Wijze van annoteren
Noten van de verzorger staan steeds onder aan de pagina. De weinige noten die Tengnagel zelf bij zijn werk plaatste, zijn, zoals in de oorspronkelijke uitgaven, in margine gedrukt.
Annotering heeft plaats gehad bij taalmoeilijkheden, die het verder lezen kunnen beletten of ernstige misverstanden kunnen wekken, en bij het oplossen van toespelingen die met enige waarschijnlijkheid te achterhalen waren. Als een toespeling aangenomen mag worden zonder dat er enige aanwijzing bestaat in welke richting men zoeken moet, is er geen noot geplaatst.
De nummering van de noten sluit, bij in regels verdeelbare en verdeelde stukken, aan bij de regelnummering. Bij andere teksten (proza en niet in regels verdeelbaar toneel) is de nummering opeenvolgend voor de duur van de tekst. Bij prozagedeelten of toneelaanwijzingen in De Spaensche heidin is om verwarring te voorkomen een alfabetisch nummerings-systeem, per pagina, gevolgd.
In de noten zijn bekende afkortingen als eig. voor eigenlijk, bv. voor bijvoorbeeld, nl. voor namelijk enz. gebruikt, en één minder bekende: ws. voor waarschijnlijk. Dat deze laatste afkorting noodzakelijk bleek, spreekt boekdelen over de onzekerheid die over de betekenis van vele passages is blijven bestaan.
Eén afwijking van de oorspronkelijke tekst wil ik nog met nadruk vermelden: in De Spaense Heidin is niet gepoogd, de lettertypen en lettergrootte van de oude druk te reproduceren, aangezien dan onder meer technische problemen zouden rijzen. Het is mogelijk, waarschijnlijk zelfs, dat daardoor gegevens verloren zijn gegaan, die als ‘toneelaanwijzingen’ beschouwd kunnen worden. Voor een nauwkeurige beschouwing van de enscenering van dit stuk is daarom het oorsponkelijk nodig, - zoals doorgaans bij de bestudering van 17de-eeuwse toneelwerken.