Dagboek
(1970)–Adam Tas– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 206]
| |
Aanhangsel
| |
1. De ‘van der Stel Kwestie.’Er bestaat, eigenlik gezegd, geen van der Stel kwestie. De ‘kwestie’ is reeds meer dan twee honderd jaar geleden beslecht met de uitspraak der Bewindhebbers op de klachten van de vrijburgers tegen van der Stel. En sinds het jaar 1711, toen Abraham Bógaert, in zijn ‘Historische Reize,’ zijn persoonlike ondervinding in de strijd tussen de Gouverneur en de kolonisten in 't licht gaf, is zijn opvatting van de beweging de enige geweest, die door oordeelkundigen gehuldigd werd. In onze dagen heeft Theal, na het meest degelike en grondige onderzoek van de oorspronklike stukken in de Kaapse en Haagse archieven op de zaak betrekking hebbende, de opvatting van Bógaert in alle opzichten bekrachtigd. Niemand heeft ook getwijfeld aan de juistheid van de voorstelling, dat Willem Adriaan van der Stel een hebzuchtig tiran was, die de kolonisten op de wreedste wijze heeft onderdrukt, totdat wijlen de heer H.C.V. Leibbrandt, Koloniaal Archivaris aan de Kaap, een poging aanwendde, om de zo miskende Gouverneur te rehabiliteren. | |
[pagina 207]
| |
Appendix
| |
1. The ‘van der Stel Question’To be perfectly precise, there is no van der Stel question. With the verdict pronounced by the Directors more than two hundred years ago upon the complaints lodged by the colonists against van der Stel, the ‘question’ ceased to exist. And since the year 1711, when Abraham Bogaert in his ‘Historical Journey’ gave to the world his personal experiences during the conflict between the Governor and the settlers, Bogaert's view of the movement has met with universal acceptance amongst those capable of forming a judgment. In our own time the historian Theal, after a most thorough and searching examination of the original documents relative to the affair in the Archives at the Cape and the Hague, has confirmed the version of Bogaert in every particular. The essential accuracy of the view which represents Willem Adriaan van der Stel as an avaricious tyrant who oppressed the settlers with the most vindictive cruelty, was never questioned until the late Mr. H.C.V. Leibbrandt, Colonial Archivist at the Cape, attempted the rehabilitation of the Governor who had been the victim of so complete a misconception. | |
[pagina 208]
| |
2. Leibbrandt en zijn School.In zijn ‘Rambles through the Archives’Ga naar voetnoot1. heeft Leibbrandt getracht, van der Stel te verdedigen, - doch zonder veel sukses. Verder heeft hij een vertaling gepubliseerd van de correspondentie tussen de Kaapse Gouverneur en Raad en de Overheid in Nederland en Indië, en ook van der Stels verdediging van zichzelf, de ‘Korte Deductie.’Ga naar voetnoot2. Dit laatste werk, waarover later veel gezegd zal worden, is voorzien van een reeks uittreksels uit de officiële bescheiden, betrekking hebbende op de twist tussen de Gouverneur en de vrijburgers. De opsteller geeft voor, dat die uittreksels behoorlik gemaakt zijn, en de waarheid behelzen. In der waarheid is er, onder de bijna twee honderd stukken, niet één enkele groep dokumenten van enige belang, die niet òf gemutileerd, òf vervalst is, en wel op de grofste wijze. Die uittreksels dienen geenszins, om de waarheid te openbaren. Integendeel, ze werden opzettelik gemaakt, om de waarheid te onderdrukken. Daar nu Leibbrandts vertaling van de ‘Korte Deductie,’ door de publicatie van regeringswege, een soort officieel karakter kreeg, heeft zij, (op de oningewijden althans), indruk gemaakt. En de gevolgen zijn niet uitgebleven. Een werkje van Mevrouw A.F. Trotter, ‘Old Cape Colony,’ in 1903 verschenen, toont zeer duidelik Leibbrandts invloed. Willem Adriaan van der Stel wordt hierin voor het eerst gehuld in dat zoeterig-sentimenteel waasje van veréring van miskende grootheid, dat spoedig de grondtoon zou worden van een hele reeks van geschriften, alle geïnspireerd door Leibbrandts opvatting, en alle direkt gebaseerd op zijn vertaling van de ‘Korte Deductie.’ De volgende vrucht van Leibbrandts werk was een boek van de heer Ian Colvin, ‘The Romance of South Africa’ (1909), waarin de traditionele opvatting van de strijd tussen van der Stel en de vrijburgers en van 's Gouverneurs karakter heftig aangevallen werd. Volgens Colvin is de voorstelling hiervan, door Bógaert gegeeven, en door Theal bekrachtigd, geheel verkeerd. ‘If the records prove anything,’ zegt hij, nogal categories, ‘they prove that he (Willem Adriaan) was as good a man as his father, that he ruled wisely and kindly, and that his fall was due to a wicked conspiracy bolstered up by charges which were, one and all of them, entirely and absolutely false.’Ga naar voetnoot3. De verschijning van Colvins boek, dat ook andere verdraaiingen van onze geschiedenis bevatte, lokte dadelik tegenspraak uit, en gaf aanleiding tot een lange correspondentie in de Cape Times, gedurende de maanden Augustus tot November 1909, tussen Leibbrandt, Colvin en andere verdedigers van van der Stel aan de eene kant, en Theal, die de oude zienswijze vertegenwoordigde, aan de andere.Ga naar voetnoot4. | |
[pagina *3]
| |
Van Staden-tekening, 1710
Kopiereg: Kaapse Argief | |
[pagina *4-*5]
| |
Oorspronklike Kaart van die Colonie van Stellenbosch, omstreeks 1689 Hierdie merkwaardige ou tekening is die oudste tans bekende kaart van die distrik of ‘colonie’ van Stellenbosch, en vorm deel van 'n omvattende kaart van die hele Kaap de Goede Hoop. Die topografie is natuurlik nie akkuraat nie, maar die besonderhede is uiters waardevol en interessant. Dit vertoon die name van vrywel al die eerste ‘coloniërs’ van Stellenbosch. baie van wie ook in die
Kopiereg: Kaapse argief | |
[pagina *6]
| |
Kopiereg: Kaapse Argief
| |
[pagina 209]
| |
2. Leibbrandt and his SchoolIn his ‘Rambles through the Archives’ Leibbrandt endeavoured to whitewash van der Stel, but with little success. He also published a translation of the correspondence between the Governor and Council at the Cape and the authorities in India and the Netherlands, as well as of van der Stel's defence of himself, the ‘Korte Deductie.’ This last work, of which we shall have much to say later, is furnished with a series of excerpts from the official records bearing upon the dispute between the Governor and the colonists. The author professes that these excerpts have been made bonâ fide, and contain the truth. In point of fact, out of close upon two hundred documents there is not one single series of any importance that has not either been mutilated or falsified, and that in the most shameless fashion. So far from serving to reveal the truth, the excerpts in question were purposely framed to suppress it. At the same time, Leibbrandt's translation was published on behalf of the Government, and was in a sense hall-marked as official. It therefore succeeded in producing an impression, at least upon the uninitiated, which has not been barren of results. A work by Mrs. A.F. Trotter, which appeared in 1903 under the title ‘Old Cape Colony,’ shows very clearly the influence of Leibbrandt. It is here that we first discover the figure of Willem Adriaan, the ‘great traduced,’ invested with that glamour of pseudo-romance with which a sickly sentimentality is wont to surround the objects of its adoration, and which we speedily find reflected in the pages of a whole series of writings, all inspired by Leibbrandt's conception, and all directly based upon his translation of the ‘Korte Deductie,’ or Defence. The next fruit of Leibbrandt's work was a book by Mr. Ian Colvin, ‘The Romance of South Africa’ (1909), which contains a rousing assault upon the traditional version of the conflict between van der Stel and the colonists, and of the Governor's character. According to Colvin, the representation given by Bogaert and confirmed by Theal is wholly misleading. ‘If the records prove anything,’ he says, categorically enough, ‘they prove that he (Willem Adriaan) was as good a man as his father, that he ruled wisely and kindly, and that his fall was due to a wicked conspiracy bolstered up by charges which were, one and all of them, entirely and absolutely false.’ The appearance of Colvin's work, which was by no means innocent of other distortions of our history, at once elicited reply, and gave rise to a lengthy correspondence in the Cape Times, during the months August-November, 1909, between Leibbrandt, Colvin, and other champions of van der Stel upon the one side, and Theal, representing the older point of view, upon the other. | |
[pagina 210]
| |
Professor J. Edgar kwam ook in het strijdperk, en sloot zich aan bij de verdedigers van de Gouverneur. Zijn beschouwing vindt men in zijn brief van 20 Augustus 1909. Hij heeft die opvatting later bijna woordelik overgenomen in zijn leerboek, voor onze scholen bestemd, ‘The Expansion of Europe,’ Dl. 1. Zij komt hierop neer: De wrijving tussen de kolonisten en de Gouverneur was de schuld, niet zozeer van de Gouverneur als wel van het systeem, dat hij moest toepassen; de handelwijze van de vrijburgers in het optrekken van hun Klachtschrift, vindt hij, ‘cannot stand a moment's examination’; later hebben de voornaamste ondertekenaren hun beweringen herroepen, en ‘after these damaging admissions, it is hardly worth while examining the document (het Klachtschrift).’Ga naar voetnoot5. ‘It is difficult,’ zegt hij, ‘under these circumstances to interpret the matter as other than a spiteful conspiracy to get rid of an unpopular Governor.’ ‘It was undoubtedly to his interest,’ zegt hij verder, ‘and in his power to use his position as Governor in a way profitable to himself and prejudicial to the colonists. Whether he ever actually did so or not can never be adequately determined. The whole evidence rests on hearsay and on the gossip of his personal enemies.’Ga naar voetnoot6. Hoewel het Theal gemakkelik viel de juistheid van zijn opvatting met een overvloed van bewijzen aan te tonen, zijn tegenstanders waren niet overtuigd. Colvin heeft later, in zijn inleiding tot Mendelssohns ‘Afrikaanse Bibliografie,’ zijn beweringen herhaald.Ga naar voetnoot7. En Edgars leerboek, bij duizenden verspreid onder onze schoolgaande jeugd, verkondigt nog steeds zijn eigenaardige opvatting van de zaak. Noch Colvin noch Edgar heeft, zover men naar hun eigen geschriften mag oordelen, ooit een enkel oorspronkelik dokument uit de duizenden, die op de kwestie betrekking hebben, geraadpleegd.Ga naar voetnoot8. Zij hebben zich vergenoegd met de stukjes en brokjes door van der Stel in de Deductie openbaar gemaakt, en met de dokumenten later door Leibbrandt, bij wijze van aanvulling op deze verdediging, vertaald en uitgegeven in de ‘Letters Despatched,’ etc. Het is dan ook geenszins te verwonderen, dat zij de kwestie anders opvatten dan diegenen, die werkelik op de zaak zijn ingegaan. Zij hebben alleen het getuigenis van de ene partij gezien, en verkeren onder de waan, dat dit ex parte getuigenis alles is, wat er over de zaak bestaat. | |
[pagina 211]
| |
Professor J. Edgar also entered the lists, and ranged himself upon the side of the Governor's champions. His views were contained in his letter of August 20, 1909, and were subsequently reproduced almost verbatim in his text-book, ‘The Expansion of Europe,’ compiled for use in our schools. They may be summarised as follows: The friction between the colonists and the Governor was the fault not so much of the Governor as of the system he was called upon to work. The methods employed by the settlers in framing their Memorial cannot, he holds, ‘stand a moment's examination.’ The leading signatories subsequently withdrew their allegations, and ‘after these damaging admissions it is hardly worth while examining the document’ (the Memorial). ‘It is difficult,’ he says, ‘under these circumstances to interpret the matter as other than a spiteful conspiracy to get rid of an unpopular Governor.’ ‘It was undoubtedly to his interest.’ he continues, ‘and in his power to use his position as Governor in a way profitable to himself and prejudicial to the colonists. Whether he ever actually did so or not can never be adequately determined. The whole evidence rests on hearsay, and on the gossip of his personal enemies.’ It was no difficult matter for Theal to establish, with more than a sufficiency of evidence, the correctness of his views. But his opponents were unconvinced. Colvin has subsequently repeated his contentions in his introduction to Mendelssohn's ‘South African Bibliography’; and Edgar's textbook, which circulates in its thousands amongst our schoolgoing population, still continues to proclaim the author's singular conception of the episode. Now, if we may judge from their own writings, neither Colvin nor Edgar has ever consulted a single original out of the thousands of documents which bear upon the question. They have contented themselves with the broken fragments published by van der Stel in his Defence, and with the documents which Leibbrandt at a later date, by way of supplement to this Defence, translated and issued in his ‘Letters Despatched,’ etc. It need, therefore, occasion no surprise that they should hold other views upon the question than those who have really studied the problem. Having seen the evidence of the one party only, they cherish the fond belief that this ex parte evidence is all that exists relative to the affair. | |
[pagina 212]
| |
3. Wat is de Waarheid?Wat is dan de waarheid? Is deze te vinden in de voorstelling van Bógaert en Theal? Zo ja, waarom heeft Theal dan niet zijn tegenstanders kunnen overtuigen? Is misschien de vraag niet uit te maken, kunnen wij de waarheid niet te weten komen? De kwestie is zeker ingewikkeld, de oplossing moeilik binnen vaste perken uit te werken. Men behoeft, echter, geenszins te wanhopen, ‘aangezien,’ (om met Tas te spreken), ‘aangezien de waarheijd onverwrikbaar staande blijft, en de leugen van selfs moet vallen.’Ga naar voetnoot9. Alleen, de schrijver onderneemt niet, hij haast zich dit te zeggen, en met nadruk te zeggen, - hier de hele waarheid te geven. De hele, ingewikkelde kwestie, met al haar vertakkingen, kan hier niet in al de biezonderheden besproken worden. Dit is onmogelik in een aanhangsel op een boek, dat bovendien reeds in duplo moet verschijnen. Het onderzoek, dat hier volgt, heeft zich dus streng moeten bepalen tot één hoofdpunt in 't vraagstuk, nl., tot de aard van de klachten der vrijburgers tegen van der Stel. Zijn die klachten gegrond? Of heeft van der Stel zijn onschuld bewezen? Dat is de kwestie, dat is de grond van het hele vraagstuk. De klachten zijn zo veelomvattend, zo specifiek, zij bevatten zulke ernstige aantijgingen tegen de Gouverneur, dat alles afhangt van deze beslissing. Zijn die klachten gegrond, dan was van der Stel een schurk, opgevreten door hebzucht, zonder het minste plichtsgevoel, een ‘geesel van deses lands inwoners.’Ga naar voetnoot10. Zijn ze integendeel ongegrond, dan was hij een onschuldig martelaar, opgeofferd aan de nijd en de haat van gewetenloze vrijburgers. In de Klachten hebben wij dus de wortel van de zaak: zij veroordelen òf de beschuldigde òf de beschuldigers. | |
4. Plan van dit Onderzoek.Ons onderzoek begint met een bespreking van de bronnen voor de studie van de kwestie (Hoofdstuk II.) Dan volgt een uiteenzetting van de toestanden aan de Kaap, de verhouding tussen ambtenaren en boeren, - de aanleiding tot 't opstellen van 't Klachtschrift, met een analyse van zijn inhoud, Hoofdstuk III.) Hoofdstuk IV bevat een onderzoek naar de wijze, waarop de Gouverneur zich tegen de klachten zoekt te verdedigen door getuigenis te zijnen gunste te verzamelen, en door de klagers scherp te vervolgen, om ze te doen herroepen; voorts, een vergelijking van zijn gepubliseerde ‘Uittreksels’ uit de verhoren der gevangen genomen burgers met de oorspronkelike | |
[pagina 213]
| |
3. What is the Truth?What then is the truth? Can we find it in the case as stated by Bogaert and Theal? If so, why is it that Theal has failed to convince his opponents? Is it perhaps that the problem is incapable of solution, and that we can never know the truth? The question is certainly complicated, and the solution difficult to work out within fixed limits. At the same time there is certainly no need to despair, ‘for that,’ in the words of Tas himself, ‘the truth do stand alway impregnable, and the lie must still fail of itself.’ On the other hand, the writer hastens to state, and to state emphatically, that he does not undertake in the present work to give the whole truth. The whole complicated question, with its numerous ramifications, cannot here be discussed in all its details. This is impossible in the appendix to a book which already labours under the disability of having to appear in the dual medium. The investigation which follows has therefore been strictly confined to the one main issue, namely, the character of the indictment framed by the colonists against van der Stel. Was there foundation for their charges, or was van der Stel successful in establishing his innocence? The root of the whole question lies here. The indictment is so comprehensive and yet so specific, and comprises accusations against the Governor of so grave a character, that the decision of this one point decides everything. If the charges are substantiated, then van der Stel was a scoundrel, devoured by avarice, without the smallest sense of duty, ‘a scourge unto the inhabitants of this land.’ If, on the other hand, they rest upon no foundation, then van der Stel was an innocent martyr, sacrificed to the jealousy and hate of his unscrupulous adversaries, the colonists. The Memorial contains the root of the matter; it condemns either the accused or the accusers. | |
4. Plan of the InquiryOur inquiry begins with some account of the sources for the study of the question (Chapter II.). Then follows a discussion of the condition of affairs at the Cape, the relations between the officials and the farming community, and the occasion which led to the drafting of the Memorial, with an analysis of its contents (Chapter III.). Chapter IV. contains an inquiry into the methods by which the Governor sought to defend himself - his collection of evidence in his favour, and his rigorous proceedings against the complainants in order to force them to withdraw - accompanied by a comparison of his published extracts from the interrogatories of his prisoners with the original minutes in the Archives, with finally an appreciation of his Defence, the ‘Korte Deductie.’ Chapter V. institutes an independent inquiry into the origin and character of the charges against van der Stel, | |
[pagina 214]
| |
minuten op 't Archief; en eindelik een waardering van zyn Korte Deductie. In hoofdstuk V. wordt een onafhankelik onderzoek ingesteld naar de oorzaak en de aard van de klachten tegen van der Stel, om een beslist antwoord te kunnen geven op de vraag, of die klachten gegrond waren, of niet. In 't laatste Hoofdstuk (VI.) wordt de betekenis van de episode korteliks besproken. |
|