Jeanne rilt van zijn nuchtere woorden en Willem zit sprakeloos. Hij wil een geruststellend woord zeggen, maar hij kan niet; het is hem of zijn keel toegeschroefd zit.
‘Ik ben niet bang meer om te sterven,’ hijgt de oude man. ‘Nee, nú niet meer. Ik heb veel verkeerd gedaan, maar ik weet nu dat God mij vergeven wil. Ik vertrouw op Zijn genade... ik mág daar op vertrouwen...’
Hij sluit zijn ogen en blijft een ogenblik roerloos liggen. Op het tafeltje naast het bed tikt zacht een bureauklokje. Van de straat dringen onbestemde geluiden tot de kamer door.
‘Als ik er niet meer ben, moet jij voor alles zorgen, Willem,’ hervat de zieke het gesprek. ‘De notaris heeft mijn testament. In mijn bureau beneden ligt in de rechterbovenla een grote gele enveloppe... Die moet je dan openmaken. Daar staat alles in... en je moet het precies zo doen. Beloof je me dat?’
‘Ja,’ zegt Willem gesmoord. ‘Maar...’
‘Nee, zeg maar niet dat ik beter word. Ik voel het zelf wel, Willem. Ja, ik moet door een zwarte rivier, maar als ik aan de overkant ben, is alles goed... Willem, jongen, beloof me vooral dat je je broers niet uit het oog zult verliezen. Denk altijd aan Peter. 't Is een beste jongen, maar hij heeft geen zakelijkheid, hij is alleen maar idealist. Zul je hem altijd terzijde staan, Willem?’
Willem knikt, er valt en traan op zijn hand.
‘En vergeet ook Johan niet. Hij denkt te veel aan zichzelf, hij is het tegenovergestelde van Peter. Ik ben bezorgd over Johan. En zul je Johan vooral vragen om ook zijn best te doen voor Peter? Dat proces moet altijd nog komen, het duurt zo lang met die dingen. Ik denk vaak aan de geschiedenis van Kaïn en Abel, als Johan in mijn gedachten is.’
‘Wil je soms wat water, oom Jan?’ vraagt Jeanne met verstikte stem. ‘Ja, geef het glas maar in m'n hand... Houd het maar vast, m'n armen trillen zo, Jeanne...’
Als hij gedronken heeft, gaat hij verder:
‘In dat testament van me staan een paar ongewone bepalingen. Misschien zal je 't vreemd vinden, Willem... Je broer Johan in ieder geval wel. Maar jij bent anders en Peter ook. Jij bent net als je vader, Willem. Die wist wat God van hem vroeg... en hij probeerde er naar