Langzaam, zo snel als zij konden
(1990)–Toon Tellegen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |
[pagina 45]
| |
‘'s Ochtends, als ik wakker word,’ zei de slak, ‘dan heb ik altijd zo'n pijn aan mijn steeltjes.’ ‘O ja?’ zei de giraffe. ‘Wat grappig! Ik ook. Net alsof ze steken.’ ‘Ja,’ zei de slak. ‘Alsof ze in brand staan.’ ‘Alsof iemand hard aan ze trekt,’ zei de giraffe. ‘Ja,’ zei de slak. ‘Zo'n pijn is het.’ Ze knikten naar elkaar en waren trots op hun gemeenschappelijke ochtendkwaal. ‘Kijk,’ zei de giraffe, ‘dat kan ik nou nooit eens uitleggen aan de mus.’ ‘Nee,’ zei de slak. ‘Of aan de schildpad. Hoewel ik het met hem wel over verbouwen kan hebben.’ ‘Verbouwen?’ vroeg de giraffe. ‘Wat is dat??’ En hij zette zeer grote ogen op. ‘Ja...’ zei de slak met een trage, gewichtige stem, ‘dat is heel moeilijk uit te leggen.’ De giraffe probeerde iets te bedenken wat ook heel moeilijk uit te leggen was, maar hij kon zo gauw niets vinden. Hij bromde iets en liep toen door. De slak had kort tevoren uitvoerig met de schildpad gesproken. Zij woonden te klein, vonden zij. Zeker als er bezoek was, als het regende. De schildpad wilde wel een schuurtje met een afdak hebben. Maar hoe sleep ik dat mee? vroeg hij zich af. Of een vleugel, opzij. Dat leek hem ook wel wat. De slak voelde meer voor een verdieping. Die ochtend, na zijn gesprek met de giraffe, besloot hij meteen met de verbouwing te beginnen. Het was nog vroeg in de dag en het hoefde ook maar één verdieping te worden. Aan het einde van de middag was de verdieping klaar. Er zat aan de voorkant zelfs een klein balkon aan. Voor als ik iemand in de verte wil zien aankomen, zei de slak tegen zichzelf en hij was zeer tevreden. Ter ere van zijn verbouwing gaf hij die avond een feest. Een voor een mochten de dieren op het balkon staan en zwaaien naar de anderen, beneden. ‘Hallo!’ riepen de anderen dan terug. Als een van de laatsten betrad de giraffe het balkon. Hij boog zich | |
[pagina 46]
| |
ver voorover en kwam met zijn nek bijna bij de grond. Hij wenkte de flamingo. ‘Zullen we het over dansen hebben?’ vroeg hij luid. ‘Daar kan ik het nou nooit eens over hebben...’ Maar de slak hoorde hem niet. Hij deed juist de deur naar de benedenverdieping dicht. Hier, dacht hij tevreden, heeft nooit meer iemand iets te zoeken. Hier woon ik voortaan echt op mijzelf. En terwijl buiten het feest nog luidruchtig druiste stapte hij in zijn bed. |
|