Dagboek
(1970)–Adam Tas– Auteursrechtelijk beschermdHoofdstuk II
| |||||||||
1. De Geschriften der Partijen.A. De Korte Deductie. - Na het ontslag van W.A. van der Stel, is te Amsterdam anoniem verschenen de bekende ‘Korte Deductie,’ door Leibbrandt vertaald als ‘Defence of W.A. van der Stel.’ Deze was zonder twijfel het werk van van der Stel zelf.Ga naar voetnoot11. Zij bevat 't Klachtschrift der burgers, met een weerlegging van de verschillende klachten, en een bijlage, bestaande uit een groot aantal uittreksels uit officiële bescheiden van allerlei aard, ten doel hebbende, de onschuld van de Gouverneur te bewijzen. Deze uittreksels zijn echter zodanig verdraaid en geven een zo scheve voorstelling van de ware toedracht van zaken, dat een groot deel van ons onderzoek zal moeten bestaan uit een vergelyking van van der Stels ‘Uittreksels’ met de oorspronkelike dokumenten. Het ware karakter van de Korte Deductie zal dus eerst op 't einde van Hoofdstuk IV besproken worden. B. De Contra Deductie. - Het antwoord der vrijburgers op de Korte Deductie van van der Stel werd door Tas en van der Heiden, hiertoe gemachtigd door hun medeburgers,Ga naar voetnoot12. opgesteld en uitgegeven onder de Titel: contra-deductie, ofte grondige Demonstratie van de valsheit der uitgegevene Deductie, bij den Ed. Heer Willem Adriaan van der Stel, enz. Hierin is begrepen ‘Een nauwkeurig Verhaal, van al 't geene de Heer van der Stel in den jare 1706 heeft werkstellig gemaakt, om de Vrijburgeren aan de Kaab | |||||||||
[pagina 215]
| |||||||||
with a view to deciding the question whether or not they rested upon any foundation. In the sixth and last chapter the significance of the whole episode is briefly discussed. | |||||||||
Chapter II
| |||||||||
1. Publications of the DisputantsA. The Defence or ‘Korte Deductie.’ - After van der Stel's recall there appeared at Amsterdam, anonymously, the well-known ‘Korte Deductie,’ translated by Leibbrandt under the title of the ‘Defence of W.A. van der Stel.’ This was indubitably the work of van der Stel himself. It contains the Memorial of the burghers, together with a refutation of the various charges, and a supplement consisting of numerous extracts from official records of every kind, designed to establish the Governor's innocence. These extracts, however, are so garbled, and present so distorted a picture of the true position of affairs, that our inquiry must in large measure consist of a comparison of van der Stel's ‘excerpt’ with the original documents. Not until the close of Chapter IV. shall we be in a position to discuss the true character of the Defence. B. The Counter Defence or ‘Contra Deductie.’ - The answer of the burghers to van der Stel's Defence was drawn up and published by Tas and van der Heiden, with the authority of their fellows, under the following title: ‘The Counter Defence, or Compleat Demonstration of the lying Nature of the Defence published by the Hon. Willem Adriaan van der Stel, etc.’ It includes ‘an accurate Relation of all the devices contrived by Mr. van der Stel in the year 1706 in order to the subduing of the free burghers at the Cape,’ together with ‘a concise answer unto all the naked shifts, delusive evidences, and other matters more set forth in the said Defence, as also in the Justification writ in his own hand; designed’ (so the title continues) ‘unto the substantiating of the Memorial dispatched in the year 1706 unto the Right Honourable and Right Worshipful the Lords Directors in the Illustrious Assembly of Seventeen.’ | |||||||||
[pagina 216]
| |||||||||
t' onder te brengen,’ en ook ‘Een beknopt antwoort op alle in gemelde Deductie, en deszelfs schriftelijke Verantwoordinge, voorgestelde naakte uitvluchten, abuseerende bewysstukken, en andere zaken meer: strekkende’ (zo gaat de titel voort) ‘Tot Verificatie van 't Klachtschrift, in den jare 1706’ aan de Bewindhebbers der Compagnie afgezonden. Dit lijvig boekdeel, dat over de 300 bladzijden folio beslaat, werd in 1711 opgesteld, en in het volgende jaar te Amsterdam uitgegeven. Daar dit werk zeer zeldzaam is, en bovendien voor ons doel zeer belangrijk, moet het hier meer uitvoerig besproken worden. Gelijk de titel aanduidt, bestaat het werk uit twee delen, een histories relaas van de gebeurtenissen aan de Kaap tijdens de strijd tussen Gouverneur en vrijburgers, en ten twede, een antwoord op de verdediging van de Gouverneur, dat tegelijk ook strekt ter staving van de klachten der burgers, vervat in hun Klachtschrift. De Contra Deductie bevat een groot aantal bewijsstukken, waarvan ruim 60 bestaan uit beëdigde verklaringen, opgetrokken door de Sekretaris van de Politieke Raad aan de Kaap, voor getuigen, en later beëdigd en gerecolleert voor een Kommissie uit de Raad van Justitie. Dit was de gewone procedure bij 't optrekken van verklaringen, die bewijskracht in rechte moesten hebben. Er waren aan de Kaap geen Notarissen, voor wie dit kon gebeuren; ook was er geen Schepebank voor de vrijburgers alleen, gelijk te Batavia. Slechts twee ambtenaren, - de sekretarissen van de Politieke Raad en van de Raad van Justitie hadden hier de bevoegdheid, notariële stukken op te trekken.Ga naar voetnoot13. De vrijburgers moesten zich dus van die twee bedienen. Daar nu de moderne verdedigers van van der Stel omtrent de Contra Deductie een eigenaardige skepsis aan den dag leggen, - (niet minder eigenaardig door 't feit, door hen zelf gekonstateerd, dat zij het boek nooit in handen gehad hebben), is het misschien goed, nog ten overvloede uit te leggen, in welke vorm die verklaringen gemaakt zijn. Hier is de gewone vorm waarin die verklaringen gegoten zijn: - | |||||||||
Verklaring‘Heden den ... Maart, 1711, Compareerde voor mij, Pieter de Meyer, Secretaris van de Ed. Heer Gouverneur, en E. Agt. Raad van Politie deses Gouvernements, ter presentie van de na te noemen getuigen, N.N., dewelke ter requisitie van de Oud-Heemraad aan Stellenbosch Jacobus van der Heiden, en den Oud-Burger Vaandrig Adam Tas, als gemagtigden van eenige deeser Ingesetenen, Verklaar, waar te zijn, dat ...’ (Op het einde van de verklaring) ‘Alle 't gene voorsz. staat, voornoemde | |||||||||
[pagina 217]
| |||||||||
As this work is extremely rare and at the same time of supreme importance for the purposes of our investigation, we must here discuss it with some degree of fulness. Compiled in 1711 and published at Amsterdam in the following year, it forms a stout volume of over three hundred folio pages. As the title indicates, it consists of two parts, an historical narrative of the events at the Cape during the struggle between the Governor and the colonists, and an answer to the Governor's Defence, which serves at the same time to substantiate the charges contained in the colonists' Memorial. It comprises a large mass of documentary evidence, including over sixty sworn depositions, drawn by the Secretary to the Council of Policy at the Cape, and subsequently attested under oath before a Committee of the Justiciary Council. This was the procedure customarily followed in framing depositions designed to serve as evidence at law. There was no such thing at the Cape as a Notary Public, nor was there, as at Batavia, any bench of aldermen for the free burghers exclusively. Only two officials had power to draw notarial deeds, the Secretary to the Council of Policy and the Secretary to the Justiciary Council, a circumstance which explains why the colonists were obliged to have recourse to these two functionaries in particular. As the modern champions of van der Stel discover a singular scepticism in the matter of the ‘Contra Deductie’ - a scepticism none the less singular in view of the circumstance, attested by themselves, that they have never had the volume in their hands - it may be well, even at the risk of violating one's sense of proportion, to set out in full the form in which these depositions were drafted. The usual form is as follows: - | |||||||||
Deposition‘This day, the ... March, 1711, appeared before me, Pieter de Meyer, Secretary to the Honourable the Governor, and to the Right Worshipful the Council of Policy of this Government, in the presence of the undermentioned witnesses, N.N., the which upon the instance of Jacobus van der Heiden, sometime Heemraad of Stellenbosch, and Adam Tas, sometime Burgher Ensign, as by authority representing certain lieges of this place, declareth to be true that ...’ (At the close of the deposition) - ‘All of which, as above set forth, being clearly and distinctly read out unto the Deponent aforesaid, he did declare the same to be the pure and honest truth, with occasions of knowledge as set forth in the Text, and under engagement if so required and desired for to confirm the same with Oath of attestation. ‘Done and passed at the Secretariat, Cape of Good Hope, in presence of A. and B., as witnesses of good faith hereunto desired, the same together with the Deponent and the Secretary, signing the minute hereof. | |||||||||
[pagina 218]
| |||||||||
Deposant klaar en duidelijk voorgeleesen zijnde, verklaarde hij het zelve te zijn de Suivere en opregte waarheid, gevende voor redenen van wetenschap als in den Text, met presentatie het zelve des noods en daar toe versogt zijnde, met gestaafden Eede nader gestand te doen. ‘Aldus gedaan en gepasseert ter Secretarije aan Cabo de Goede Hoop, ten overstaan van A. en B, als getuigen van gelove hiertoe versogt, die de minute deeses nevens de Comparant ende mij Secretaris mede hebben ondertekent. (Onder stond) 't Welk ik getuige. (Was getekend) Pr. de Meyer, Secretaris. (Lager) Collatione Concordat. (W.G.) Dl. Thibault.’ Hiermee was de verklaring nog niet in orde. Zij moest nog voor de Sekretaris en gekommitteerden uit de Raad van Justitie beëdigd en bekrachtigd worden. Onder aan de verklaring volgt dus ook het | |||||||||
Recollement‘Compareerde voor de ondergetekende Gecommiteerdens uit den E. Agt. Raad van Justitie deeses Gouvernements, de Deposant in de bovenstaande verklaring genoemd, dewelke zijn gegevene getuigenis van woorde tot woorde klaar en duidelik voorgelezen zijnde, verklaart daarbij volkomen te persisteren, niet begerende dat er iets meer bijgevoegd, ofte van gedaan werden zal, en sprak dierhalve tot bekragtiging der waarheid van dien, de Solemneele woorden: Zoo waarlijk helpe mij God almagtig. Aldus gedaan en gerecolleert, in 't Casteel de Goede Hoop, de ... Maart, 1711, voor de EE. X en Y., Leden uit den E. Agt. Raad, opgemeld, die de minute deezes, nevens de Comparant ende mij Secretaris mede hebben ondertekend. (Onder stond). Quod attestor. (W.G.) Daniel Thibault. Secrs.’ De lezer duide mij deze onnodige inlassing niet ten kwade. Wij hebben critici te bevredigen, die geloven, dat, terwijl de stukken door van der Stel gepubliseerd in de Deductie ‘would satisfy any judge in a court of law,’ dit niet het geval is met de Contra Deductie. ‘From the point of view of historical evidence,’ zegt Edgar, ‘the Contra Deductie is absolutely worthless.’ Als zijnde getuigenis door Tas en van der Heiden verzamelt, ‘no court of law would accept it for a moment.’Ga naar voetnoot14. Colvin gaat nog verder: ‘I cheerfully admit,’ zegt hij, ‘that I did not know of this pamphlet, (de Contra Deductie). But if I had known of it, I should not have allowed it to influence my judgment in the least, for the simple reason that it is not evidence ... I know enough of the law and the principles of proof to be quite certain that no judge would reopen a case to admit this document.’ De Contra Deductie, ‘whatever it may contain, is worthless.’Ga naar voetnoot15. Nu is het juist heel duidelik, uit de vorm van deze verklaringen, dat een | |||||||||
[pagina 219]
| |||||||||
The deposition was not yet in order. It had still to be attested and confirmed before the Secretary and a Committee of the Justiciary Council. Below the deposition itself is found accordingly the | |||||||||
Attestation‘Appeared before the undersigned Commissioners of the Right Worshipful the Justiciary Council of this Government, the Deponent in the above declaration named, the which, his evidence as given being clearly and distinctly word by word read out, declareth fully to abide thereby, not desiring there shall anything be added to or taken from the same; in confirmation of the truth whereof he did therefore speak the solemn words: ‘So help me Almighty God!’ ‘Done and attested in the Castle of Good Hope, the ... March, 1711, before the Hon. X. and Y., members of the Right Worshipful the Council aforesaid, the same, together with the Deponent and the Secretary, signing the minute hereof. (Beneath) ‘Quod attestor. ‘(Signed) Daniel Thibault, Secretary.’ The reader must pardon this somewhat unnecessary interpolation. We have critics to conciliate who hold that the documents published by van der Stel in the Defence ‘would satisfy any judge in a court of law.’ but that the same cannot be said of the Counter Defence. ‘From the point of view of historical evidence,’ Edgar maintains, ‘the Contra Deductie is absolutely worthless.’ Being evidence collected by Tas and van der Heiden, ‘no court of law would accept it for a moment.’ Colvin goes still further: ‘I cheerfully admit,’ he says, ‘that I did not know of this pamphlet (the Counter Defence). But if I had known of it, I should not have allowed it to influence my judgment in the least, for the simple reason that it is not evidence ... I know enough of the law and the principles of proof to be quite certain that no judge would reopen a case to admit this document.’ The Counter Defence, ‘whatever it may contain, is worthless.’ Now if there is one thing which clearly appears from the form of these depositions it is this, that not only were they accepted, but they were in point of fact authenticated and attested by ‘a court of law.’ Moreover, the majority of the members of this court were still the colonists' sworn enemies, were personally involved in the dispute, and had shortly before been engaged in a life and death struggle with these same colonists. The airy fashion in | |||||||||
[pagina 220]
| |||||||||
‘court of law’ ze niet alleen aangenomen heeft, maar ze zelfs geauthentiseerd en gewaarborgd heeft. En bovendien waren nog de meeste leden van dit Hof gezworen vijanden van de burgers, persoonlik betrokken bij de aantijgingen van dezen, en kort te voren nog met diezelfde burgers gewikkeld in een strijd op leven en dood.Ga naar voetnoot16. De bijna benijdenswaardige luchthartigheid, waarmee de Contra Deductie verworpen wordt, zou ons misschien enigszins bevreemden, hadden wij niet Colvins uitleg hiervan: ‘I cheerfully admit that I did not know of this pamphlet.’ De overgroote meerderheid van deze verklaringen zijn nog in 't oorspronkelike bewaard op 't Kaapse Archief. Daar heb ik de oorspronkelike minuten van diegene, die ik nodig had, vergeleken met de kopieën in de Contra Deductie: nergens heb ik een enkele afwijking gevonden in de kopieën. De Contra Deductie geeft getrouwe afschriften, die woordelik overeenstemmen met de originelen. Deze verzekering is vooral nodig, daar de lezer spoedig zal zien, dat het heel anders gesteld is met de ‘Extracten’ uit dokumenten, door van der Stel in zijn Deductie afgedrukt. Buiten deze verklaringen zijn er verschillende van dezelfde aard, die in Nederland voor Notarissen gegeven zijn, en voor de een of andere Schepebank aldaar gerecolleerd. Die stukken (die niet heel belangrijk zijn), heb ik niet kunnen controleren, maar zover zij door middel van andere bronnen indirekt te controleren zijn, heb ik ze even betrouwbaar bevonden. Een ander categorie bestaat uit verklaringen, die niet door de Sekretaris Politiek opgetrokken zijn, maar alleen ondershands, hoewel voor getuigen. Tas had natuurlik geen Sekretarie ter beschikking, toen hij, gedurende de strijd, getuigenis tegen de Gouverneur zocht, en moest zich zo goed hij kon behelpen.Ga naar voetnoot17. Deze stukken zijn dus ook minder waardevol dan de eerste soort; hieruit volgt echter niet, dat zij geheel waardeloos zijn. Men moet hier meer voorzichtig zijn, en meer zorgvuldig toetsen. Dat zij vals zijn is niet onmogelik, het is alleen onwaarschijnlik. Immers, de burgers wisten, dat de vijanden op de loer lagen, en niets in de Contra Deductie zouden laten passeren, dat maar in 't minst twijfelachtig mocht schijnen. Er is voorts een reeks uittreksels uit 's Compagnies bescheiden en dokumenten, voor zover die toegankelik waren voor de burgers, of zij afschriften konden bemachtigen. Deze heb ik kunnen vergelijken met de originelen, en voor zo ver ik dat gedaan heb, heb ik geen enkele afwijking gevonden. Wat dus de vorm betreft van de stukken in de Contra Deductie, die is onberispelik. Er is hier niets dat gelijkt op de stelselmatige verdraaiing en onderdrukking, die wij, bij de stukken door van der Stel gegeven, zo dikwels zullen vinden. | |||||||||
[pagina 221]
| |||||||||
which the Counter Defence is dismissed may compel our envy; in view of Colvin's explanation, ‘I cheerfully admit that I did not know of this pamphlet’ (318 folio pages!), it can scarcely excite astonishment. The great majority of these depositions are still preserved in the original in the Cape Archives. I have there compared the originals of such as I required with the copies in the Counter Defence, and nowhere have I found a single variation in the copy. The Counter Defence has given us perfectly accurate transcripts, agreeing word for word with the originals. This assurance is particularly necessary as the reader will soon see that precisely the reverse is the case with the ‘extracts’ from official documents published by van der Stel in the Defence. In addition to these depositions there are various others of a similar character, which were made in the Netherlands before this or that notary, and there authenticated before some aldermen's bench. These documents are of no particular importance, and I have been unable to check them, but wherever it has been possible to check them indirectly from other sources I have found them no less trustworthy. Another category comprises depositions which were drafted, not by the Secretary to the Council of Policy, but unofficially, although before witnesses. During the struggle, when Tas was collecting evidence against the Governor, the Secretary was of course closed to him, and he was compelled to make what shift he could. These documents are accordingly less valuable than those of the first class, but it by no means follows that they are entirely worthless. We must, however, exercise greater caution, and examine them with greater care. It is, of course, not impossible that they are false, but at the same time it is improbable. The colonists were aware that their antagonists were on the watch, and were certain to let nothing pass in the Counter Defence that might appear in the slightest degree open to question. Finally we have a series of extracts from the records and papers of the Company, so far as the colonists had access to these, or were successful in obtaining copies. These extracts I have been able to compare with the originals, and so far as this has been done I have failed to discover a single discrepancy. The form of the documents in the Counter Defence is therefore beyond exception. There is nothing resembling the systematic distortion and suppression which we shall so frequently encounter in the documents published by van der Stel. As for the contents, the contrast between these documents and van der Stel's is no less fundamental. The Governor's ‘confessions’ and depositions were derived either from his prisoners amongst the colonists or from his own officials. The former, as we shall show, stood in actual fear of death; the latter were no less definitively in his power. He could at will completely ruin their whole career, or even expel them the country. To an official the Governor's wish was equivalent to a command. It was thus no | |||||||||
[pagina 222]
| |||||||||
Wat de inhoud betreft, is er ook een groot verschil tussen deze stukken en die van van der Stel. De Gouverneur had (zoals zal blijken) zijn herroepingen en verklaringen verkregen van mensen, die de dood voor ogen zagen, voor zover ze burgers waren, en voor zover ze ambtenaren waren, geheel onder zijn duim zaten. Hij kon ze totaal ruïneren, zelfs verbannen, naar goedvinden. Een wens van de Gouverneur was voor de ambtenaar een bevel. Het was de Gouverneur dus gemakkelik getuienis naar zijn zin te krijgen.Ga naar voetnoot18. De vrijburgers verkeerden in heel andere omstandigheden. Zij hadden wel, toen hun getuigen is afgenomen werd, een overwinning behaald op van der Stel, doch deze overwinning was toen nog niet zeer reëel gebleken. Het scheen, alsof de ambtenaren, met hun vis inertiae, zelfs de Bewindhebbers te machtig zouden zijn.Ga naar voetnoot19. Van der Stel verontachtzaamde totaal de uitdrukkelike orders van de XVII, om dadelik te vertrekken. De Raad hielp hem hierin. Ook de andere ambtenaren stoorden zich nog niet aan de bevelen, hun grond en vee te verkopen, enz. Van der Stels opvolger was zijn neef, die geheel onder zijn invloed stond. Het was, alsof er niets gebeurd was.Ga naar voetnoot20. Alleen alle ambtenaren waren met een bittere wrok tegen de burgers vervuld. Deze ‘onechte kinderen’ der Compagnie, zoals zij de kolonisten noemden, hadden de ambtenaren, de enige ‘echte kinderen’ der Compagnie, een geduchte nederlaag bezorgd. Hun kleine wereld was ondersteboven gekeerd. Er was dus voor de vrijburgers geen de minste kans, om onbehoorlike invloed te gebruiken bij het opmaken van de verklaringen. De ambtenaren zouden spoedig lont ruiken, en enige poging van dien aard dadelik fnuiken. Wanneer dus de Sekretaris een verklaring, op verzoek van Tas en van der Heiden, optrekt, kunnen wij ons nauweliks voorstellen, dat die verklaring niet inderdaad vrijwillig was. De deposant had alle gelegenheid te weigeren of te klagen bij de regering, die de burgers zo vijandig gezind was, indien er maar de geringste poging gedaan werd, onbehoorlik te werk te gaan met het verkrijgen van verklaringen. Het blijft niettemin plicht, alles dat ons in deze verklaringen gegeven wordt, zorgvuldig te toetsen. Het getuigenis is meestal van zaken, die voor vier of meer jaar voorgevallen waren, - (wat een bezwarende omstandigheid is); en de getuigen kunnen tans, nu de gehate dwingeland gevallen is, makkelik de verdrukking vergroten, die zij onder zijn bewind te lijden hadden. De beweringen moeten steeds aan andere bronnen getoetst worden, en wáár er overeenstemming is tussen een verklaring en andere onafhankelike bronnen, zullen wij niet ver van de waarheid zijn. Waar dat niet gedaan kan worden, moeten we de omstandigheden in aanmerking nemen, de geloof- | |||||||||
[pagina 223]
| |||||||||
difficult task for the Governor to secure the evidence he desired. But the colonists were very differently situated. It is true that when the bulk of their evidence was taken, they had achieved a victory over van der Stel, but at the time the reality of the victory was still questionable. It seemed as if the mere vis inertiae displayed by the officials might yet prove too strong even for the Directors. Van der Stel ignored the express instructions of the Seventeen to leave the Cape at once, and he was aided and abetted by the Council. The orders to sell their land, stock, etc., had so far left the other officials equally undisturbed. Van der Stel's successor was his cousin, and completely under his influence. It seemed as though the situation remained entirely unchanged, except that the officials were now inspired with the most bitter animosity against the colonists. These ‘bastards’ of the Company, as they styled the settlers, had inflicted upon the officials, the Company's only ‘legitimate offspring,’ a very notable defeat. Their little world had suffered upheaval. The colonists, therefore, had not the slightest opportunity of employing undue influence whilst engaged in the collection of their evidence. The suspicions of the officials would speedily have been aroused, and any attempt of the kind nipped in the bud. So that wherever the Secretary drafts a deposition at the request of Tas and van der Heiden, we can scarcely suppose that such deposition was not really voluntary. Had there been the very slightest attempt to obtain a statement by improper means, it was the easiest thing in the world to decline, or to appeal to the Government, whose attitude to the burghers was distinctly hostile. At the same time it is none the less incumbent upon us to subject to a careful examination whatever evidence we derive from these depositions. For the most part they relate to events which took place four years or more previously, a circumstance to which objection may legitimately be taken, and now that the hated tyrant had fallen it was a temptation for the witness to exaggerate the oppressive character of his rule. We must therefore check every statement by a reference to some entirely independent authority (or authorities), and where we find a substantial agreement between our sources, we may conclude that we are not far from the truth. Where no such comparison is possible, we must weigh the general circumstances, the credibility of the statement, the probability of the facts alleged, and so on, precisely as with any evidence submitted to us by a party in an action at law. The reader will find that I have en- | |||||||||
[pagina 224]
| |||||||||
baarheid, waarschijnlikheid, enz., presies zoals met enig ander getuigenis, ons door een partij in een geding aangeboden. De lezer zal dan ook vinden, dat ik getracht heb niets aan te nemen uit de Contra Deductie, dat niet uit andere bronnen te controleren is, en dat ik steeds de verklaringen zoveel mogelik aan andere gegevens toets. Er is nog veel in de Contra Deductie, dat uitteraard minderwaardig is als getuigenis. De moeilikheden, waartegen Tas en van der Heiden, bij het verzamelen van getuigenis te kampen hadden, waren zeer groot: - de vrees voor onaangename gevolgen, de onderlinge haat, de grote afstanden, die de burgers van elkaar scheidden, de onwil, die steeds bij de ambtenaren ondervonden werd, wanneer er een verklaring moest gemaakt worden,Ga naar voetnoot21. het vertrek van velen, die zeer belangrijk getuigenis hadden kunnen geven, de dood van anderen, enz. Om saam te vatten: de Contra Deductie is een bron van de grootste betekenis voor de studie van ons vraagstuk. De bewijsstukken, die zij bevat, zijn op zichzelf zeer belangrijk, en bovendien, voor zover zij gecontroleerd zijn, echt en onvervalst bevonden. Zij is derhalve volstrekt niet te vergelijken met de Deductie, die bijna geen enkel stuk bevat, dat niet op de een of andere wijze verdraaid of vervalst is. Verre van geen ‘evidence’ te zijn, en als ‘utterly worthless’ te verwerpen, vormt zij de belangrijkste verzameling dokumenten over de van der Stel kwestie, die wij in druk bezitten. | |||||||||
2. De TijdgenotenBuiten deze werken, door de twee partijen uitgegeven, hebben wij nog de verslagen van tijdgenoten, die de strijd tussen Gouverneur en kolonisten van buiten hebben aanschouwd. Drie schrijvers komen als zodanig in aanmerking. - Bógaert, Kolbe en Valentijn. A. Abraham BógaertGa naar voetnoot22. kwam 4 Februarie 1706 met de retourvloot uit Indië aan de Kaap.Ga naar voetnoot23. Hij kende de Kolonie goed, daar hij er vroeger reeds verscheiden malen geweestGa naar voetnoot24. was. Hij logeerde, gedurende zijn verblijf, bij één van de samenzweerders, en vertrok met de vloot naar Nederland op 4 April 1706.Ga naar voetnoot25. Zoals de lezer weet, had hij bij zijn vertrek het Klachtschrift der vrijburgers tegen de Gouverneur, die hemel en aarde bewogen had het in bezit te krijgen, in bewaring genomen. Bógaert heeft dus de woelingen aan de Kaap met eigen ogen gezien. Hun ‘beginne en grootste hevigheid,’ zegt hij, heeft hij ‘met eigen oogen beschouwt.’ | |||||||||
[pagina 225]
| |||||||||
deavoured to exclude any evidence furnished by the Counter Defence that cannot be verified from other authorities, and that wherever possible I invariably check the affidavits which I cite by comparison with independent data. There is much other matter in the Counter Defence that from the nature of the case is of less value as evidence. The difficulties with which Tas and van der Heiden had to contend, when engaged in the work of compilation, were very considerable - the fear of unpleasant consequences, mutual animosities, the great distances which separated the colonists from one another, the reluctance invariably displayed by the officials when a deposition had to be drafted, the departure of many witnesses who were in a position to furnish extremely important evidence, the death of others, and so on. To sum up, the ‘Contra Deductie’ is an authority of primary significance for the study of our problem. The documentary evidence which it contains is extremely important in itself, and where verification has been possible, has been found genuine and free from falsification. It is therefore in no sense to be compared with the ‘Deductie,’ which scarcely contains a single document that has not been tampered with, one way or another. So far is it from being ‘no evidence,’ or from deserving to be dismissed as ‘utterly worthless,’ that it constitutes the most important collection of documents relative to the van der Stel controversy, that we possess in printed form. | |||||||||
2. The ContemporariesApart from these publications of the two opposing parties we have also the accounts furnished by contemporaries who were outside witnesses of the struggle between Governor and colonists. Three writers call for mention under this head, Bogaert, Kolbe, and Valentijn. A. Abraham Bogaert reached the Cape on February 4, 1706, on board the return fleet from India. As a result or several previous visits he knew the Colony well. During his stay he took up his quarters with one of the conspirators, and on the 4th April, 1706, he left with the fleet for the Netherlands. As the reader is aware, he was entrusted upon his departure with the charge of the Memorial which the colonists had drawn up against the Governor, and which the latter had been moving heaven and earth to secure. Bogaert was therefore an eye-witness of the disturbances at the Cape; as he tells us himself, he had ‘with his own eyes beheld their breaking out and their greatest violence.’ He gives a most exact account of the | |||||||||
[pagina 226]
| |||||||||
Hij geeft een zeer nauwkeurige beschrijving van de ‘kaapsche Zaken,’ waarin zowel de gebeurtenissen als de inhoud van allerhande stukken zorgvuldig en korrekt worden weergegeven. Zijn relaas is op sommige punten vollediger dan dat van Tas en van der Heiden in de Contra Deductie. Hij geeft ook een verhaal van wat er aan de Kaap voorviel na zijn vertrek, en dit is niet minder vertrouwbaar. Met de leidsmannen der vrijburgers, voor wier zaak hij een levendige sympathie gevoelde, stond Bógaert in nauwe betrekking. Hij heeft dus ook inzage gehad van de stukken, beëdigde verklaringen, enz., door hen bijeengebracht, ter verdediging van hun zaak. Zijn verhaal bewijst, dat hij zich van die dokumenten bediend heeft. Hij bleef ook nog later hun vriend, en toen, in 1711, hun Contra Deductie verscheen, schreef hij hiervoor (naar de mode van de dag) een inleidend vers. Zijn verhaal heeft, op een aantal punten, een eigenaardige overeenkomst, in uitdrukking en zinswending, met het bekende, anoniem verschenen, vlugschrift, de ‘Neutrale Gedagten.’ Of Bógaert werkelik een hand gehad heeft in de samenstelling van dit werk, dan of hij het alleen geraadpleegd heeft, zou een nader onderzoek moeten vaststellen. Behalve wat Bógaert van de vrijburgers, bij wijze van dokumenten, zou kunnen gekregen hebben, heeft hij nog duidelik andere bronnen van inlichting gehad. Hij geeft de inhoud van enige stukken, die hij alleen van de hoofdkantoren der Compagnie kan verkregen hebben. Hoe hij die bemachtigd heeft, is niet duidelik; men mag echter vermoeden, dat hij die door de invloed van een of ander hooggeplaatste ambtenaar gedaan gekregen heeft. Wij weten, dat hij vrienden onder de Bewindhebbers had, en misschien ook aan enkelen geparenteerd was.Ga naar voetnoot26. Zijn verslag is de volledigste, en tegelijk de nauwkeurigste beschrijving, die wij hebben van de beweging tegen van der Stel. Theal heeft volkomen gelijk, waar hij zegt, dat Bógaerts beschrijving de allerbeste is, die wij uit die tijd bezitten. Hij is sterk ingenomen vóór de vrijburgers en tegen de Gouverneur, maar laat zich nooit verleiden tot enige onnauwkeurigheid; en zijn oordeel over de gebeurtenissen en over de karakters der acteurs in de tragedie, hoewel dikwels scherp, is nooit onverdiend skerp, of onbillik. Hij zegt niets, dat men, na een zorgvuldig onderzoek van de hele kwestie, niet zou kunnen, (of moeten) beamen. B. KolbeGa naar voetnoot27. kwam naar de Kaap in 1705 en bleef er tot 1713. Zijn beroemde Beschrijving van de Kaap, - de uitgebreidste uit die tijd, - bevat ook een omslagtig verhaal van de verwikkelingen tussen de Gouverneur en de vrijburgers. Het is voor een groot gedeelte geput uit Bógaert en de Contra Deductie. Hoewel een vreemdeling en door van der Stel bij zijn aankomst zeer vrien- | |||||||||
[pagina 227]
| |||||||||
position at the Cape, not confining himself to a mere narration of events, but reproducing with care and accuracy the contents of all manner of documents. In some respects his narrative is fuller than that given by Tas and van der Heiden in the ‘Counter Defence.’ He also gives us a no less accurate account of what happened at the Cape after his departure. With the leaders of the colonists, for whose cause he felt a lively sympathy, Bogaert was in close touch. He therefore had every opportunity of perusing the documents, sworn declarations, etc., which they had brought together with a view to establishing their case, and his narrative indicates that he did not allow the opportunity to pass. He continued to maintain friendly relations with the colonists, and when the Counter Defence appeared in 1711 he composed, according to the fashion then prevailing, some introductory lines. In style and expression his narrative displays at a variety of points a remarkable degree of similarity to the well-known anonymous pamphlet, the ‘Neutrale Gedagten’ or Impartial Considerations. Whether Bogaert actually had a hand in the compilation of this work, or whether he merely used it as an authority, is a question to be determined by a more detailed investigation. In addition to what Bogaert must have been able to obtain from the colonists in the way of documentary evidence, it is clear that he had other sources of information. He gives the contents of several documents which he can only have procured from the head offices of the Company. How he obtained possession of these is doubtful, but we may presume that it was through the influence of some responsible official. We know that he had friends amongst the Directors, some of whom may even have been his relations. His narrative is the fullest and at the same time the most accurate account that we possess of the movement against van der Stel. Theal is altogether correct when he affirms that Bogaert's description is easily the best that has come down to us from a contemporary source. He is strongly on the side of the colonists and against the Governor, but he never allows himself to be led astray into any inaccuracy, whilst his judgement upon the events, and upon the characters of the dramatis personae, although frequently incisive, is never undeservedly so, and never unfair. There is not a word that a careful investigation of the whole question does not enable us, or rather oblige us, to endorse. B. Kolbe arrived at the Cape in 1705 and remained till 1713. His famous description of the Cape - the most comprehensive belonging to the period - includes a detailed account of the complications between the Governor and the colonists, based largely upon Bogaert and the Counter Defence. Although a stranger, and the recipient upon arrival of much attention from van der Stel, Kolbe speedily allied himself with the colonists. The complexion of his narrative is strongly partisan. At the same time, as he reports his personal experiences, and here and there furnishes details not elsewhere found, | |||||||||
[pagina 228]
| |||||||||
delik onthaald, koos Kolbe spoedig de partij voor de burgers. Zijn verhaal is sterk gekleurd door zijn partijdigheid. Zijn werk blijft echter een belangrijke bron, daar hij van zijn persoonlike ervaringen spreekt, en hier en daar biezonderheden geeft, die elders niet voorkomen. Zijn beweringen moeten steeds aan andere gegevens getoetst worden. C. ValentijnGa naar voetnoot28. was gedurende meer dan twintig jaar af en toe aan de Kaap, als bezoeker. Hij heeft er echter nooit langen tijd vertoeft. In 1705 schijnt hij een tocht naar het distrikt Stellenbosch gedaan te hebben. Hij was een nauwkeurige en oplettende schrijver, die van alles nota maakte. Door de van der Stels, vader en zoon, werd hij steeds zeer hoffelik behandeld, en geholpen met inzage van kaarten en dokumenten, die hij nodig had voor zijn Beschrijving. Willem Adriaan vooral schijnt geen moeite gespaard te hebben om op Valentijn een goede indruk te maken, en nam hem in 1705 mee in zijn eigen karos met zes paarden bespannen, om hem zijn buiten, Vergelegen, te tonen. Over de beweging tegen de Gouverneur laat Valentijn zich niet uit, hoewel het duidelik is, dat hij sterk met van der Stel sympathiseert. Over de burgers en hun klachten is hij slecht te spreken.Ga naar voetnoot29. Zijn boek was bestemd de roemruchtige daden der Nederlanders in de Oost te verheerliken, en derhalve liet hij onvermeld, wat hij als ongeschikt voor zijn doel achtte.Ga naar voetnoot30. Voor de studie van de van der Stel kwestie heeft het werk dus weinig waarde. Het bevat echter allerhande gegevens omtrent de regering en de ekonomiese toestanden, die uit de officiële bronnen geput zijn. | |||||||||
3. Archivalia.A. Uitgegeven. - Wat de officiële bescheiden betreft, de papieren der Compagnie, hiervan hebben wij in druk de korrespondentie van Gouverneur en Raad, met hun overheid, en met hun ondergeschikten aan de Kaap, uitgegeven door Leibbrandt, in de Letters Despatched (1696-1708), en Letters Received (1696-1708).Ga naar voetnoot31. De brieven zijn voor ons doel zeer belangrijk, hoewel wij steeds hun ‘officieel’ karakter voor ogen moeten houden. De ambtenaren zijn hier de aangeklaagden, en hun brieven, de beweringen van de éne partij bij het geding, zijn dus geenszins als neutrale bronnen te beschouwen. B. Onuitgegeven. - Veel meer belangrijk dan deze korrespondentie zijn de stukken in 't Kaapse Archief en op 't Koloniaal Archief in den Haag, die tothiertoe nog niet 't licht gezien hebben. De lezer zal bemerken, dat hiervan een ruim gebruik gemaakt wordt, bij wyze van aanvulling en vergelijking. | |||||||||
[pagina 229]
| |||||||||
his work is not without value as an authority. But his statements must invariably be checked by a reference to independent data. C. For more than twenty years Valentijn was an occasional visitor at the Cape. though his visits were never of long duration. In 1705 he seems to have undertaken a journey to the district of Stellenbosch. He was a careful and observant writer, who took notes of everything. He was invariably treated with great courtesy by the van der Stels, both father and son, who placed at his disposal the maps and documents required for his Description. Willem Adriaan in particular seems to have spared no trouble to impress Valentijn favourably, and in 1705 he took him in his own coach, drawn by six horses, to show him his country seat, Vergelegen. Valentijn has little to say upon the movement against van der Stel, although it is clear that his sympathies are all in favour of the Governor, and that with the colonists and their complaints he has but little patience. The object of his book was to immortalise the famous deeds of the Netherlanders in the East, and he therefore omits what he regards as unsuitable for his purpose. His book is of little importance for the study of the van der Stel question, but it includes data of all kinds, drawn from official sources, relative to the system of government and the economic situation generally. | |||||||||
3. The RecordsA. Published. - As regards the official records, the papers of the Company, we possess in print the correspondence of the Governor and Council with their superiors, and with their subordinates at the Cape, published by Leibbrandt in ‘Letters Despatched (1696-1708),’ and ‘Letters Received (1696-1708).’ The letters are most important for our purposes, although we must never lose sight of their ‘official’ character. The officials are here on trial, and their letters are by no means to be regarded as a neutral source; they represent the plea for the defence. B. Unpublished. - Much more important than this correspondence are the documents in the Cape Archives and in the Colonial Archives at the Hague, which up to the present have never seen the light. The reader will observe that these have been freely used for purposes of supplement and comparison. The Land Registers in the Surveyor-General's office at Capetown also supply valuable data of an essentially impartial character. | |||||||||
[pagina 230]
| |||||||||
Verder verschaffen de Erfbriefboeken, op 't Kantoor van de Landmeter-Generaal te Kaapstad, kostbare gegevens van geheel neutrale aard. | |||||||||
4. Het Dagboek van Adam Tas.Een bron, die onder de meest belangrijke moet gerekend worden, is 't Dagboek van Adam Tas.Ga naar voetnoot32. De eerste vraag, die bij de beoordeling van een dergelijk stuk opkomt, is deze: Is de schrijver ongeveinsd; zijn de aantekeningen inderdaad 't uitvloeisel van zijn eigen gemoed, voor eigen ogen alleen bedoeld, of zijn ze met bijbedoelingen neergeschreven, om anderen te misleiden? Er kan, m.i. in dit geval geen twijfel bestaan. Tas verzekert ons later, dat zijn Dagboek voor hem alleen bedoeld was;Ga naar voetnoot33. en ook Bógaert betoont met klem, dat Tas het ‘nooit mensch ter wereld vertoont of voorgelezen had, noch immer vertoont of voorgelezen zou hebben.’Ga naar voetnoot34. Deze verzekering is onnodig: het Dagboek op zichzelf bewijst, dat de schrijver nooit kan gedacht hebben, dat de tijdgenoten het in handen zouden krijgen. Wij wijzen alleen op enkele punten ter staving van deze bewering; de ongebonden wijze, waarop Tas een ieder kritiseert, zelfs met zijn vrienden de draak steekt, de naïeve verklapping van zijn eigen oneerlikheid omtrent de opgaaf van zijn bezittingen, van zijn slemppartijtjes, bewijzen zijn openhartigheid. Hij schaamt zich later hierover en zoekt zich te verontschuldigen. Nog meer: de gretigheid, waarmee de Gouverneur zoekt gebruik te maken van 't Dagboek, als getuigenis tegen Tas, en diens doen en laten, en de zorg waarmee hij tevens alles achterhoudt, dat hemzelf zou kunnen schaden (de laatste drie maanden, b.v.) getuigen, dat van der Stel althans niet twijfelde aan de oprechtheid van de schrijver, of aan de waarheid van zijn aantekeningen. Dat de ambtenaren inderdaad reden hadden de inhoud van 't Dagboek te vrezen, wordt verder bewezen, door Starrenburgs mutilatie ervan, eer het in handen van de justitie zou vallen, en ook door de latere verduistering van 't origineel. Indien de ambtenaren niet overtuigd waren, dat er gevaarlike waarheden in 't Dagboek stonden, zouden zij deze vrees niet getoond hebben. Immers, alleen de waarheid kon hun schadelik zijn. Voor de kennis van de ‘inner history’ van de beweging is 't Dagboek van de grootste betekenis. Feiten en gebeurtenissen zijn zeer nauwkeurig opgetekend, zodat een strenge toetsing aan andere bronnen geen afwijkingen van de waarheid heeft kunnen aantonen. Het is vooral kostbaar als zielkundig dokument: dank zij de schrijflust van Tas en zijn positie als middenpunt van de samenzwering, kunnen wij tans de ontwikkeling van de beweging volgen, en doordringen in de gevoelens en geheime drijfveren der leiders zoals nooit te voren; - en wel met de zekerheid, dat alles, wat wij leren, uit de eerste hand is. | |||||||||
[pagina 231]
| |||||||||
4. The Diary of Adam TasAmongst the authorities which must be reckoned as of primary importance is the Diary of Adam Tas. The first question which presents itself when we endeavour to form an estimate of any document of the kind, is this: Is the writer straightforward? Are his notes in point of fact the expression of his own feelings, and designed solely for his own eye, or have they been committed to writing with ulterior motives, with the intent to deceive others. In the present instance the good faith of the author seems to me unquestionable. Tas assures us at a later date his diary was written for himself alone, and Bogaert lays strong emphasis upon the fact that Tas ‘never to any person upon earth did discover or read the same, nor ever did cherish such intent.’ The assurance is not required. The Diary is evidence in itself that the author can never have contemplated the possibility of his contemporaries gaining access to it. We need no more than instance the outspokenness with which he criticises and pokes fun at everyone, his friends included, and the naïve betrayal of his own dishonesty in the matter of his property returns, as well as of the intemperate complexion of some of his festive gatherings; all serve as evidence of the ingenuous character of the Diary, for which at a subsequent date the author himself feels called upon to tender a somewhat shamefaced apology. Moreover, the eagerness with which the Governor seeks to exploit the Diary as evidence against Tas and his general manner of life, and the care with which, at the same time, he holds back everything that could prejudice himself (the second three months, for instance), are evidence that van der Stel for his part entertained no doubts as to the genuine character of the Diary and the truth of what it contained, whilst Starrenburg's mutilation of it before it could reach the hands of the Justiciary, and the subsequent suppression of the original, serve as additional proof that the contents were such as to inspire officialdom with a far from unintelligent apprehension. The officials would have displayed no such anxiety had they not been sensible that the Diary contained dangerous truths; only the truth had power to injure them. The Diary is of primary significance for our knowledge of the inner history of the movement. Facts and occurrences are noted down with the utmost accuracy, so that strict examination in the light of other authorities has failed to detect a single departure from the truth. From the psychological standpoint the document is of especial value. We owe it to the literary bent displayed by Tas as well as to the place which he occupied as the central figure of the conspiracy, that we are now in a position to trace the whole course of the movement as it grows and develops, and to enter as never before into the feelings and inner motives of the leaders - and all with the full assurance that our information is everywhere first-hand. |
|