklaren, och! hoe druckichGa naar voetnoot563
Dat u die leyt om het hart.
565[regelnummer]
Daer de soet verliefde Ioffers,
Venus heete minnens-quel,
Moete sluyten in haer koffers,Ga naar voetnoot567
En ghedulden desen hel.
Tot dat haer de rechte sleutelGa naar voetnoot569
570[regelnummer]
Van de Goden opgheleyt,
Comt en opent 't soet gher eutel,Ga naar voetnoot571
En vercoelt haer viericheydt.
Doch ick prys de soete Maechden,
Die soo vies daer niet in zyn,Ga naar voetnoot574
575[regelnummer]
Of men 't schoon haer selfs niet vraegden
Datse dulden minnens-pyn.
| |
[pagina 168]
| |
Maer gaen hanghen aende klopperGa naar voetnoot577
Soo een fraey beniste Koeck,
Van een ellef duymse stopper,
580[regelnummer]
Met twee bollen uyt de broeck.
En dan roepen Trijn wilt schellen,
Maer ick bidje toch wat ras,
Want ick voel de brandt mijn quellen,
En 't ontsteeckt soo licht myn vlas.Ga naar voetnoot584
585[regelnummer]
Trijn die was daer mee te vreden;
Want se had soo graech wat in,
Als haer Ioffers, die daer deden
Dese teeckens van de min.
Meysje moet het u niet smarten,
590[regelnummer]
Sech mijn soete Ian-ooms kindt?
Dat jou Vryer die van harte
En soo vierich u bemint.
| |
[pagina 169]
| |
Moet verlaten 'tlieve loncke
Van u aengenaem ghesicht,
595[regelnummer]
Die sijn ziel in vlam ontfoncke,
En verrysingh in hem sticht.Ga naar voetnoot596
Datje Vaer dien groven rekel
Wist hoe noodich datje vatGa naar voetnoot598
Was versien met levent pekel,
600[regelnummer]
'kMeen hy dee wel anders wat.
Als te maken datje Vryer,
Die je Trouw soo lieflijck kreech,Ga naar voetnoot602
Most weer gheven, arme strijer,Ga naar voetnoot603
En voort blyven uyt de weech.
605[regelnummer]
Doch je meucht u mee gelyen,Ga naar voetnoot605
Als dat schrandre Amstels kint
Die het soet kloeyabel vryenGa naar voetnoot607
Soo van harten heeft bemint.
Dat haer wangen die voor desen,
610[regelnummer]
Plachten soet, en bol te staen,
Nu door droefheyt in geresenGa naar voetnoot611
En met bleecke verw belaen,
Om dat sy het vyerich jeucken
'tGeen haer dickmael is geklout,Ga naar voetnoot614
615[regelnummer]
Nu moet derven uyt de keucken
En niet proeven van de bout.
| |
[pagina 170]
| |
Hollandt mach sich luckigh noemen
Door het rysen van haer staet,
Maer, o Amstel! ghy moocht roemen
620[regelnummer]
Op het edel braef ghelaet,
Van u spruyten die daer groeyen
Binnen u omsingeltheen,
En soo heerlyck nu staet bloeyen,
Dat ghy seght met groote reen.
625[regelnummer]
'k Puf u al ghy nob'le steden,Ga naar voetnoot625
Die daer op u Adel bromt,
En soo roemt van deftigheden,
'k Maeck u al te saem verstomt
Door het wysen van de vromen,
630[regelnummer]
Van het tweemael ses ghetal,
Dat hier deftich voor sal comen,
Met haer lieffelijck ghemal.Ga naar voetnoot632
'k Weet niet wie ick d'eer sal gheven
Van te noemen d'eerste naem,
635[regelnummer]
Want se weten al te leven,
Na de mode heel bequaem.
Maer voor al dient niet verschovenGa naar voetnoot637
d'Outste van het Adels bloedt,
Dats d'Heer van achtien Hoven.Ga naar voetnoot639
640[regelnummer]
Inden Oorloch opghevoet.
| |
[pagina 171]
| |
Daer de Koegels uyt de MynenGa naar voetnoot641
Van het rijck Peruse landt,
Soo geswint voor 't ooch verdwynen,
Door het werpen van de handt.
645[regelnummer]
Dat Kalesje met de PaerdenGa naar voetnoot645
Dickwils raken op de hol,
Daermen niet dan voor de waerde,Ga naar voetnoot647
Krijcht een moy ghesteurde bol.Ga naar voetnoot648
Onlanghs lucktent noch wat beter
650[regelnummer]
Doenje met je Swager ree,
Na dat eele Stichts gheveter,Ga naar voetnoot651
En daer proef van vroomheydt dee.
Door het openen van 't Kalesje,
Daer soo moye milt in lach,Ga naar voetnoot654
655[regelnummer]
Datse vlamden al op't resje,Ga naar voetnoot655
Die maer eens te deech aensach.
Duysent guldens waren reede,
Al gevlogen na de plaets,
Om te vullen d'achterhedenGa naar voetnoot659
660[regelnummer]
Van de kale Stichtse maets.
Als een Swager die de saken
Soo een beetje mee verstaet,
Doch dit moet ick beter maken,Ga naar voetnoot663
Of wy raken veel te quaet.
| |
[pagina 172]
| |
665[regelnummer]
Hey sa! lustich niet te dromen,Ga naar voetnoot665
Speuldy op sijn Frans manier,
Laet de beentjes hier eens comen,Ga naar voetnoot667
'kWet se winnen niet een sier.
Na syn seggen ginght oock lopen,Ga naar voetnoot669
670[regelnummer]
Mits 'tgeluck hem mede was,
Want hy gingh 't haer weer afstropen,
Dat gheraeckt was uyt syn tas.
Doch hy wist noch d'ouwe slagen,
Hoemen in het Franse rijck,
675[regelnummer]
Yemant door de beurs kan jaghen,Ga naar voetnoot675
Met een opgepronckt pratijck.Ga naar voetnoot676
Daerom is hy oock verheven,
En bekent van yeder een,
Dat hy 't beste weet te leven,
680[regelnummer]
Met de nob'le dobbel-steen.
Paeuwtje metje gladde veeren,
Opgepronckt met schoone kleur,
Was het niet u sot begeeren
Op de Feest vanje Masseur.Ga naar voetnoot684
685[regelnummer]
Datmen liet de Catten braden,
En versticken inde vlam,
Om te dienen tot cierade
Voor die op de Feest daer quam.
| |
[pagina 173]
| |
'k Meen soo langh de Amstel-stranden
690[regelnummer]
Syn bestraelt van 't Sonne licht
Dat men noyt in dese Landen
Sulcke raerheyt heeft ghesticht;
Gheen van al de Batavieren,
Die der noch oyt syn gheweest
695[regelnummer]
Die s'oon werck kost verzieren,Ga naar voetnoot695
Door de kloeckheyt van syn geest.Ga naar voetnoot696
Neen voorseker 't was wel geestigh
En verselt met soet gheluyt,
Had het werrick niet soo beestigh
700[regelnummer]
In de Bruyt haer oor ghetuyt.
Seker s'heeft wel groote reden
Om te dencken naer het eyndGa naar voetnoot702
Dat men haer in vrolickheden,
Soo een Katten-spel toe send.
705[regelnummer]
Maer men siet de edele zeden
Van jou hooghgheleerde geest,
Datje komt met Katten treden
Op het beste van haer Feest.
'kWil niet hopen dat de saecken
710[regelnummer]
Lyck by veel gheprofiteertGa naar voetnoot710
In het end soo quaet sal raecken
Dat haer vreught in druck verkeert
| |
[pagina 174]
| |
Wel wie komt my hier ontmoeten,
Dus brageeren in de wynt:Ga naar voetnoot714
715[regelnummer]
Heer die dien ick wel te groeten,
Is 't maer slechts een Amstels kynt.
Ia voor seker wel te deghen
Is hy van het Amstel-lant:
Want Mercuri milde reghen,Ga naar voetnoot719
720[regelnummer]
Heeft syn wel-vaert hier gheplant,
Door het seeg'nen van syn gaven,
Dien hy mildelijck heeft vereert
Aen de ouwen, die met slaven,Ga naar voetnoot723
't Goetjen hebben soo vermeert.
725[regelnummer]
Dat het soontjen nu gaet strijcken
Even als een Batavier,
Die voor niemant hoeft te wijcken
In het spelen van goet cier.
t'Iebbe gingh syn goet vermeeren,Ga naar voetnoot729
730[regelnummer]
Maer hy reysde naer het landt,Ga naar voetnoot730
Daermen al te saem moet keeren,
En oock eerst is van gheplant.
Doch hy moet sich wat vermaken
Door de een of d'ander lust,
735[regelnummer]
Of hy souw wel licht geraken
In een sieckte sonder rust.
| |
[pagina 175]
| |
Want hy heeft mee moeten smaken
Wat een pijn t'een minner doet,
Die syn lief meent te ghenaken,
740[regelnummer]
En een ander dulden moet.
Vryer conjet wel verdraghen?
Seecker 't is te grooten smart,
Datmen gaet sijn liefde klagen,
Darmen soo verstooten wart.
745[regelnummer]
Maer werentigh om te segghen,
En te spreecken lijck ick't meen,
's Hebben jou een laegh gaen leggen
Buyten alle redelijckheen.
'k Meen je waert al na ghecomen,
750[regelnummer]
Op de grensen van dit landt,
Eerje hebt te deegh vernomen,
Datje hofje wiert beplant.Ga naar voetnoot752
Ia wel Vryer wilje troosten,
Lijcker vele moeten doen,
755[regelnummer]
En verwachten uytet Oosten,
Weer een ander mooy fatsoen.
Maeck wat plaets, hier kome treden
Dry ghebroertjes op een ry,
Die in't stuck van dartelheden,
760[regelnummer]
Yder stellen op d'een zy.Ga naar voetnoot760
| |
[pagina 176]
| |
Let hoe geestigh zyn haer kleetjes
Nae de mode van het Hof,
En hoe aerdigh staen haer leetjes
In het nau-ghepranghde Stof.
765[regelnummer]
Niemandt comt in comparacy
Schoon hoe hooch hy is gheleert,Ga naar voetnoot766
Die hier met soo soeten gracy,
d'Eelste mede practiseert.
Als dees Broertjes met hun dryen,
770[regelnummer]
Die daer in ghepromoveert,Ga naar voetnoot770
Om een kleet te laten snyen,
Dat hun geesticheyt vermeert.Ga naar voetnoot772
Doch se comen varsjes wand'lenGa naar voetnoot773
Wt het eedel Franse rijck,
775[regelnummer]
Daermen niet en weet te hand'len,
Als van diergelijck pratijck.
Maer hier heb ick twee Confraters,
Diergelijck men niet en vint,
In het rueren van haer snaters,
780[regelnummer]
En te blasen voor de wint.Ga naar voetnoot780
'tZyn twee rechte nob'le basen
Na de mode heel perfeckt,
Die niet doen als stadich blasen,
Waer men best een Iuffer deckt.
| |
[pagina 177]
| |
785[regelnummer]
Is 't oock wonder dat dees quanten;
Die ghestadich in het velt,
Weeten soo 't gheschut te planten,
Datter vaeck een wordt ghevelt.
'kPrijs noch die de oorlochs bende
790[regelnummer]
Vande Venus janckerny,Ga naar voetnoot790
Niet ghesint is te versende,Ga naar voetnoot791
Maer te staen getrouwelijck by.
Sich oock quijt ghelijck de vromen
Die gheen noot noch prykel schout,
795[regelnummer]
Maer slechs tracht om hooch te comen,Ga naar voetnoot795
En dan wacker vocht in dout.
'k Sie je bent al op de trappen
Daer men fraeye Geeste laet,
Me gheklommen om te stappenGa naar voetnoot799
800[regelnummer]
Na een hoogh, en meerder staet.
Maer ick weet niet wie van bayenGa naar voetnoot801
(Mits ghy sulcke vrienden zyt)
'tEerste vaendel sal doen wayen
Tot Victory van de strydt.
805[regelnummer]
Want ghy zyt de rechte vrinden,
Die in ware trou uyt-munt,
Dat den een en sal niet vinden,
Of den ander is 't ghegunt.
| |
[pagina 178]
| |
'kLoof d'een syn pols gingh stekenGa naar voetnoot809
810[regelnummer]
In het kloofje van de Ploegh,Ga naar voetnoot810
En door ongh'luck quam te breken.Ga naar voetnoot811
Datter d'ander rou om droegh.
'tIs wat raers, men vinter selden
In dees Goddeloosen tydt,
815[regelnummer]
Dat men noch een vrunt mach melden
Daer men van versekert zyt.
Dat syn suchten, en syn smarten,
Die men dickwils openbaert
Tot verlichtenis van harten,
820[regelnummer]
Blijven by hem wel verwaert.Ga naar voetnoot820
Nettigheyt en gentielheden
Die men aen een sterflijck mensch,
Na begeeren sou ontleden,Ga naar voetnoot823
Vint ghy al te saem na wensch.Ga naar voetnoot824
825[regelnummer]
In 't postuur van dese Ioncker,
Die soo lieff'lijck is ghemaeckt
Dat hy dickwils in het doncker,
By een snollich schaepje raeckt:
Dat sijn handel, als sijn wesen,
830[regelnummer]
Was van een soo goet fatsoen,
Hy en hoefde niet te vresenGa naar voetnoot831
Om een goeden trouw te doen.
| |
[pagina 179]
| |
Maer wat ist de ouwe luytjesGa naar voetnoot833
Sien wat vorder als het jongh,Ga naar voetnoot834
835[regelnummer]
Die niet geven om de BruytjesGa naar voetnoot835
Van een opgepronckte tongh.
s'Houwen van die vastlijck handelt,
Daer men kan sijn huys op voen,
Maer niet van die stadich wandelt
840[regelnummer]
En niet anders weet te doen.
Dolle loopers met je bayen,
Neefjes van een selfde naem:
Heer hoe wacker gaye swaeyen,
Op de grootsheyt van je faem.
845[regelnummer]
Doch voor wie sou je oock schromen,
Want je ben 't van 't eelste bloet
Wt den Amstel voort gecomen,
En in weelden op gevoet.
Past maer dat jou grooten adel
850[regelnummer]
Niet versterft in dit ghewest;
Maer beklimt een brave sadel,
En bestormt een warrem nest,
Of ghy daer op hebt genomen
Sicx s'en costlijck dravent paert,Ga naar voetnoot854
855[regelnummer]
Daer en wilt niet eens voor schromen,
Dat's u vry wat meerder waert.
| |
[pagina 180]
| |
Schoon ghy daer voor sijt verbonden
Als u dit gheluck ontmoet,
Negen hondert ouwe ponden
860[regelnummer]
Hem te tellen in sijn hoet.
Sulcke schade kan niet raken
Aen de winste die men doet,
Als men mach sijn wit genakenGa naar voetnoot863
En verkoelen 't hitsich bloet.
865[regelnummer]
Ioncker Ian van piepenfoye,Ga naar voetnoot865
Wel gemaeckt van brave leen,
Is mee geestich in 't optoyen
Van hem sellifs soet te kleen.
Seker 'tgoetje staet hem vaerdich,
870[regelnummer]
Want hy is van goet postuyr;
En sijn Wammis blinckt soo aerdich,Ga naar voetnoot871
By het flick'ren van het vuyr.
Dat verdonckert d'held're stralen,
Van het witte Maechden was,
875[regelnummer]
Die haer glans soo vierich dalen,
Maer ten comter niet te pas.
't Gouwe Laken staet wel heerlijck,
Maer ten is geen Borghers dracht,
Schoon men daer toe soo begeerlijck,
880[regelnummer]
Datmen dat niet veel en acht.
| |
[pagina 181]
| |
Princen, Graven, groote Heeren,
Zijn niet meer als dese lien;
In 't uyt-munten van haer kleeren,
Want men can geen Adel sien.Ga naar voetnoot884
885[regelnummer]
Maer ick meen dat dees verguldingh
Meest hem daer toe heeft vermaent,
Om te draghen op de huldingh,Ga naar voetnoot887
Van het Edel barre-landt.Ga naar voetnoot888
Tot besluyt van dese vromen,
890[regelnummer]
En het tweemael ses ghetal,
Sal de leste noch aencomen
Met het alderbest ghemal.
't Grootste Geckje comt al nad'ren
Na ick hoor ons soet ghewest,
895[regelnummer]
En verlaet de wijse Vad'ren
In het Edel Kaense nest.Ga naar voetnoot896
Heer Hoe weyts wil hy gaen brommen
Als hy aen den Amstels gront,
Weer gheluckigh is ghecommen,
900[regelnummer]
In het roeren van syn mont.
'tHaechje sal van vreuchde vieren
Als het maer sijn comste siet,
Want hy heeft by d'Hoofse Dieren,
Naer hem dunckt al wat crediet.
| |
[pagina 182]
| |
905[regelnummer]
Maer ick ra hem niet te makenGa naar voetnoot905
Even als hy eens ghedaen,
Of syn groote Hoofse saken,
Souwen lichtelijck kreupel gaen.
'kSou noch wel wat voorder wercken
910[regelnummer]
En wat meerder laten sien,
Maer ghy sult aen dees wel mercken,
Wat het ander zijn voor lien.
'k Moetje d'Amstels heerlijckheden
In het stuck van wijse lien,
915[regelnummer]
Oock een beetje gaen ontleden,
En hier blijcklijck laten sien.
Datmen niet en hoeft te sturen
Na de een of d'ander plaets,
Om te halen die de kurenGa naar voetnoot919
920[regelnummer]
Beter pleyt als onse maets.
'k Meen den Amstel is verheven,
Alsoo wel als 'tHaechse Vleck,
Om de wijsheydt plaets te geven,
En te spelen met den beck.
925[regelnummer]
'k Sal van een dozijntje roemen,
Mits'ker hier soo veele vijnGa naar voetnoot926
Die haer Advocaten noemen,
Datter sou geen ent aen zijn.
| |
[pagina 183]
| |
Nieuwen-hoven, en van Bassen,
930[regelnummer]
Sasborch, Bevers, en Cappit,
Zijn die vinnich op gaen passen,
Daer maer slechts wat kley by sit.Ga naar voetnoot932
Davelaer, van Loon, en Kloeckje,
Hebben weer het recht verstant,
935[regelnummer]
Van 't verkeeren in het boeckje,
Met het pijpjen inde handt.
Vogel-zangh, de Raet en Roeters,
Door haer hooch en kloecke geest,
Zijn de gaewe wijsheyt wroeters,
940[regelnummer]
En verstaen de rechten 'tmeest.
Om 't ghetal dan vol te maken,
Van dees twalif op een ry,
Can ick Oyens niet versaken,
Noch soo lichtlijck gaen verby.
945[regelnummer]
Want hy heeft wel laten blijcken
Dat hy is gepromoveert,
En sijn roer soo weet te strijckenGa naar voetnoot947
Dat een schuytje vracht uyt keert.
Isser yemant nu verleghen
950[regelnummer]
Om een goeden advocaet,
Die een anders Cous geregenGa naar voetnoot951
Die comt slechts by dese maet.
| |
[pagina 184]
| |
Hy is boorde vol van reden,
En versien met listigheydt,
955[regelnummer]
Om je saken te verdeden,
Die by kans verwesen leyt.Ga naar voetnoot956
Hy is daer van Ammeraeltje,Ga naar voetnoot957
En het puyckje van de buert
Vraeght dat vry, aen onse Aeltje,
960[regelnummer]
Dien hy vaeck eens tureluert.Ga naar voetnoot960
Al genoech van dees twee sessen,
Tot haer roem en eer gheseyt,
Die haer leven geen processen
Door partien zyn ontleyt.Ga naar voetnoot964
965[regelnummer]
Laet de soete Colleganten,
Die ghestadich by de vocht
Niet en doen als schijve planten,Ga naar voetnoot967
Oock eens wandelen voor de bocht,
Om te sien wie ons gheweste,
970[regelnummer]
Dagelijcx den tol betaelt,
En wie datter op het beste
Prijs en eer hier van behaelt.
Naer mijn dunckt 'k vin geen bequamer,
Noch die beter Compareert,
975[regelnummer]
Alst Collegi van de kamer
Dat met: d'wie naem is vereert.Ga naar voetnoot976
| |
[pagina 185]
| |
Doch 't sijn al te samen brackjes,Ga naar voetnoot977
In dien handel op ghevoet.
Die wel weten met wat quackjes,Ga naar voetnoot979
980[regelnummer]
Dat men 't glaesje vegen moet.
Bontemantel soop en backer,
Campen, Hasselaer en Sicx,
Vinck en Bas, die sijn wat lacker,Ga naar voetnoot983
Maer de andren sijn goet slicx.Ga naar voetnoot984
985[regelnummer]
Outgers vlaming, en Dirck 'tHovlingGa naar voetnoot985
Bricker, Rendorp, als de lest,Ga naar voetnoot986
Niet te stellen voor verschovling,Ga naar voetnoot987
Want sy mogent trots de best.
Dit Collegi is verheven,
990[regelnummer]
En op 't alderhoochst vereert,
Want m'er s'jaers een mael gaet geven
Om dat het soo statich teert.
| |
[pagina 186]
| |
'tFranse schiltje tot moy Saertje,Ga naar voetnoot993
Vinje 'savonts selde leegh,
995[regelnummer]
Want daer comt so menich Vaertje
Die sijn Wijf loopt uyt de weech.
En veel liever by de stralen;
Van de soete Weesper vliet,Ga naar voetnoot998
Haer vermaken weer gaen halen
1000[regelnummer]
Of het noyt en was gheschiet.
Als te passen op hun saken,
Die men toch voor al in acht
Hoort te nemen en te maken,
Dat een vroutje niet en wacht.
1005[regelnummer]
Maer dit schiltjen is verheven,
Boven eenich ander plaets
Daer men 'tbeste weet te leven,
Met de ouw en jonge maets.
't Is niet vremt men heeft oock garen
1010[regelnummer]
Als men toch zyn gelt verteert,
Vriend'lijck oogjens die vaeck waren
Naer het geen 't gheslacht vermeert.Ga naar voetnoot1012
'kMach dan oock om kort te handlen,
En om ras na huys te gaen,
1015[regelnummer]
Door twee kamers maer eens wandelen,
En de andre laten staen.
| |
[pagina 187]
| |
d'Ouwe luytjes moet ick eeren,
En vergunnen d'eerste stee,
Om haer stadich compareren
1020[regelnummer]
En haer geestich slicken mee.
Geeraers, Ojens, en kleyn franckje
Formentrouw van bon romyn
Sullen voor een stadich dranckje,
Nimmermeer verleghen syn.
1025[regelnummer]
Beeringh, Ipelaer en Metsuw,
Welborch, Brentes en Ian huer
Syn noyt voor het roock gat schuw,
Met een pypje by het vuer,
Ionge luytjes 'k moetje vragen,
1030[regelnummer]
Eer ick aen je namen kom,
Of ick vreesen sal voor slagen,
Want ick sie al dickwils om.Ga naar voetnoot1032
'k Wil niet hopen datje handen,
Na myn vleys so jeuckrich syn,
1035[regelnummer]
Als op hem die hier quam landen,Ga naar voetnoot1035
Met een heldre Mane-schyn.
'k Sal maer slechts je vanne raken,Ga naar voetnoot1037
En je daden laten staen
Want daer sou m'en boeck van maken
1040[regelnummer]
Wel van vier-en-vyftich blaen.
| |
[pagina 188]
| |
'k Sal alleenlyck maer gaen seggen,
Dat u al te saem vereert,
Dat g' u handel weet te leggen,
Dattet 's lants accys vermeert.
1045[regelnummer]
Soo 'k hier yemant ga vergeeten,
Die 't Collegi sy bekent,
'k Bidt wilt my dat laten weten
'k Sal hem voegen op het ent.Ga naar voetnoot1048
Van de Graef, Metsu en Geeraert,
1050[regelnummer]
Vos-kuyl, Oomse en Kamay,
Zyn al van de beste Leeraers
En in 't speelen wonder fray.
Outgers schaep, en Nieuwen-hove,
Met de Makelaer de Haes,
1055[regelnummer]
Gaense al te saem te boven
En verdienen d'eerste plaes.
Bogert, Blauwtje en van Keulen,
Vriesje, Voghel en Godyn,
Willen oock wel lustigh heulen
1060[regelnummer]
Met een goede Roemer Wyn.
Pelgrom sal nu oock wel leeren,Ga naar voetnoot1061
En eer langh mee worden fray,Ga naar voetnoot1062
Want hy kan in 't boeck verkeeren,Ga naar voetnoot1063
En mee schryven op de lay.Ga naar voetnoot1064
| |
[pagina 189]
| |
1065[regelnummer]
Dit sijn van de braefste haentjes,
Die nu op haer soet ghemack:
Hand'len met de Weesper traentjesGa naar voetnoot1067
En niet minder met Toback.
'k Prijs noch datse oock verkiesen
1070[regelnummer]
Al die sulcken handel doen,
Brave plaetsen daer men 't vriesen
Kan ontdooyen met een soen.
En ick meen dat dit consoortje,Ga naar voetnoot1073
Redelyck daer van versien,Ga naar voetnoot1074
1075[regelnummer]
Die peet Saertjens middel-boortjeGa naar voetnoot1075
Wel eens goeden avont bien.
Maer byget sy is soo nobel,
Alse van ter sy eens lonckt,
Datse vaeck een slappen bobelGa naar voetnoot1079
1080[regelnummer]
Ia byget een schaep ontfonckt.Ga naar voetnoot1080
Wilje s'werelts soeticheden,
En haer daeglycx ommeloop,
Sonder kommer sien besteden,
Soo kyckt maer na desen hoop.
1085[regelnummer]
Die sal u na 't leven wijsen,
En met soetheydt aen gaen bien,
Alle droefheydt te mis-prijsen,
En maer slechs na vreucht te sien.
| |
[pagina 190]
| |
Dese broertjes met hun vierenGa naar voetnoot1089
1090[regelnummer]
Sieje dagelijcx op de straet,
En een yder stadich swieren,
Daer sijn stijl hem roepen laet.
Vreeckje laet sijn werels uyrtjens
Soet verloopen op den doel,Ga naar voetnoot1094
1095[regelnummer]
En hy houtet by de vuyrtjens,
Daermen krijcht het braef ghevoel
Vande Duytse Rinse drupp'len
Die soo nobel uyt de kan
Na beneen in 't glaesjen hipp'len,
1100[regelnummer]
Dattet vreucht brenght in de man.
Gerrit gaet de Starren tellen,
En besiet uyt 't Firmament,
Waermen d'eerste Meyt sal vellen,
En wat cracht der by de vent.Ga naar voetnoot1104
1105[regelnummer]
Hy gaet stadich practiseren,
Op de gronden van 't begrip,Ga naar voetnoot1106
Daer soo menich met sijn veren,
Onversiens raeckt in de knip.Ga naar voetnoot1108
'kMeender alsoo vremde quintenGa naar voetnoot1109
1110[regelnummer]
Woelen in sijn harsen pan,
Als in Iacomo del Pinten,Ga naar voetnoot1111
Of in onse Schippers Ian.Ga naar voetnoot1112
| |
[pagina 191]
| |
Hansje gaet hem weer stilerenGa naar voetnoot1113
Met een over groote lust,
1115[regelnummer]
Datter kan gheen dingh passeren,
Of hy worter van bewust.
Hy is nyver in den handel,
En verstaet hem wonder wel,
Door syn dagelijckse wandel
1120[regelnummer]
Op het Iufferlijck ghequel.Ga naar voetnoot1120
Daer en wordt oock niet bedreven
In dees prachtich Amstels stadt,
Of hy moeter 't zyn van geven,
Na behoor van dit of dat.
1125[regelnummer]
Lomper Spreeuw en kan niet komen,
Die met al de Werelt schemt,Ga naar voetnoot1126
En die sellifs trots de vromen,Ga naar voetnoot1127
't Middel-rift geheel verlemt,Ga naar voetnoot1128
Door het jancken, met syn ranckenGa naar voetnoot1129
1130[regelnummer]
Na dat morsigh Enghels goet,Ga naar voetnoot1130
Daer hy mee al om drie blancken,Ga naar voetnoot1131
Dat men hierom niet wel doet.Ga naar voetnoot1132
Heeft ghehaelt de held're StarrenGa naar voetnoot1133
Die men in dien Hemel zayt,
1135[regelnummer]
En daer al de Venus Narren,
Mooytjens worden mee bekayt.Ga naar voetnoot1136
| |
[pagina 192]
| |
Lammert-oom die gaet syn leven
Op een ander wijs besteen,
En hy denckt, 'kwil my begheven
1140[regelnummer]
By die geen, die ick 't best meen,
En niet loopen lijck myn Breurtje,
Die het Venus Vaendel mindt,
Daer men aen een lieff'lijck deurtje,
Wercks ghenogh te sluyten vindt.Ga naar voetnoot1144
1145[regelnummer]
Hy is van de beste Vryers,
En die stadighst by de Meydt,
En oock van de minst bedyers,Ga naar voetnoot1147
Die het meest wort of gheseydt.Ga naar voetnoot1148
Wie roemt nu de groote stacy?
1150[regelnummer]
Wie roemt nu de groote pracht
Van de It'liaensche nacy
Die men toch soo geestigh acht
In het stuck van masquerade,
En vermomde mommery,
1155[regelnummer]
Met haer geestighe ambade,Ga naar voetnoot1155
En meer and're snakery.
Wilt niet roemen dat de landen,
Daer alleenich van versien
Daer men hier soo veelderhanden
1160[regelnummer]
Van die dinghen siet gheschien.
| |
[pagina 193]
| |
d'Amstel sout hem seker steuren.Ga naar voetnoot1161
Dat men op sijn gront niet vont
Brave geesten die de leurenGa naar voetnoot1163
Stadich hebben in de mont.
1165[regelnummer]
Onlanghs heeft noch eer bevochten,Ga naar voetnoot1165
Drie paer gheesten van de soort,
Die soo aerdich alsse mochten
Dansten met een soet accoort.
Dese brackjes met hun sessen,Ga naar voetnoot1169
1170[regelnummer]
Quamen gheestich lijck een spoock
En vertoonde hunne lessen,
Op de Feest van Monsieur Kroock.Ga naar voetnoot1172
Hey 'tBaletje ginck soo aerdigh,
En soo nobel op sijn pas,
1175[regelnummer]
Dat men 't achte alsoo waerdigh
Of het voor een Koninck was.
Neen hier worter noch gevonden,
Om haer naem, balet te kleenGa naar voetnoot1178
Die twee hondert Vlaemse ponden,
1180[regelnummer]
Op een avondt wel besteen.
Dat's geen noot, staet weer te prijsen,Ga naar voetnoot1181
Dat men sulcke geesten vint
Die haer brave daden wijsen,Ga naar voetnoot1183
Schoon men dan wat gelt verslint.
| |
[pagina 194]
| |
1185[regelnummer]
Als men 't weder kan vergeldenGa naar voetnoot1185
G'lijck dit braef Collegy doet,
Die hun eyghen namen melden
Om de grootsheyt van 't ghemoet.Ga naar voetnoot1188
Papen-broeck kan 't wel beginnen
1190[regelnummer]
Door de veelheyt van syn goet
Dat syn vaertjen heeft gaen winnen
Met een woeckerent ghemoet.
Haver-kamp macht oock wel tuygen,Ga naar voetnoot1193
Want hy wint mee gelt als slijck,
1195[regelnummer]
In de Moffen uyt te suyghen
Met syn Broertjes soet practijck.
Bloys en hoeft oock niet te vresen,
Want hy heeft een Moeyers Breur,Ga naar voetnoot1198
Die syn geltsucht kan ghenesen,
1200[regelnummer]
Als hy stopt een vaetse scheur.Ga naar voetnoot1200
Broeckje is van 't soet humeurtjeGa naar voetnoot1201
Die het nimmer komt t'onpas,
Want hy weet een achter-deurtje,
Na syn Meesters rijcke kas.
1205[regelnummer]
'tGelders Ventje wil wel kraken,Ga naar voetnoot1205
Alsser slechs maer Neuten zyn,Ga naar voetnoot1206
En je selt hem nimmer maken
Anghstigh voor een Roomer Wijn.
| |
[pagina 195]
| |
Buysje kan wel eer behalen
1210[regelnummer]
Als hy maer een ander vint,
Die de kleeren wil betalen,
En syn moye trony mint.
Hellip, hellip, hoor ick roepen,
Och! daer isser een in noot,
1215[regelnummer]
Ay! brenght licht in al de Stoepen,
Want het Knechjen is schier doot.
Siet, hy is soo vart ghedreven,Ga naar voetnoot1217
Och! brenght haeck, en leeren by,Ga naar voetnoot1218
Of hy laet syn jonghe leven,
1220[regelnummer]
Vat hem in syn kleeren vry.Ga naar voetnoot1220
Ay! wat soo, wilt hem doch nad'ren:
Treckt hem soetjes aen het lant:
Laet hem klimmen op de rad'ren,Ga naar voetnoot1223
Met de houte leer gheplant.
| |
[pagina 196]
| |
1225[regelnummer]
Heer, hoe is de Knecht besweken,
Houdt hem soetjes over ent,
En laet ick hem maer eens spreken,
Of hy van my was bekent.Ga naar voetnoot1228
Och! het is het broetse broentjeGa naar voetnoot1229
1230[regelnummer]
Dat uyt meester Hankocks huys,Ga naar voetnoot1230
Van dat jonghe leggent Hoentje
Komt ghelopen in de Sluys.
Soete Vryer, Venus handel
Wil hier met verstant gheschien,
1235[regelnummer]
En niet met een droncke wandel,
Dat men kan geen water sien.
't Is hier niet als in 't gheweste
Daer je langhe hebt verkeert,
Dat men eer geeft aen de beste
1240[regelnummer]
Die het alder meest Hoereert.
Maer byget ick wilje raden
Datje op je saken let,
En wel passen datje daden
Met verweeringh zyn beset.Ga naar voetnoot1244
| |
[pagina 197]
| |
1245[regelnummer]
Want soo 't Houreens komt te wetenGa naar voetnoot1245
Datje op die keetel sopt,Ga naar voetnoot1246
Ie sult van de lever eten
Die men met goe vuysten stopt.
Want hy houd dat soete Meysje
1250[regelnummer]
Voor syn daghelijcks onbyt,
En hy doet soo menigh reysje,
Dat de ouwe luy wel spyt.
Maer ick meen hy gaet al sling'ren
Met syn eenen been na 't lant
1255[regelnummer]
Daer men veel die met haer ving'renGa naar voetnoot1255
Voelen in de waterkant
Gaet bestellen om te halen
Van de Indiaensche vruchtGa naar voetnoot1258
Die men hier soo weet te malen
1260[regelnummer]
Dattet geeft een Peper-lucht.
Wat voor graeuwe langhe rocken
Kyck ick daer weer in 't verschiet:
't Lycke wel twee spitse klocken
Als men in de Toorens siet.Ga naar voetnoot1264
1265[regelnummer]
Of twee Broertjes van myn oorden,Ga naar voetnoot1265
Die ghestadigh bymen kaerGa naar voetnoot1266
Prev'len binnen s'monts de woorden,
En verlaten noyt den aer.
| |
[pagina 198]
| |
Alle sien, twee brave vryers,Ga naar voetnoot1269
1270[regelnummer]
d'Een is Mons. Calanbryn,Ga naar voetnoot1270
Wel bekent by de bedyers,Ga naar voetnoot1271
En het ander is Colpyn.
Meest by avont gaense treden
Met die langhe kleeden aen,
1275[regelnummer]
En besien in duysterheden,
Waer de mooyste Maeghde gaen.
Harten Heertje, 'kmoet je dadenGa naar voetnoot1277
En je Cordiael besluyt,Ga naar voetnoot1278
By myn kyers niet versmaden,
1280[regelnummer]
Maer mee roepen over luyt
Dat j'een van de gauste BasenGa naar voetnoot1281
Die nu in dit s'Werelts rondt,
Lustigh weten op te blasenGa naar voetnoot1283
En te swetsen met de mondt.
1285[regelnummer]
Wantje durft mee, trots de vromenGa naar voetnoot1285
Door de vryheyt van je gheest,
In een Ioffrouws selschap komen
Daerje noyt bent in gheweest.
En by gort dat sinne stuckenGa naar voetnoot1289
1290[regelnummer]
Daer wel op te letten staet,
Want men kan hen licht verruckenGa naar voetnoot1291
Door de een of d'ander praet.
| |
[pagina 199]
| |
Maer ick meen je sult wel voelen
Hoe de gront dan is ghestelt,
1295[regelnummer]
Als je roer begint te woelen
En te stooten aen het velt
Anders, vraeght het Labistraetje,Ga naar voetnoot1297
Die in al syn doen soo raer,Ga naar voetnoot1298
Dat hy door een soet'lijck praetje
1300[regelnummer]
Weet te krijghen 'tfraeyste haer.Ga naar voetnoot1300
Holla! 'k sou me wel versinnen
Dat ick hem de eer aen doe,
Dat hy in het Venis minnen,
Nimmermeer sou werden moe:
1305[regelnummer]
Want syn trouheyt in het vryen
Is by yeder wel bekendt
Dat hy gaet ghestadigh glyen
Van het een na 't ander endt.
Maer van al de nettigheden
1310[regelnummer]
Die een soete Ioffrou heeft
Om haer geestigh mee te kleden,Ga naar voetnoot1311
Hy het recht bescheyt van gheeft.Ga naar voetnoot1312
'kMeen hy is daer in ervaren,
Trots de beste kamer-meyt,
1315[regelnummer]
Om een Ioffrouw te verklaren,
Wat haer schoonigheyt verbreyt.
| |
[pagina 200]
| |
Van beneden tot na boven
Staet niet om haer poes'lich vleys,Ga naar voetnoot1318
Of hy weetet al te loven
1320[regelnummer]
Na behooren, op syn eys.
Of de Locxkens zyn ghepoeyert,
En 'tghesichte wel ghekapt,
En of 't Rocxken soo ghevoeyertGa naar voetnoot1323
Datter noyt geen wint door snapt.
1325[regelnummer]
Of de Boesem is ghereghen,
Oock te plat, of oock te ront,
En of Ioffrou heeft ghekregen
Knickers voor haer soete mont.Ga naar voetnoot1328
Alles weet hy uyt te legghen,
1330[regelnummer]
Daer my nu den tijdt aenschortGa naar voetnoot1330
Om wat meerder van te segghen,
Mits my hier een ander port.Ga naar voetnoot1332
Dat ick doch sijn brave stuckenGa naar voetnoot1333
(Die hy door het Bacchis nat
1335[regelnummer]
Heeft bewesen) sou doen drucken
Tot vercieringh van de Stadt.
Doch mijn dunckt se ben so geestich
Dat men die wel stellen mach
Om te sien hoe fraey en beestigh
1340[regelnummer]
Dat men houdt een droncke lach.
| |
[pagina 201]
| |
Door het swelgen van de kruycken,
En de glasen over hoop:
Wierde vol de Bacchus buycken,
En de sinnen op de loop.
1345[regelnummer]
Dese quant die sou ontlasten
Soo hem docht sijn volle blaes,
En hy gingh al swierent tasten
Na de deur van d'open plaets.
Maer mits dat de Maen niet helder
1350[regelnummer]
Lichte voor sijn droncke gat,
Valt hy los in d'achter kelder,
En het swick heel fraey uyt vat.Ga naar voetnoot1352
Doen soo spronghen Bacchis tranen,Ga naar voetnoot1353
Dese droncke bloet op 't lijf,
1355[regelnummer]
Daer hem Iantje quam vermanen
Dattet was maer tijdt verdrijf.Ga naar voetnoot1356
Hy na boven, en gaet duwen
Soo hy meende op 't ghemack;
Maer hy gingh van acht're spuwen
1360[regelnummer]
Lustigh in de reghen-back.
Soo der meer met sulcke myenGa naar voetnoot1361
Komen voor mijn heyligheyt,
'k Salse uyt myn ky'ren wyenGa naar voetnoot1363
En ontsegghen veyligheyt.
| |
[pagina 202]
| |
1365[regelnummer]
d'Amesfoorder die sijn daghenGa naar voetnoot1365
In de hooghe School besteet,
Moet ick oock zijn eer voor-dragen,Ga naar voetnoot1367
Dat 'tverstant al vry wat weet.
Want hy heeft nu vars gaen loeren
1370[regelnummer]
Dat de naem van Mons. VetGa naar voetnoot1370
Hy met reden vol mach voeren,
Trots de beste die wat het.Ga naar voetnoot1372
En mijn dunckt het mach wel wesen
Tot vermeerd'ringh van sijn eer:
1375[regelnummer]
Want syn vaertje placht voor desen
Mooy te doopen in het smeer.Ga naar voetnoot1376
Wie nu lust heeft in Negocy
En Contracten op syn maet,
Die verlaet de qua devocyGa naar voetnoot1379
1380[regelnummer]
En aensiet monsieur de Raet.
Dats een jongman die syn sinnen
Syn geslepen als een naelt,
Om een machtigh goet te winnen
Soo hy maer slechs niet verdwaelt
1385[regelnummer]
In 't begrip van syn gedachten,
Die soo vliegen over hoop,
Dat ick meen hy gaet maer wachten
Dat den Amstel komt te koop.
| |
[pagina 203]
| |
Of alleenigh droogh te malen
1390[regelnummer]
All de kleyne Leydsche plas,
Daer men wel in sou verdwalen,
Schoon men eens soo groots noch was.
Soete vrienden al te samen
Hoor wat ick het lest verbieGa naar voetnoot1394
1395[regelnummer]
Datje sult geen spel beramen;
Want ick bay de nuytse sie.Ga naar voetnoot1396
Maer wie komt hier dus ghedoken
Met de Mantel voor de neus.
Och! sijn Trony is beloken,Ga naar voetnoot1399
1400[regelnummer]
En 't ghesicht dat siet soo beusGa naar voetnoot1400
Of hy d'een al had ghegeten,
En den ander spuwen wou:
'tKnechje sal hem selfs vergeten
Door de over groote rou.Ga naar voetnoot1404
1405[regelnummer]
Want hy heeft syn Fulpe lapje
Daer alleenigh op ghemaeckt,
Om te vanghen 't lipse Kapje,Ga naar voetnoot1407
En het is juyst slip gheraeckt.Ga naar voetnoot1408
Soete ky'ren 'ksal vertrecken,
1410[regelnummer]
Want ick ben al moe ghegaen,
En mijn sellifs wat gaen decken
Voor de kouwe winter vlaen.
| |
[pagina 204]
| |
Heefter yemant nu te klaghen
Dat sijn schoen niet is ghevult,
1415[regelnummer]
Die wil daer geen rou om draghen;
Maer hem troosten met ghedult:
En verwachten 't ander jaertje,
Daer ick dan niet missen sal
Om te gheven 't soete vaertje
1420[regelnummer]
't Eerste met het achterstal.Ga naar voetnoot1420
P.V.
|
|