Brussel-Kermis (21 juli 1907)
Volle gas!... Het is wel alle jaren 't zelfde gedoe, maar het is alle jaren even plezant. Zo'n kermisprogramma, dat zit hem in 't bloed van de Brusselaars. Verander er niets aan want ge zet dadelijk de helft van de stad, en niet de minst levendige helft in oproer! Het gemeentebestuur weet er iets van! Alle jaren laten de dagbladen alhier enige schimpsissertjes los om de feestelijke spijskaart bespottelijk te maken. De burgers die 't beste van hun volksaard verloren hebben doen mee en bij 't lezen van het kleurzotte feestplakkaat ziet ge ze hun neus optrekken.
- Ça pourrait toullemême une fois changei, gaan ze mommelend.
- On tient le fou avec nous! meent er een.
- C'est les contribuables qui paient, et s'il y en aurait encore pour tout le monde, mais il y a que pour les cabaretiers! C'est dégoutant! redeneert een andere.
Die mensen hebben ongelijk. Ze zijn er immers niet bij gevraagd! Als ze niet tevreden zijn, kunnen ze opkrabben. Niemand dwingt hen in de stad te blijven en, als het niet regent, zullen ze buiten in de volle Brabantse lucht, het heerlijkste zomerweer vinden. Zet ze op een char-à-bancs en rijd ermee de velden in! Ze kunnen er de weiden en de ‘poiëtieke’ hoekjes van het Terkamerbos bestrooien met hespvelletjes, bloedpenslappen, Soir-papier en ledige Bavière-flessen. Hier, midden in de lol van de lage stad, passen die filosofen niet.
Dat programma, waarom, ik vraag het u, zou men het veranderen? Waarmee zult ge de honderd en één kanonschoten vervangen, die de feestdagen openen, en waarmee het ‘groot vuurwerk’ dat het slot uitmaakt van die jaarlijkse pret? Als er geen plechtige Ommegang bij is, vernedert ge redeloos de ontelbare maatschappijen van handboogschutters, kruisboogschutters, bolboogschutters, kolveniers, de mannen van de platte bol, de ‘die van de krulbol’, de kegelaars, de vissers, de liefhebbers van de vogelpik, van het balspel op de blote hand en op de handschoen, de karabiniers en de duivenmelkers.
Als er geen Reuzenwandel ingericht is, krijgt ge de heldhaftige dokken op de rug, en dat is taai volk, geloof me.
Als er geen foor is, zullen de Marollen in opstand komen met meer