dan Sarah Bernhardt gelegenheid geeft om zeer mooi voor het souffleurbakje te sterven.
Het ganse vertoog loopt hierop uit, dat een onvast of onverwittigd mens aan de zo hooggeroemde en wijdvermaarde talenten van de Franse tragédienne in volle ernst gaat twijfelen.
Maar het speur van zulke talenten wordt niet, zelfs door ouderdom, uitgewist, en wij kregen het wel te zien bij de opvoering van ‘Les Bouffons’, een eigenaardig en flink gebouwd werk van Miguel Zamacoïs. Hier was Sarah Bernhardt voortreffelijk, waaruit te besluiten is dat zij te eerlijk is ons aan een flauweteit, zelfs van eigen vinding, een valse luister bij te zetten. Hier was zij op meer dan een plaats uitstekend.
Het stuk van Miguel Zamacoïs is geheel-Frans, vlug, speels en geestig. Het heeft weliswaar niet veel om het lijf en het toetst de mensen en de dingen aan de oppervlakte. Maar hoe kleurrijk, hoe sierlijk, hoe sluw is het toch! En het vers dan, hoe klinkt het zinnelijk, soepel en rap, of hoe pronkt het als een pauw met al zijn schitterende vederen! Ik ben niet ingenomen met al te luchtige kunstbeginsels waarlangs een dergelijk werk is opgeleid; ik moet echter bekennen dat het ganselijk ontstaan is op de gronden van zuivere volksaard; het is zodanig Frans dat het er, buiten alle meer bijzondere hoedanigheden om, helder door wordt, en men voelt zeer scherp dat men hier te doen heeft met een schrijver, welke op klare traditiën berust. Ge kunt Zamacoïs in éénzelfde zak met Rostand steken. Hun literair bestaan is, na de geweldige romantiek en de oratorische kracht van Victor Hugo, niet onontbeerlijk, maar het is algelijk ook niet overbodig. Men geniet van zulk werk, zolang het de rechtstreekse uiting is van een ras.
Als zodanig kan het aanvaard worden en moet het beschouwd.
Sarah Bernhardt kan verzen opzeggen. Jongens wat een knapheid! Haar stem verft de woorden met honderd verschillende kleuren, omklinkt ze met duizenden moduleringen, besnoert ze in lijnen van onzeggelijke buigzaamheid. De stem doezelt soms in een zoete laagte, stijgt als een borrelend leven, deint een tijdje op een middelmatige hoogte, zinkt op een dode trage silbe, wipt alweer opwaarts, wiegt over een beschrijvende volzin en schiet rijkelijk uit, breed opklarend, statig zich uitzettend, of ineens wegschietend in hete drift, gloeiend van passie en hijgend van hoop.