Schoonheid van zulk een vrouw, wat heeft men u daar, in die potsierlijke opvoering, van de idiote ‘Giska, la Bohémienne’ belasterd, vernederd, omhangen met de plunje der lagen - gij, die, op uzelve, zo bekoorlijk zijt. Otéro heeft u laten dansen als een slet, heeft u uitgestald als een vet varken, en van uw lenige zoetheid, harmonije der hemelse gave, die gij toch werkelijk zijt, heeft zij een gepeperd cancan gemaakt op muziek van Leo Puget.
Het was, ik verzeker u, tamelijk miserabel. Maar wat dan geheel wandrochtelijk scheen, was wel die andere ‘vertoning’ 's anderendaags, in dezelfde music-hall Alhambra: Darewski!
Darewski, arm jongetje, wat heb ik u beklaagd!
Laat ik hem bij u, waarde lezer, introduceren: Darewski, een guit van elf jaren, lief als alle guiten op die ouderdom componeerde grote marsen en dansen reeds van op zijn negende jaar. Virtuoos pianospeler. Voert alle sonaten der hoge meesters op. Kapelmeester! Ja waarlijk, Kapelmeester: dirigeert zonder partituur operaouvertures, symfonieën, enz...
Ik heb het manneke aan de gang gezien. Jammerlijk! dat kunt ge denken. Dood is dat kind, dood voor verdere ontwikkeling, want rijp heeft men het voor de jaren gemaakt en nu is het voor geen gezonde assimilatie meer vatbaar. Ik dacht aan mijn eigen kinderen en zou er wel bij gaan wenen zijn... Wrede wereld! Vertoningswereld! Wereld van tendentieuze uiterlijkheid! Wereld van komedie! Moesten de mensen nu eens d'r ogen open doen en rondom hen al die lijken zien liggen, al die lijken - al dat gouden leven versmacht.
Ik kom natuurlijk wat laat met mijn nieuws: Z.K.H. Prins Albrecht van België heeft in de senaat zijn maiden speech uitgesproken. Hij verwierf grote bijval. Alle leden der Hoge Kamer - behalve de Socialisten - hebben de redevoering toegejuicht. Prins Albrecht sprak naar aanleiding van een voorgelegd wetsvoorstel, over de inrichting van een handelsvloot. Enige jaren voor hem had, in dezelfde Hoge Kamer, de hertog van Brabant, thans Koning Leopold II, een soortgelijke redevoering uitgesproken. De woorden en werken van de Hertog hebben waarschijnlijk de zaak niet bevorderd en een herhaling door de Prins, zijn neef, werd wenselijk geacht. Prins Albrecht schijnt overtuigd te zijn van de noodzakelijkheid ener uitbreiding van de vissersvloot: ontwikkeling der professionele