De negerslaven in de kolonie Suriname
(1842)–Marten Douwes Teenstra– AuteursrechtvrijMarten Douwes Teenstra, De negerslaven in de kolonie Suriname. H. Lagerweij, Dordrecht 1842
-
gebruikt exemplaar
exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: 1275 A 24
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens enkele hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van De negerslaven in de kolonie Suriname van Marten Douwes Teenstra uit 1842.
redactionele ingrepen
p. t.o. 32: De illustratie staat op een uitklappagina. Een detail is uitvergroot en onder de afbeelding geplaatst.
Na p. 380 bevat het werk nog een ‘bladvulling’ met de “Algemeene bepalingen van het Nederlandsch Jongelings Genootschap ter Afschaffing der Slavernij”. Deze pagina is opgenomen in de weggelaten tekstgedeelten.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (p. II, 1, 2, 82, 128, 174, 176, 310, *1) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina ongenummerd (p. I)]
DE NEGERSLAVEN in de KOLONIE SURINAME.
[pagina ongenummerd (p. III)]
DE NEGERSLAVEN in de KOLONIE SURINAME en de UITBREIDING VAN HET CHRISTENDOM onder de HEIDENSCHE BEVOLKING, door M.D. TEENSTRA.
te DORDRECHT, bij
H. LAGERWEIJ.
1842.
[pagina ongenummerd (p. XVII)]
INHOUD.
EERSTE HOOFDSTUK. | ||
algemeen overzigt van suriname en hare vrije bevolking. | ||
I. | beknopt overzigt van de kolonie suriname | Bl. 3. |
II. | bevolking de kolonie | Bl. 8. |
III. | landbouwende klasse | Bl. 11. |
IV. | vrije inwoners van de stad paramaribo (met platten grond) | Bl. 33. |
TWEEDE HOOFDSTUK. | ||
de slaven in de kolonie suriname. | ||
I. | algemeen overzigt | Bl. 83. |
II. | vermindering van het aantal slaven | Bl. 86. |
III. | suriname, een schoon land, moet door europeanen bevolkt worden | Bl. 89. |
IV. | kolonisatie | Bl. 91. |
V. | even als de slavenhandel van buitenlandschen invoer verboden is, moet ook de slavernij en de binnenlandsche handel worden afgeschaft | Bl. 100. |
VI. | denkbeelden van sommige blanken omtrent de negers | Bl. 108. |
VII. | ongevoeligheid der negers | Bl. 121. |
[pagina XVIII]
DERDE HOOFDSTUK. | ||
behandeling der negerslaven. | ||
I. | behandeling van de negerslaven in suriname | Bl. 129. |
VIERDE HOOFDSTUK. | ||
vonnis van drie nog jeugdige negers, welke levend verbrand zijn (met portretten). | ||
I. | brandstichting te paramaribo door drie nog jeugdige negers | Bl. 177. |
II. | oorzaken van den brand en verwoestingen door denzelven aangerigt | Bl. 189. |
III. | poging tot blussching en beperking van den brand, voorbehoedmiddelen, enz. | Bl. 203. |
IV. | aanleiding tot het doen van een patrouille, inventaris van processale stukken, eisch en conclusie van den procureur-generaal | Bl. 214. |
V. | authentiek afschrift van het vonnis enz. | Bl. 271. |
VI. | verslag der executie, zoo van de hoofd-misdadigers als van de medepligtigen | Bl. 293. |
VIJFDE HOOFDSTUK. | ||
schrijvers over de kolonie suriname. | ||
I. | vroegere schrijvers, boeken en geschriften over de kolonie suriname | Bl. 311. |
II. | tegenwoordige schrijvers over suriname, zich meer in het bijzonder tot de slaven en de uitbreiding van het christendom bepalende | Bl. 349. |
[pagina ongenummerd (p. *2)]
Algemeene bepalingen van het
Nederlandsch Jongelings Genootschap ter Afschaffing der Slavernij
onder de Zinspreuk:
Servitus Generis Humani Flagitium,
(De Slavernij de Geesel der Menschheid.)
opgerigt te Amsterdam, den 13 november 1853.
Art. 1. | Het doel der Leden dezer Vereeniging is, met alle hun ten dienst staande middelen, krachtige pogingen aan te wenden, om bevorderlijk te zijn ter afschaffing der slavernij, waar die in zwang is, bijzonder met het oog op de Koloniën van het Moederland. |
Art. 2. | Om dit doel te bereiken, zullen de Leden den ongelukkigen toestand van den slaaf beschouwen, zoowel met betrekking tot zijnen godsdienstigen als maatschappelijken toestand. |
Art. 3. | Om dien toestand in al hare gruwelen te leeren kennen, zal er door de Leden maandelijks eene Vergadering gehouden worden (den tweeden Zondag van iedere maand, des avonds ten 8 ure, plaats nog nader te bepalen) waarbij voornamelijk zal gesproken worden over de slaven, en de middelen die ons ten dienst staan, om hunnen toestand te verzachten, kan het zijn hen vrij te maken. |
Art. 4. | Ter bereiking van dit doel zal er tevens, bij genoegzame deelneming, eene Bibliotheek opgerigt worden, waarvoor door het Bestuur met de meeste bereidwilligheid boeken zullen aangenomen worden, die op die zaak betrekking hebben. |
Art. 5. | Iedere Vergadering begint met gebed en eindigt met dankzegging. |
Art. 6. | De Leden dezer Vereeniging betalen de geringe Contributie van slechts ƒ1.- in het jaar, bij kwartalen vooraf te voldoen. |
Art. 7. | De Leden worden uitgenoodigd, een busje ten hunnent op te hangen, ten einde giften in te zamelen tot dit zoo nuttig doel. De opbrengst dezer busjes moet vóór de Algemeene Vergadering aan den Penningmeester worden ter hand gesteld. |
Art. 8. | Er worden ook Donateurs en Donatrices aangenomen, die toegang hebben tot de Algemeene Vergadering. |
Art. 9. | Wie als Lid dezer Vereeniging wenscht aangenomen te worden, moet minstens 15 en hoogstens 23 jaren bereikt hebben, en zich hiertoe vervoegen bij den Secretaris. |
Art. 10. | De Leden ontvangen een bewijs van Lidmaatschap, door den President en Secretaris geteekend. |
Art. 11. | De Leden die den ouderdom van 23 jaren bereikt hebben, houden op Leden van het Genootschap te zijn, maar kunnen des verkiezende als Honoraire Leden aangenomen worden,en behouden alsdan eene adviserende stem. |
Art. 12. | Het Bestuur van het Genootschap berust bij een' President, een' Secretaris, een' Penningmeester, een Bibliothecaris, en drie Bestuurders, waarvan drie jaarlijks aftreden, maar herkiesbaar zijn. |
Art. 13. | Eene Commissie van Toezigt van twee of drie volwassene personen, waakt voor de bijzondere belangen van het Genootschap. |
Art. 14. | Het Bestuur geeft aan deze Commissie rekenschap van zijne verrigtingen. |
Art. 15. | Geen besluit der Bestuurders, door de Leden goedgekeurd, is van kracht dan nadat de Commissie van Toezigt er insgelijks hare goedkeuring aan gehecht heeft. |
Art. 16. | Iedere Vergadering wordt bijgewoond door een Lid der Commissie van Toezigt, die van wege de Commissie de notulen teekent der door hem bijgewoonde Vergadering. |
Art. 17. | Op de eerste Vergadering van het volgende jaar, die tevens de Algemeene Vergadering is, brengt de President verslag uit van den toestand van het Genootschap over het afgeloopen jaar, en iedere Bestuurder vervolgens, van den tak van bestuur, waarmede hij in het afgeloopen jaar belast is geweest. Alsdan heeft te gelijker tijd de verkiezing plaats der Bestuurders voor dat jaar. |
Art. 18. | Mogten er in andere plaatsen van ons vaderland Genootschappen opgerigt worden, die hetzelfde doel beoogen: ‘Afschaffing der slavernij door gepaste middelen,’ dan worden húnne Besturen uitgenoodigd, hiervan kennis te geven aan het Bestuur van het Genootschap, te Amsterdam opgerigt; terwijl alsdan de Secretarissen van beide genootschappen in briefwisseling zullen treden, om, met wederzijds goedvinden, eene verbroedering en zamenwerking dier genootschappen tot stand te brengen, en hierdoor tevens eenen verkeerden naijver, een verwijdering te voorkomen, die naderhand treurige gevolgen na zich zou kunnen slepen. |
De Commissie van Toezigt:
J.H. KROT.
J. SIELOF.
Het Bestuur:
F.J.P. MOQUETTE, President.
C.H. KOOPMAN, Secretaris.
J. VAN HEERDE, Penningmeester.
H. ERNST, Jr., Bibliothecaris.
A.J. STOKVIS,} Bestuurders.
J. WESTERHUIJS,} Bestuurders.