Inleiding.
Trof Paramaribo op Zondag, en Maandag den 21sten en 22sten Januarij 1821, de ramp, dat zij door een noodlottigen Brand voor een groot gedeelte in de asch gelegd werd, en de opbouwing daarvan langzaam voortging, zoo dat zelfs de Kerk der Hervormde Gemeente tot nog toe niet herbouwd was, - vond men echter voor den jongste brand, weder een groot gedeelte van het vroeger verbrande terrein met fraaije woon- en pakhuizen, zij- en achtergebouwen prijkende, vooral tusschen de Knuffelsgracht, en de Jodenbreestraat, bij welke laatste de brand in 1821 gestuit was; dan helaas! in den nacht van den 3den op den 4den September j.l., verbrandde niet alleen dat schoone en rijke gedeelte der stad tusschen de Knuffelsgracht, en de Jodenbreestraat, maar met eene ongeloofelijke woede sloeg het vuur over de 88 voeten breede Jodenbreestraat in de huizen aan gene zijde en lag ook dat gedeelte in asch, of werdt door het neêrhalen als afbraak verwoest, - wal zich tusschen de Jodenbreestraat, de Steenbakkersgracht en de Maagdenstraat was bevindende, zijn alle gebouwen, uitgezonderd een eenig oud huis aan de Maagdenstraat, bekend onder letter D. No. 359, aankomende maria kans c.s. of verbrand, of zwaar beschadigd. - Zoo dat nu ook de Kerk der Luthersche Gemeente, benevens wele rijke koopmans magazijnen, pak- en woon-