Winterfeestgetij (16 januari 1908)
Er wordt dapper en druk ‘geleefd’ in de stad. Onder de zibelienen kragen en de persianer bolero's is een feestkoorts bedrijvig, welke binnen de licht-spetterende muren een geharrewar doet ontstaan, waarvan de roerende en uiteenlopende adering de koude stenen doorgloeit. Kerstdag, Nieuwjaar, Drij-Koningen en Verloren Maandag! Triomfantelijke reeks van korte zonnen en blinkende avonden, wemeling van helle kleuren in rechte geuten groenblauwe elektriciteit, vonkeling van zacht-oranje gaslicht en al die klare vierkanten, al dat diamantgestraal op de vochtige straatvlakte! Daar wippen de dichtgefrommelde vrouwtjes op hoge hakken over, daar schaduwen de ronde herenpelisen langs, daar huiveren de meisjes met mimosa en bleken de ketjes met ansichtkaarten. Een dampende kerel met geurige smoutebollen staat te midden-in, gelijk een kalm fornuis...
Is het koud? Is het winter? Wat zegt het seizoen?
Het spreekt van feesten en vieringen. Rood-groen-gele bazars doen gapen als hete hellen hun sterke verven. Kinderstemmen, vrouwengeroes, mannengebrom, de roep van een venter en de klets van een voerman, een zoevende davering en erboven het kleppend tramgeklingel!... Wielen rammelen... Wel! hoe klinkt de gladde trottoirzuil, hoe galmt - ja, doet zij niet waarlijk? - die zilverzinderende vensterruit, hoe knettert op zijn eentje - inderdaad, ik verzeker 't u! - die glimmende git-blakke koetsiershoed, en, op de koop toe, wat schatert daar een lach, een lachje, alle de tanden van ivoor tussen de dubbele kerze van die meidekensmond!. Mensen, mensen, geneert u maar niet!
Er zijn er gisteren zevenendertig gestorven, die verkouwen waren. Men spreekt van drie broeders die met open frak Maxim's rozig deurken zijn uitgelopen. Waar naartoe? Dat zult gij niet weten, nooit geraakt een klokgeluid boven de golven van dees stadslawaai. Iemand heeft, ergens, een vervroren peetje gevonden. Daar lag een kindje dood achter de kazerne. Wat zegt toch het seizoen?... Malligheid!...
De dochter van Burgemeester De Mot is getrouwd. Zesenveertig hoftoiletten. Een salontafel met tachtig gouden schotels. Agenten in grote tenue. Het bestuur van de Muntschouwburg richtte een