Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Scheepswerf Wanders & Zoon (1953)

Informatie terzijde

Titelpagina van Scheepswerf Wanders & Zoon
Afbeelding van Scheepswerf Wanders & ZoonToon afbeelding van titelpagina van Scheepswerf Wanders & Zoon

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.64 MB)

Scans (11.02 MB)

XML (0.41 MB)

tekstbestand






Illustrator

Annelies Kuiper



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Scheepswerf Wanders & Zoon

(1953)–Anno Teenstra–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 192]
[p. 192]

Hoofdstuk XV

Het gaat uitstekend met Jeanne Wanders. Ze ligt nog in het ziekenhuis en het zal nog wel een poosje duren eer ze als genezen ontslagen wordt, maar het gevaar van buikvliesontsteking is afgewend en ze wordt met de dag sterker.

Het weerzien is hartroerend. Hoewel Willem toch maar enige dagen buiten het land is geweest, is het voor hen beiden precies of ze elkaar in weken en nog eens weken niet hebben gezien en gesproken. O, er is heel veel te vertellen en Jeanne is zó blij dat hij weer terug is, dat de tranen haar rijkelijk over de wangen lopen.

Willem doet haar een uitvoerig verslag van zijn ervaringen in Lissabon en van zijn voorlopig succes. Jeanne is daar dankbaar voor en als hij een ogenblik zwijgt, fluistert ze:

‘O, Wim, als wij maar niet vergeten te danken!...’

Hij knikt ernstig. Ja, Jeanne heeft gelijk, hij weet het wel. Als alles weer goed gaat, dan is er het gevaar dat hij door zijn werk in beslag genomen wordt en dat hij denkt dat het zo hoort. Hij zou kunnen vergeten dat het de hulp van bóven was, die hem Jeanne deed behouden. En ook zal hij altijd moeten vechten tegen hoogmoed, vooral als de overige leden van de combinatie hem zullen prijzen voor het feit dat hij er het daar in Lissabon doorgesleept heeft en dat hij thuisgekomen is met het verzoek tot inschrijving voor die aanbesteding.

‘Ja,’ zegt hij zacht, ‘ik zal altijd moeten denken aan die zin in het notitieboekje van mijn grootvader: Met Gods hulp zijn we die moeilijke tijden doorgekomen. Nieland zou zeggen dat de grote pieten de zaken bederven. Maar wij bederven het zélf zo dikwijls, Jeanne.’

‘Nieland, zeg je? Hij is gisteren hier geweest, Willem!’

‘Op ziekenbezoek?’

‘Ja, kijk maar niet zo verwonderd, het is zó. Jouw personeel vergeet me niet. Gisteren kwam hij; de stakker kwam met zijn ene been de trappen opstrompelen. En toen een zuster hem zag en zei dat hij wel

[pagina 193]
[p. 193]

met de lift naar boven kon gaan, zei hij: - Och, zuster, een houten stomp betekent niks. Sommige mensen krijgen moede benen, maar ik kan er hoogstens één krijgen dat vermoeid raakt.’

‘Die Nieland toch!’ zegt Willem verbaasd en glimlachend.

‘Ja, je had er bij moeten zijn. Hij was zo beleefd en schuchter en hij struikelde telkens over zijn woorden. Hij hoopte dat het gepermitteerd was en dat ik hem wou verexcuseren als hij niet welkom was. En natuurlijk hoopte hij dat ik weer gauw thuis en gezond zou zijn en dat “meneer-uw-man” ook weer spoedig uit Portugal terug zou komen... En je zal nooit raden wat hij mij verklapt heeft...’

Het gezicht van Willem betrekt.

‘Nam hij het mij soms kwalijk dat ik weggegaan was terwijl jij hier lag?’

‘Nee, dát heeft hij niet gezegd. Maar hij deed wel zijn best om van mij langs een omweg te weten te komen of ik het niet erg vond dat jij naar 't buitenland was. En toen ik hem vertelde dat ik er zelf op aangedrongen had dat je zou gaan, omdat het belangrijk was voor de werf, klaarde zijn gezicht helemaal op en hij mompelde dat de proletaren soms praten als kippen zonder kop. Je weet hoe Nieland is en je kent zijn terminologie. Ik heb er van genoten...’

‘Maar wat heeft hij dan verklapt, Jeanne?’

‘Dat zal je niet raden, man! Hij heeft me in diep vertrouwen, “omdat meneer en mevrouw Wanders toch niet iedereen zijn”, verteld, dat de kogel door de kerk was en dat hij een request had weggestuurd aan... weduwe Dekker. Inhoudende het verzoek om met hem... een huwelijk aan te gaan!’

‘O, dan heeft hij behoorlijk lang over dat request gedaan,’ lacht Willem. ‘Ik heb die bui zien groeien, Jeanne.’

‘Dat kan dus nog een bruiloft worden. Een verstokt vrijgezel, die met zijn Annètje naar het raadhuis rijdt! Hij zei dat hij er stik beduusd van stond dat ik weer tegen het walletje opklauterde. - Ja, Nieland, zei ik, dat is Gods goedheid, Hij heeft me nog in 't leven willen laten. Toen keek hij heel ernstig, hij zei een poosje niets. Op 't laatst zei hij: Mevrouw Wanders kon het weleens bij 't rechte eind hebben. Ik heb altijd geloofd, mevrouw Wanders, dat het heilig Opperwezen zich niet met ons, mieren op de grote wereld, zou bemoeien. Maar Annètje

[pagina 194]
[p. 194]

zegt ándere dingen en u zegt het ook... en u kon wel eens gelijk hebben.’

‘De portier is een wonderlijk man,’ zegt Willem. Misschien vindt hij door zijn huwelijk met Annètje een veel groter geluk dan hijzelf vermoedt. Misschien komt hij tot de ontdekking dat niemand eenzaam is...’

Nadien spreken ze weer over de kinderen. Ten slotte zegt Jeanne:

‘Willem, zal je niet vergeten dat je nog iets moet doen? Denk er om dat je het door alle drukte niet vergeet, hoor!’

‘Wat bedoel je?’

‘Dat van Titia en Johan... Je bent toch niet vergeten waarom Titia op de Zaterdag toen ik ziek werd, naar ons toe kwam?’

‘Je hebt gelijk, Jeanne. Ze wilde met me spreken. Ik zal morgen met haar praten, dat beloof ik je. Johan en zij mogen niet scheiden, het moet weer goed worden tussen die twee. Ze blijft in ieder geval voorlopig nog bij ons.’

‘Fijn is dat, ik voel me nu veel rustiger. Titia gaat niet eerder weg, voor ik weer thuis ben. De kinderen zijn dol op haar, het is tante Titia voor en tante Titia na. En ik hoop dat ze daarna naar haar éigen huis gaat.’

‘Daar heb ik goede moed op.’

‘Ik ook, Willem. Maar misschien kunnen wij het zowel voor Titia als voor Johan gemakkelijker maken, nietwaar?’

 

Als Willem die avond tegenover Titia zit kijkt hij haar aandachtig aan. Zij zit een beetje voorover, ze stopt een paar kousen van Karel. Het valt hem op dat zij sterk veranderd is de laatste tijd. Ze is ouder geworden in haar gezicht. Ze kijkt een beetje zorgelijk. Maar ze is ook rustiger geworden - ja, vooral veel rustiger. Het nerveuze, dat hem vroeger vaak hinderde, is nu verdwenen; Titia lijkt evenwichtiger te zijn geworden.

‘Zeg, Titia, je zou me altijd nog eens vertellen wat je op je hart had. Daar was je eigenlijk voor hierheen gekomen, is 't niet? Nu, je kwam als geroepen op die avond; en ik ben heel blij dat je voor m'n huisgezin zorgt. Het geeft ook Jeanne zo'n reusachtige geruststelling.’

[pagina 195]
[p. 195]

Titia kijkt hem een beetje verrast aan. Het ontgaat hem niet dat zij kleurt. Zij buigt zich weer over de kous en zegt:

‘Ja... nou ja, 't kan morgen of overmorgen ook wel, hoor. Ik ben nog niet weg.’

‘Net zo je wilt, Titia Ik luister graag.’

‘Misschien,’ zegt ze aarzelend, ‘misschien hoor je niet graag klaagliederen, Willem. Bovendien is het weinig prettig...’

Hij steekt een sigaar op en zwijgt. En dan begint Titia te vertellen. Eerst gaat het langzaam en aarzelend en weet ze met moeite haar woorden te kiezen. Spoedig gaat het wat vlotter, dan heeft zij haar schroom overwonnen. Het is het verhaal van haar huwelijk met Johan; over hun leven in Den Haag, over hun moeilijkheden en zorgen en de herhaalde pogingen om alles weer goed te maken. Maar altijd liep het weer mis. De kloof werd steeds breder, ze verstonden elkaar niet meer omdat ze elkaar niet wílden verstaan.

Willem luistert aandachtig. Het is niet zozeer de geschiedenis van leed en narigheid, die hem ontroert; veel meer is het de toon van Titia's stem en de wijze waarop zij alles eerlijk vertelt. Het is een tragedie van twee mensen die naast elkaar leefden, elkaar niet begrepen en hun wensen en verlangens niet wilden aanpassen aan die van de ander.

‘Ik ben een tijdje in Lochem geweest, daar heb ik veel nagedacht over alles,’ zegt Titia. ‘Soms liep ik urenlang in de bossen om het met mezelf uit te vechten. Vechten... dat woord is niet overdreven, Willem. En toen ben ik naar jullie gekomen om je hulp te vragen...’ ‘Je kunt op mijn hulp rekenen, Titia. Dat wil zeggen: als het voor iets is dat eerlijk en zuiver is.’

‘Dank je. Ik heb het wel geweten. Jij en Jeanne zijn rustige mensen en... zo christelijk, zal ik maar zeggen.’

‘Wij zijn slechte christenen, Titia. We doen de dingen meestal hopeloos verkeerd en het lijkt er dikwijls niet op dat we navolgers van Hem willen zijn. We blijven op alle punten in gebreke en het erge is, dat we vaak menen dat we 't er best afbrengen...’

‘Misschien had ik het anders moeten zeggen, Willem. Jullie hebben toch altijd een... steunpunt, nietwaar? Johan en ik zijn van elkaar gegaan omdat we dachten dat we 't samen niet meer konden uithouden. Maar dat is een vergissing geweest, we hebben ons alle twee

[pagina 196]
[p. 196]

vergist. Weet je wat onze grootste fout is? Dat we niet opnieuw wilden beginnen. Dat we niet wilden breken met wat geweest is... Toen we pas getrouwd waren, gebruikten we onze trouwbijbel. Later niet meer en we gingen ook niet meer naar de kerk. Ik geloof dat dit de oorzaak van alle ellende geworden is. We gingen een andere koers, Johan en ik. Maar die deugde niet en toen kwamen er allerlei moeilijkheden.’

Willem trekt bedachtzaam aan z'n sigaar. Hij heeft aandachtig naar zijn schoonzuster geluisterd. Er is vreugde in z'n hart, vooral om wat Titia op het laatst gezegd heeft. En wat hij eerst gevreesd heeft, blijkt nu niet waar te zijn. Hij had namelijk vaak gedacht er een zware dobber aan te zullen hebben om zijn broer en Titia weer tot elkaar te brengen, maar nu is ze zelf al tot andere gedachten gekomen. En toen hij Johan voor het laatst sprak, stond deze toch ook niet helemaal afwijzend. Op zijn vraag of hij eens met Titia zou praten, had Johan immers gezegd: Mij best...

‘Ik ben blij dit alles van je te horen, Titia. Natuurlijk, jullie moeten elkaar weer vinden, Johan en jij. En je hebt gelijk: jullie voeren een verkeerde koers.’

‘Johan moet zich toch eigenlijk ook leeg voelen, net als ik,’ zegt Titia. ‘Nooit voel ik me helemaal voldaan, zelfs de duurste pretjes in Den Haag voldeden me eigenlijk niet. Eerst was het mooi, maar later kreeg je een wrang gevoel. Dat moet Johan toch ook hebben. Als het ánders werd, anders tussen ons, dan zou álles anders zijn, Willem...’

‘Ik begrijp je wel. 't Is moeilijk om het onder woorden te brengen, maar dat hoeft ook niet. Zal ik nog eens met Johan praten, Titia?’

‘Ja,’ zegt ze, dankbaar hem aankijkend. En even later: ‘Ik zou hem willen voorstellen uit Den Haag te gaan. Johan en ik, wij horen eigenlijk niet in zo'n grote stad, wij kunnen er niet tegen, we raken er onszelf kwijt. Ergens buiten, waar het rustiger is, zouden wij misschien ook kalmer leven...’

‘Ik zal er eens met hem over praten,’ belooft Willem. ‘Maar vergeet niet dat het een groot offer voor hem zou zijn, want hij heeft daar een uitstekende practijk. Maar ik mag zoiets niet forceren, het moet z'n tijd hebben. En... uiteindelijk zit het 'm niet in de stad, Titia. Dat zal je op den duur zelf moeten erkenen. Het zit in dat ándere.

[pagina 197]
[p. 197]

Jullie moeten jullie gehele leven anders inrichten en instellen. Ik wil niet preken, maar in een goed huwelijk moeten man en vrouw vooral veel geven en weinig nemen. Ze moeten ook naar elkaar toe groeien en trachten elkaar te begrijpen. Het is zo gemakkelijk om te zeggen: ‘Hij doet het zus of zo en dat vind ik verkeerd.’ Je moet proberen je in te denken in de ander zijn gedachten en gevoelen en trachten te weten te komen, waarom hij dat zus of zo doet. Weten is vaak ook begrijpen, waarderen en... vergeven. Wie veroordeelt, weet meestal niets of heel weinig!

In het huwelijk gaat het om begrijpen. Om begrip van weerskanten. Niet alleen van Johan, maar ook van jou. Als jullie dat inzien zullen jullie weer opnieuw kunnen beginnen met een goede kans op succes!’ Titia geeft geen antwoord. Zij begint plotseling te huilen en gaat de kamer uit, naar de keuken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken