[XII]
Midden in het bos kwamen de olifant en
de slak elkaar tegen.
‘Hallo olifant,’ zei de slak.
‘Dag slak,’ zei de olifant.
Op dat moment begon het te regenen.
‘Kom maar even binnen,’ zei de slak.
‘Graag,’ zei de olifant en hij stapte het huis van de slak in. Het
was warm en donker daar binnen, terwijl de regen op het dak kletterde.
‘Het is hier wel nauw,’ zei de olifant.
‘Ja,’ zei de slak. ‘Maar niet als ik alleen thuis ben.’
‘Ik vraag me af,’ zei de olifant die nauwelijks kon ademhalen, ‘wat
erger is: nat of nauw?’
‘Ja,’ zei de slak, ‘wat zou eigenlijk erger zijn?’
‘Heb je hier nergens een raam?’ vroeg de olifant.
‘Als ik kijken wil ga ik altijd naar buiten,’ zei de slak.
De olifant knikte, maar het huis van de slak was net iets te klein
daarvoor. De wanden kraakten, barstten en vielen in scherven uiteen.
‘Wat deed ik nou?’ vroeg de olifant.
‘Knikken,’ zei de slak, terwijl de tranen in zijn ogen sprongen.
‘Maar dat doe ik zo vaak...’ zei de olifant. Maar toen sloeg hij
zijn ogen neer en zei: ‘Het spijt me, slak.’
De slak keek zo verdrietig dat de olifant een brok in zijn keel
kreeg. Het was ook een treurig gezicht: de neergutsende regen, de stukjes huis
en de wanhopige slak.
‘Kan ik iets lijmen?’ vroeg de olifant. Maar de slak zei alleen
maar: ‘Loop maar door, olifant.’
Toen de olifant doorliep riep hij hem nog na: ‘Maar ik ben niet
boos!’
‘Nee,’ riep de olifant vlak voordat hij niet oplette en met zijn
volle gewicht tegen de beuk botste, en wel zo hard dat de eekhoorn boven in
zijn huis met stoel en al omviel, terwijl hij juist even zat te slapen.
De avond viel en de slak zocht alle scherven van zijn huis bij
elkaar. Met wat lijm maakte hij zijn huis weer heel. Maar in het dak liet hij
een opening waardoorheen iemand voortaan zijn hoofd zou kunnen steken als hij
wilde knikken.
Toen hij die nacht plotseling wakker werd zag hij door de opening