Bijzonderheden betrekkelijk den brand te Paramaribo, in den nacht van den 3den op den 4den september 1832
(1833)–Marten Douwes Teenstra– Auteursrechtvrij(C.) Arrestatie van eenige negers, wegens gepleegde diefstallen, voorkomende in het authentieke afschrift van het vonnis en sententie, tegen de gedetineerden en aangeklaagden, als brandstichters, gewezen bij het geregtshof te Suriname, met en benevens eenige daarop gemaakte anotatien.PRO JUSTITIA.
| |||||||||||||||||||
Vonnis.In zake van het Publiek Ministerie, Eisscher ter eenre, Op ende jegens De Neger - slaven, | |||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||
Alle beklaagden of medepligtigen en gearresteerden ter andere zijde. | |||||||||||||||||||
Het geregtshof te Suriname,Gezien den eisch en conclusie van den Procureur Generaal der Nederlandsche West-Indische Bezittingen, met de processale stukken daarbij overgelegd; Overwegende dat uit de instructie dezer zaak is gebleken: | |||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||
Dat de eerste, tweede en derde beklaagden en gearresteerden, Cojo, Mentor en Present, zich op onderscheidene tijdstippen, zonder juist te hebben kunnen aanwijzen wanneer, doch volgens hunne opgaven eenige maanden vóór dat zij beklaagden in den loop der maand October des afgeloopen jaars, successivelijk zijn opgevangen, uit het huis hunner meesters, of waar zij tijdelijk door hunne meesters waren geplaatst, hebben verwijderd en begeven naar het zoogenaamde PicornoboschGa naar voetnoot(3), in de nabijheid dezer stad, aan de Savane gelegen, alwaar zij een soort van kamp hebben opgerigt. Dat de zesde en zevende beklaagden en gearresteerden Winst en Tom, welke eveneens van hunne meesters waren weggeloopen, zich in den eersten tijd dat dit kamp was tot stand gebragt, met Cojo, Mentor en Present, hebben opgehouden; zijnde Tom, met de overige gezegde beklaagden en gearresteerden in hetzelve kamp verbleven tot den 11den September 1832, wanneer hij als weglooper opgevangen en aan zijnen meester destijds is overgegeven, terwijl Winst die slechts nu en dan in het aangeduide kamp bij de overige genoemde beklaagden en gearresteerden is verbleven, korten tijd na den brand, waardoor in den nacht van den 3den op den 4den September des voorledenen jaars, een aanmerkelijk gedeelte dezer stad in | |||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||
de assche is gelegd, naar zijnen toenmaligen meester (zie noot no. 16) terug gekeerd, vervolgens verkocht en naar de Plantagie Jalousie gezonden is. Dat Cojo, Mentor, Present, Winst en Tom, terwijl zij zich gezamenlijk in hun kamp in het Picornobosch ophielden, onder het gebruik van dram, welke door Winst in het kamp was gebragt en waarvan een gedeelte op den grond werd geplengd, eenen eed hebben gezworen, waarvan de inhoud en strekking hierop neder kwam: dat zij beklaagden en gearresteerden overal waar zulks doenlijk was, zouden brandstichten, om op die wijze zoo vele goederen meester te worden, als zij maar konden; dat zij vervolgens zouden trachten zich met anderen weggelopen negers te vereenigen en een grooter kamp op te rigten, zijnde tot dat einde door Tom, eene verlatene Plantaadje aangewezen in de rivier boven Suriname (in de nabijheid der plaats waar zich de bekende weggeloopen neger Pasop, met andere wegloopers ophoudt, hebbende Tom, de gezegde weggeloopen neger Pasop, eenige maanden geleden, binnen deze stad gesproken), en dat zij na deze vereeniging met andere wegloopers tegen de blanken en vrijlieden zouden vechten, de stad attacqueren, en wanneeer zij van genoegzame wapenen voorzien waren, zich van het land zouden meester maken; terwijl Cojo bij die gelegenheid had verklaard, dat, wanneer zij het land hadden overwonnen, hij zich tot opperhoofd daarvan zoude stellen en hetzelve onder zijne ondergeschikten zoude verdeelen. | |||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||
Dat Cojo, Mentor en Present, welke zich gedurende den tijd dat zij in het meergemelde kamp verblijf hebben gehouden, van eene reeks van diefstallen en rooverijen, hierna te melden, hebben schuldig gemaakt, en waaraan Winst nu en dan heeft deel genomen, op den avond van den derden September des afgeloopen jaars ongeveer ten tien uren, met denzelven beklaagden en gearresteerden het kamp in het Picornobosch hebben verlaten, met oogmerk, om brand te stichten; dat Cojo, Mentor, Present en Winst gekomen zijnde op de hoogte van het huis van zekeren halfhideGa naar voetnoot(4), in de Keizerstraat dezer stad, Cojo het voorstel heeft gedaan, om aan dit huis brand te stichten, en dit ook heeft willen beproeven, vermits Cojo reeds tot dat einde door de negerpoort, welke niet gesloten was, naar binnen was gegaan, toen hij beklaagde en gearresteerde door het geblaf van eenen hond, welke op hem kwam aanloopen met de andere genoemde beklaagden en gearresteerden, zich van daar heeft weggemaakt. Dat Cojo, Mentor, Present en Winst, hunnen weg vervolgende langs de Keizerstraat naar den Heiligenweg, stand hebben gehouden op de hoogte van het huis van mozes nunes monsanto; dat Cojo, welke eigenlijk had voorgenomen om bij m.m. smith, (door hem missie peggie genaamd, en bij welke hij door zijnen meester in dienst was gesteld), brand te stichten, daarvan teruggehouden | |||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||
werd door het denkbeeld, dat hij door de slaven van m.m. smith, die in eene loots aan de overzijde van haar huis, de wacht hielden, als ook door degenen welke ten haren huize gewoonlijk des nachts in de bakkerij werkzaam zijn, zoude kunnen ontdekt worden, en toen het voorstel heeft gedaan om brand te slichten ten huize van genoemden m.n. monsanto, zeggende hij Cojo met de localiteit van hetzelve huis goed bekend te zijn. Dat Cojo zich met Mentor en Present naar de negerpoort van het huis van m.n. monsanto, hebben begeven, terwijl Winst, zich heeft verwijderd en zich geposteerd heeft op de Knuffelsgracht nabij de woning van frans eijsbrekerGa naar voetnoot(5), en alzoo schuins over de woning van monsanto; - dat Cojo over dezelve negerpoort geklommen zijnde, de houten bout waarmede dezelve negerdeux gesloten was, van binnen uit de klampen heeft opgeligt en dezelve negerpoort alzoo geopend zijnde, Mentor en Present op de plaats of het erf van m.n. monsanto zijn gekomen; dat Cojo, Mentor en Present, zich vervolgens eenen korten tijd hebben schuil gehouden op het gezegde erf van monsanto in de nabijheid van eene ezelstal, gedurende welken tijd zij te dier plaatse tabak hebben gerookt; dat Mentor en Present, daarop zijn gegaan in de keuken op hetzelve erf, waaruit Mentor een bak met eetwaren, bestaande uit bakkel-jaauw, makreel en zoutvleesch, en Present eene | |||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||
hoeveelheid banannen aldaar voorhanden, hebben weggenomen en voor de hand gelegd, om die, na het plegen der brandstichting weg te voeren; dat Cojo inmiddels eene hoeveelheid waschgoed, hetwelk op de plaats te droogen hing, en waaronder zich een lap maká bevondt, heeft bijeen gepakt en tot eenen bundel gebonden, bij de negerpoort heeft nedergelegd. Dat Cojo, Mentor en Present zich vervolgens in het woonhuis van m.n. monsanto begeven hebbende, den trap zijn opgeklommen; dat terwijl Mentor en Present, op de bovenste trede van denzelven trap bleven staan, Cojo de slaapkamer is binnen gegaan, dat hij aldaar een kindGa naar voetnoot(6) op eene kanapé en eene slavin naast hetzelve op den grond slapende heeft gezienGa naar voetnoot(7); dat Cojo, die door middel van een tonteldoos, welke reeds door Mentor aangeslagen, doch weder was uitgedoofd, op nieuw in de nabijheid der ezelstal tot vuur had geslagen, vervolgens eenige ontvlambare stoffen, en bepaaldelijk met een zwa'velstok, do gordijnen van een ledikant op gemelde slaapkamer staande, heeft aangestoken en in vlam gezet; dat hij Cojo, daarna de brandende gordijnen boven op het ledikant geworpen hebbende, aan Men- | |||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||
tor en Present, die steeds op de bovenste trede van den trap waren blijven staan, eenen wenk heeft gegeven om naar beneden te gaan, waarna hij Cojo de slaapkamer ook verlaten, en Mentor en Present onmiddelijk naar beneden gevolgd is; dat Cojo na deze brandstichting gepleegd te hebben, nog het winkelhuis van m.n. monsanto heeft opengebroken, en van daar eenige goederen, waaronder stukgoederen heeft gestolen, welke hij vervolgens zoude hebben geborgen, ten huize van zekere frederika van puijman, en bij den achtsten beklaagden en gearresteerden Henrij, wonende de eerste in de zoogenaamde Bhömknie; dat de drie genoemde beklaagden en gearresteerden Cojo, Mentor en Present, vervolgens langs verschillende wegen naar het kamp in het Picornobosch terug gekeerd zijnde, den beklaagden en gearresteerden Tom, welke in het kamp aldaar lag te slapen, hebben wakker gemaakt, en aan denzelven hebben gezegd, dat zij Cojo, Mentor en Present, het huis van m.n. monsanto reeds hadden verbrand, voorts aan denzelven Tom, de verlichting aanwijzende welke overal aan de lucht, ten gevolge van den brand zigtbaar was, dat Cojo zich daarna weder uit het kamp in het Picornobosch heeft verwijderd, terwijl Mentor en Present, aldaar zijn verbleven; dat Winst, den volgenden dag ook weder in het kamp in het Picornobosch is teruggekomen, met zich voerende een kalkoen, een paantje en een doek, welke hij in den nacht van den brand had gestolen, zonder aanwij- | |||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||
zing waar hij de diefstal van gezegde voorwerpen had gepleegd. Dat korte dagen na de brand van den 3den op den 4den September, de vierde beklaagde en gearresteerde Frederik, welke van zijnen meester was weggeloopen, den beklaagde Present, heeft ontmoet, en het voorstel van dezen om mede te gaan naar het kamp in het Picornobosch heeft aangenomen; dat evenzeer omtrent denzelfden tijd de vijfde beklaagde en gearresteerde Christiaan, door Mentor, in het kamp is gebragt. Dat gedurende den tijd dat Cojo, Mentor, Present, Frederik en Christiaan, zich te zamen in het kamp in het Picornobosch, hebben opgehouden, dezelve niet minder dan zestien onderscheidene diefstallen en rooverijen hebben gepleegd, waarvan de meeste met verzwarende omstandigheden hebben plaats gehad, daar zij bij nacht, met braak, of in-, of overklimming, en sommige met meer dan één persoon, zijn bedreven geworden; dat Frederik en Christiaan, welke bij gezegde dieverijen en rooverijen meest hebben gediend, om de gestolene of geroofde voorwerpen te helpen dragen, tevens eene groote hoeveeelheid dier voorwerpen, voor zoo verre die in gestolen kweek of gevogelte bestonden, hebben verkocht; dat Present, aan den negende beklaagde en gearresteerde Betsij, ook van tijd tot tijd gestolen voorwerpen heeft overhandigd, om die voor hem te verkoopen; dat de achtste beklaagde en gearresteerde Henry, eveneens erkend van Cojo gestolen goederen in bewaring te hebben ontvangen. | |||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||
Dat terwijl Frederik en Christiaan nog maar korte dagen in het kamp in het Picornobosch zich bevonden, door Cojo, Mentor en Present, is beraamd, om op nieuw brand te stichten ten huize van de wed. fernandes, door de beklaagden en gearresteerden missie bocco genaamd, in de Keizerstraat dezer stadGa naar voetnoot(8); dat Cojo, Mentor, Present, Frederik en Christiaan, op zekeren avond, zonder dat zij zulks meer bepaaldelijk anders hebben kunnen aanwijzen, als dat dit een veertien dagen na de brandstichting ten huize van m.n. monsanto zal geweest zijn, een geruimen tijd na het vallen van het nachtschot tot het bewerkstelligen dier brandstichting zijn uitgegaan; dat de beklaagden en gearresteerden evenwel voor het huis van de wed. fernandes aangekomen zijnde, Present, de overige voornoemde beklaagden en gearresteerden, heeft weten over te halen om dien avond bij de wed. fernandes geen brand te stichten, en zulks naar voorgeven van hem Present, omdat hij daar ten huize dikwerf tabak en drank kocht; - dat de beklaagden en gearresteerden in het kamp in het Picornobosch terug gekomen zijnde, Cojo met Present, hevige woorden heeft gehad, ter zake dat Present oorzaak was geweest dat Cojo, in zijn voornemen, om dien avond bij de wed. fernandes brand te stichten, niet was geslaagd; dat eenige dagen daarna Cojo, Mentor, Pre- | |||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||
sent, Frederik en Christiaan, op nieuw een geruimen tijd na het vallen van het wachtschot, uit het kamp zijn gegaan, met het voornemen om aan het huis van de wed. fernandes brand te stichten; dat zij op de hoogte van het huis der voormelde wed. fernandes gekomen zijnde, Frederik, op de wacht is geplaatst aan den hoek der Watermolenstraat, op de hoogte van het huis, bewoond door zekeren s. samsonGa naar voetnoot(9); Christiaan op de hoogte van het Waaggebouw, met last van de drie eerst genoemden om, indien er menschen mogten aankomen, dit door een afgesproken en door Frederik en Christiaan, in judicio aangeduid teeken, bestaan hebbende in fluiten, te kennen te geven; dat Mentor, vervolgens door middel van een tonteldoos, welke met vuurslag en vuursteen, kort te voren door Christiaan, voor rekening van Mentor en Present, en wel bepaaldelijk voor de som van twee en dertig Centen was aangekocht bij zekeren vettewarier j. scheen, vuur heeft geslagen, waarna Cojo de brandstoffen, bestaande in kokosnoten-schillen, oude lompen, zwam en korenbladen heeft nedergelegd onder een plank aan de deur van de straatzijde en vervolgens die brandstoffen heeft trachten aan te steken; dat vermits dit niet spoedig genoeg wilde gelukken, Present eenige stukjes droog hout en krullen heeft bijeengezameld over het huis van de wed. fernandes, in de nabijheid eener destijds nieuw gebouwd wordende keu- | |||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||
ken van het huis eener dochter van m.m. smith, door hem missie kettie peggie genaamdGa naar voetnoot(10); dat Cojo de ontvlambare stoffen door Present aangebragt, op nieuw heeft trachten aan te steken; dat deze brandstichting evenwel niet spoedig genoeg willende gelukken, de beklaagden en gearresteerden hieraan geen verder gevolg hebben gegeven, maar zonder de nedergelegde brandstoffen weg te nemen, weder naar hun kamp in het bosch van Picorno zijn terug gekeerd, hebbende Mentor in het terugkeeren naar het kamp nog een diefstal van twee kippen gepleegd, waarmede hij in het kamp is terug gekomen: terwijl intusschen de Dienaar der Justitie ludwigson, welke in zijne betrekking iets aan de Waterzijde te verrigten had, eene kleine vlam op den stoep van de woning der wed. fernandes ziende, derwaarts is gegaan, en de zich aldaar bevindende brandstoffen heeft uitgedoofd. Dat Cojo, Mentor, Present, Frederik en Christiaan, eenige dagen daarna alwederom uit hun kamp zijn gegaan, om brand te stichten ten huize van den heer l.d.j. van bommel in de KeizerstraatGa naar voetnoot(11); dat zij vóór gezegd huis gekomen zijnde, eerst weder Frederik als wachter hebben uitgezet, aan den hoek der Watermolenstraat, en Christiaan in de nabijheid van het Waaggebouw; dat | |||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||
terwijl Mentor weder door middel eener tonteldoos vuur had geslagen, Cojo eenige ontvlambare stoffen, welke hij uit het kamp had medegebragt; voor een der deuren van het huis van den heer van bommel heeft nedergelegd en aangestoken; dat hij beproefd heeft om eenige ontvlambare stoffen met zijn stok door eene reet onder de deur heen te duwen, doch dat hij hierin niet heeft kunnen slagen; dat Cojo en Mentor vervolgens de negerpoort van het huis van den heer van bommel, welke gesloten was, hebben weten open te maken, door met een stok een der halve deuren zoo verre open te wringen, dat Mentor de bout, waarmede de deur gesloten was, konde opligten, dat Cojo en Mentor nu op de plaats van den heer van bommel gekomen zijnde, eenige hoenders, welke op het achterste gedeelte van dat erf op eene schutting zaten, hebben gestolen; dat zij beklaagden en gearresteerden echter door het blaffen van eenen hond, welke op gemelde plaats naar hen kwam toeschieten, verschrikt geraakt en op de vlugt zijn gegaan, zijnde door Present, Frederik en Christiaan weldra gevolgd, waarna alle de vijf beklaagden en gearresteerden langs verschillende wegen naar het kamp in het Picornobosch zijn teruggekeerd. Dat buiten en behalven de gemelde brandstichtingen, Cojo en Mentor nog hebben beleden dat zij brand hebben trachten te stichten ten huizeGa naar voetnoot(12) van de wed. levij abrahams in de Keizer- | |||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||
straat dezer stad; dat zij, Cojo en Mentor tot het plegen daarvan uitgegaan zijnde, Cojo, over de negerpoort is geklommen en dezelve poort, doordien het slot niet behoorlijk was gesloten, heeft opengemaakt, waarna Mentor ook is binnen gekomen; dat beide evengenoemde beklaagden en gearresteerden aan de achterdeur van de wed. levij abrahams gekomen zijnde, hebben bevonden dat deze deur niet gesloten was, maar slechts aanstond, dat zij onmiddelijk het huis binnen getreden en naar boven gegaan zijn; dat zij eerst hebben beproefd om op eene slaapkamer, alwaar eenige vrouwen lagen te slapen, een ledikant in brand te steken; dat zij echter van dit voornemen terug komende naar den zolder zijn geklommen, alwaar Cojo, toen een koffer, hetwelk volgens beschrijving van dien beklaagden en gearresteerden eene ronde deksel had, met leer was overtrokken en waarin zich destijds eenig vuil goed bevond, ontvlambare stoffen nedergelegd en die aangestoken heeft, voegende Cojo, hier nog bij dat hij op dien zolder bekend was, dewijl hij eens voor den heer levij abrahams een kist, door dezen op eene Vendu gekocht, op gezegden zolder had gebragt; dat zij beklaagden en gearresteerden daarop weder naar beneden zijn gegaan en van de plaats van de wed. levij abrahams nog eenige hoenders en eenig waschgoed, hetwelk aldaar te droogen hing, hebben gestolen, zijnde hetzelve waschgoed door Mentor, naar het kamp in het Picornobosch mede genomen. Overwegende dat dienvolgende de beklaagden en | |||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||
gearresteerden Cojo of Andries, Mentor (alias Geluk), Present, Frederik, Christiaan, Winst en Tom of Tam, zich hebben schuldig gemaakt in het algemeen aan de misdaad van weglooperij, aan het maken van een complot, strekkende om de misdaad van brandstichting overal waar hun zulks doenlijk was, te bewerkstelligen; vervolgens bij die gelegenheid te rooven en te stelen, niet alleen, maar ook zich met andere wegloopers zoo mogelijk te vereenigen, om na deze stad in assche te hebben doen verkeeren, door kracht van wapenen, welke zij alsdan hoopten te kunnen meester worden, de blanken en overige vrije bevolking in deze Kolonie uit te roeijen, en zich dus te stellen in eenen staat van onafhankelijkheid van het alhier gevestigd Bestuur, helgeen de misdaad van rebellie constitueert; Overwegende dat deze beklaagden en gearresteerden, buiten en behalven dat zij zich reeds aan verscheidene handelingen, welke den gequalificeerden diefstal kenmerken, hebben schuldig gemaakt, dan ook het door hen beraamd plan lot brandstichting, gelijk zulks ten processe bewijslijk is daargesteld, in armoede hebben ten uitvoer gebragt, en dat op vier herhaalde plaatsen en tijdperken, als bij mozes nunes monsanto, de weduwe fernandes, van bommel, en de weduwe levij abrahams; dat de drie eerste beklaagden, met namen Cojo, Mentor en Present, bij alle deze misdadige handelingen moeten aangemerkt worden als hoofdschuldigen, daar zij, met gemeen overleg, gezamenlijk | |||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||
op hetzelfde tijdperk, en ter zelfder plaatse, zijn werkzaam geweest, om de misdaad van brandstichting te bedrijven, waarin zij ook zijn gestaagd, door dien hunne gezamenlijke pogingen om het huis van m.n. monsanto, in den brand te steken, en waardoor het schoonste en aanzienlijkste gedeelte dezer stad, eene prooi der vlammen is geworden, het voor hun gewenscht gevolg heeft gehad; bij welke gelegenheid zij zich aan roof van onderscheidene voorwerpen hebben schuldig gemaakt; terwijl het geheel buiten hun toedoen en hunne oogmerken gelegen was, dat hunne overige pogingen tot het stichten van brand op de andere plaatsen, niet heeft mogen gelukken; Overwegende dat de beklaagden en gearresteerden Winst en Tom, ofschoon niet immediaat eenig aandeel aan de misdaad van brandstichting te hebben gehad, evenwel zich hebben schuldig gemaakt aan volkomene medepligtigheid aan dezelve, daar zijlieden zich bij eede met de drie eerste beklaagden tot het volbrengen van dezelve hadden verbonden; dat zij van de gepleegde brandstichtingen niet alleen hebben kennis gedragen, maar ten gevolge daarvan mede hebben geroofd en gestolen, terwijl het in confesso is, dat zij beide met de drie eerste beklaagden en gearresteerden Cojo, Mentor en Present, het eens zijn geweest, om, wanneer er zich eene geschikte gelegenheid, na de vernietiging dezer stad, hiertoe mogt aanbieden, de blanken en vrije bevolking te bevechten en uit te roeijen; Overwegende dat de beklaagden en gearresteer- | |||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||
den Frederik en Christiaan, alsmede vallen in de termen waaronder de beklaagden en gearresteerden Winst en Tom, zijn begrepen, en ook hunne medepligtigheid in alle de voorgenoemde misdaden bewijslijk is daargesteld, en alleen in de applicatie der straffe hunnen jeugdigen ouderdom bij den Regter in aanmerking kan en mag komen; Overwegende dat de beklaagden en gearresteerden Henrij en Betsij insgelijks bewijslijk moeten gehouden worden zich te hebben schuldig gemaakt aan het helen van eenige door Cojo en Present gestolene voorwerpen, wetende op welke wijze dezelve verkregen waren; Overwegende dat zoodanige verschrikkelijke misdaden, waardoor niet alleen het leven en het eigendom van elk goed ingezeten, aan een ontwijfelbaar verderf is blootgesteld geweest, en waaronder zoo velen onzer brave stadgenooten hebben geleden, en anderen door de herhaling der misdadige oogmerken dezer beklaagden hadden kunnen lijden, in een land waar met ernst en klem de Justitie behoord te worden gehandhaafd, niet ongestraft kunnen blijven, maar tot afschrik van alle zoodanige snoode misdadigers in conformiteit der alhier bestaande criminele wetgeving, gestrengelijk behooren te worden gestraft; Overwegende dat naar de wetten dezer landen op de misdaad van brandstichting, vooral met zoodanige verzwarende omstandigheden als ten dezen hebben plaats gehad, eene gequalificeerde doodstraf, en meestal het levend verbranden der hoofdmisdadigers wordt voorgeschreven, terwijl de mede- | |||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||
pligtigen naar het arbitrium des Regters met eene minder straffe kunnen worden achtervolgd; | |||||||||||||||||||
Regt doende,Veroordeeld de beklaagden en gearresteerden, de negerslaaf Cojo of Andries, aankomende d.m. sanches, laatst gewoond hebbende bij m.m. smith, in deze Kolonie geboren, naar gissing dertig jaren oudGa naar voetnoot(13); den negerslaaf Mentor of Geluk, aankomende j.e. wagner, geboren in Afrika, oud naar gissing twintig jarenGa naar voetnoot(14); den negerslaaf | |||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||
Present, aankomende de weduwe salomon abendanon, laatst gewoond hebbende bij de weduwe g.p. heilbron, in deze Kolonie geboren, oud naar gissing twintig jarenGa naar voetnoot(15), om gebragt te worden op de Heiligeweg alhier ter stede, vóór het erf, waarop het huis, aankomende mozes nunes monsanto, eene prooi der vlammen is geworden, en aldaar ten voorbeelde en afschrik van anderen, ieder aan eene paal gebonden en vervolgens levend te worden verbrand. Veroordeeld de beklaagden en gearresteerden de negerslaven Winst, aankomende de Plantagie Jalousie, in deze Kolonie geboren, oud naar gissing vijf en twintig jarenGa naar voetnoot(16), en Tom of Tam, aankomende marij rose herbert, in Afrika geboren, oud naar gissing zestig jarenGa naar voetnoot(17), om gebragt te worden ter plaatse alwaar men gewoon is criminele executie aan slaven uit te oefenen, en aldaar met den | |||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||
koorde te worden gestraft dat er de dood na volgt; gestorven zijnde de hoofden afgehouwen en dezelve ter dier plaatse op palen geplaatst en hunne ligchamen onder de galg begraven te worden. Veroordeeld de beklaagden en gearresteerden, de Negerslaven Frederik, aankomende r.d. samson, in deze Kolonie geboren, oud naar gissing zestien jarenGa naar voetnoot(18) en Christiaan, aankomende m. eckhart, in deze Kolonie geboren, en naar gissing oud veertien jarenGa naar voetnoot(19); om gebragt te worden ter plaatse alwaar men gewoon is criminele executie aan slaven uit te oefenen, en aldaar onder de galg met tamarinde-roeden strengelijk te worden afgestraft; en wijders op de executie plaats, in boeijen te worden geklonken, ten einde in dezelve gedurende den tijd van vijftien achtereenvolgende jaren, op de fortresse Nieuw Amsterdam, of eenig ander militair-etablissement buiten Paramaribo gelegen, ten behoeve van den lande, dwangarbeid te verrigten. Veroordeeld den beklaagden en gearresteerden, de Negerslaaf HenrijGa naar voetnoot(20), zeggende te behooren aan den boedel mackensie, in deze Kolonie geboren, oud naar gissing vijf en dertig jaren, om ter executie plaatse voorschreven, onder de galg met tamarinde-roeden strenglijk te worden afgestraft, voorts | |||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||
op den regterschouder gebrandmerkt, en wijders in zware boeijen te worden geklonken, ten einde in dezelve gedurende den tijd van vijftien achtereenvolgende jaren als voren, dwangarbeid ten behoeve van den lande te verrigten. En de beklaagde en gearresteerde negerslavin BetsijGa naar voetnoot(21), aankomende de weduwe salomon abendanon, laatst gewoond hebbende bij de weduwe g.p. heilbron, oud naar gissing dertig jaren, en in deze Kolonie geboren, om ter executie plaatse voorschreven, onder de galg met tamarinde-roeden strengelijk te worden afgestraft, en wijders aldaar in boeijen te worden geklonken, ten einde in dezelve gedurende den tijd van tien achtereenvolgende jaren, als voren, dwangarbeid ten behoeve van den lande te verrigten. Zullende de kosten ter dezer zake gevallen, voor zoo verre betreft de beklaagden en gearresteerden Cojo, Mentor, Present, Winst en Tom, op grond van artikel 1 der Publicatie van Gouverneur Generaal in Rade, de dato 5/6 December 1828, (Gouvernements-blad van dat jaar No. 22), komen ten lasten van het Hoofd-bestuur dezer Kolonie. En voor zoo veel aangaat de beklaagden en gearresteerden Frederik, Christiaan, Henrij en Betsij, op grond van art. 2 derzelve Publicatie, provisioneel worden gebragt ten laste van het Hoofd-bestuur; met authorisatie op den eischer R.O., om na expiratie van den straftijd van even- | |||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||
gemelde vier gearresteerden, dezelve tegen betaling dier kosten, aan hunne meesters ofte dier representanten, terug te geven, en bij ontstentenis van zoodanige voldoening, met dezelven te handelen, ingevolge de wet. Met verpligting wijders op gemelde eigenaren of representanten, zorg te dragen, dat de voorschreve gearresteerden Frederik, Christiaan, Henrij en Betsij, na hun ontslag, zich nimmer of ooit aan Paramaribo, of de omstreken dier stad vertoonen, op poene dat de zoodanige dier gearresteerden, in handen der justitie gerakende, zal of zullen worden gesteld, ter dispositie van het Gouvernement. Gelast dat van dit vonnis de gewone aanplakking zal geschieden. Aldus gewezen te Paramaribo bij de Heeren Mr. A.F. LAMMENS, President; Mr. H.R. HAIJUNGA; Mr. C.A. MARCHANT; F.P. PENARD; C. GOLLENSTEDE; L. THIJM, en J.D. de MEINERTZHAGEN, Leden van het Geregtshof voormeld, den tienden Januarij 1833, en gepronuntieerd den 19den daaraanvolgende.
(get.) A.F. LAMMENS. Onderstond, Ter ordonnantie van den Hove,
(get.) A. van MEERTEN. Geinterpreteerd bij de pronuntiatie,
(get.) A.J. COMVALIUS, Gezw. Translateur. | |||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||
(In margine staat.) Het Doodvonnis geapprobeerd. De Gouverneur Generaal der Nederlandsche West-Indische Bezittingen,
(get.) E.L. van HEECKEREN. Onderstond, Ter ordonnantie van Zijne Excellentie, De Gouvernements Secretaris,
(get.) G.A. van der MEE. Voor eensluitend afschrift. De Griffier bij het Geregtshof te Suriname,
A. van MEERTEN. Het vorenstaande vonnis is op den 26sten Januarij 1833, ter executie gelegd ten overstaan van den vollen Raad, den Heer Procureur Generaal en Griffier van den Hove.
(get.) A. van MEERTEN. Voor afschrift, A. van MEERTEN. |
|