Dagboek
(1970)–Adam Tas– Auteursrechtelijk beschermdFebruarij, 1706.Maandag den eersten Februarij.Maandag den eersten Februarij. S'morgens warm weer. Op dato is ons volk met dorsschen en koorn schoon te maken weder bezig geweest. Des voormiddags begon de Z.Oe. wind wakker op te bulderen, en woeij den geheelen dag zonder eenige verposing helder door. Onse dogter SaraGa naar voetnoot258. is desen dag vrij wat onpasselijk geweest. | |
Dingsdag den 2e.Dingsdag den 2e. S'morgens stil warm weer. Met dorsschen is heden weder voortgang gemaakt. Men heeft deesen morgen aan de Caab verschijde canonschooten hooren doen.Ga naar voetnoot259. De beduijdenis daarvan zal ons de tijd leeren. Mij is vertelt als dat de noordse Piet Rob deese morgen met zijn paarde wagen na Hottentots Holland is gereeden. Die Schoft heeft welligt op deese Lichtmis dagGa naar voetnoot260. weder wat aan te brengen, want het een zeekere zaak is dat die vent 't verklikkers ambagt sterk oeffent, dan hij staat er mettertijd voor beloont te werden.Ga naar voetnoot261. Desen voormiddag quam Mr. van der Bijl nevens Barent Lubbe hier. Na een wijnig toevens zijn ze weder vertrokken. Op gisteren is den gouvernr. van Vergeleegen na de Caab vertrokken. Mr. Grevenbroek deesen dag uijtgeweest zijnde, zeijde t' huijs komende dat hem was vertelt datter reets elf retour scheepen ter rheede waren gekomen, dog naderhand was door Catrijn WismarGa naar voetnoot262. (die van de Caab quam) verhaalt datter geen scheepen waren. De tijd sal 't ons doen hooren. | |
[pagina 177]
| |
February, 1706.Monday the 1st.Monday the 1st. Warm morning. This day our labourers have again been busy threshing and cleaning corn. In the forenoon the S.E. wind began to blow very strongly, and continued to blow hard throughout the day without letting up. Our daughter Sara was to-day somewhat indisposed. | |
Tuesday the 2nd.Tuesday the 2nd. In the morning warm, calm weather. Progress was again made with the threshing this day. Several cannon-shots were heard at the Cape this morning, the meaning of which we shall learn in time. I was told that the norseman Piet Rob had this morning driven to Hottentots Holland with his horse-chaise. The rogue is most likely trying to uncover again this Candlemas day some information, for it is a fact that this fellow is diligently practising the informer's craft, for which he stands to reap his reward in due course. This forenoon Mr. van der Bijl with Barent Lubbe arrived here, and after tarrying a while, they left again. Yesterday the Governor left Vergelegen for the Cape. Mr. Greevenbroek, having been abroad this day, stated on returning home that he was told that already eleven ships, homeward bound, had arrived in the roads, but later Catrijn Wismar (who arrived from the Cape) reported that there were no ships. Time will tell. | |
[pagina 178]
| |
Woensdag den 3.Woensdag den 3. S'morgens zeer warm. Met dorsschen is nog al voortgevaaren. Tegens de middag begon de Z.Ote. wind weder helder op te blasen. Mijn vrouw was op dato nogal met een zeer oog geplaagt, dat eer erger als beter scheen te worden. Ik moet bekennen dat dit een quade plaag is, waar aan de lijders veel moeten uijtstaan; hierbij komt nog dat het niet seer spoedig overgaat. | |
Donderdag den 4e.Ga naar margenoot+ Donderdag den 4e. S'morgens vroeg was het mistig weer. Nadat onze trop schapen een wijnig tijds buijten was geweest, zijn er seeven wilde honden onder geraakt, die twee schaapen hebben gebeeten. De schaapwagter was ook in de klem, aangesien de honden op hem afquamen. Met dorsschen is er thans weder voortgang gemaakt. Des namiddags quamen de Messrs. van der Bijl en Appel hier. Zij verhaalden mij als datter dezen morgen thien hollandse retour scheepen ter rheede waren gekomen. Appel vertelde dat hij sulx in de Tijgerbergen van Mr. Diemer hadde vernomen; ook was hem gesegt datter van Batavia een CommissarisGa naar voetnoot263. was gekomen. Dit zal de reden zijn datter deese morgen zoo hard is geschooten, men mag thans op wat goeds voor de Caab hoopen. De goede God hoop ik zal zijn genaden rijken zeegen daartoe geeven, en de Ingeseetenen deeses Lands eens van onderdrukkingen verlossen, op datse 't hoofd met vreugde eens mogen opsteeken. | |
Vrijdag den 5:Vrijdag den 5: S'morgens aangenaam weer. Met dorsschen is ons volk weder beezig geweest. Deese morgen quam hier ten huijse Mr. Gerrit Remkes. Hij verhaalde mij gehoord te hebben als datter 10 retourscheepen waren ter rheede gekomen, waar van Jan de Wit Commandeur was, dog hij voegde hierbij datter geen Commissaris van Batavia was gekomen, dat sulx maar een verdigtsel was, 't welk alle welmeenende menschen leed is, aangesien men met denselven wat goeds was verwagtende, dog God Almagtig zal eenmaal uijtkomst geven. Mr. RemkesGa naar voetnoot264. heeft hier het middagmaal gehouden. | |
[pagina 179]
| |
Wednesday the 3rd.Wednesday the 3rd. Very hot in the morning. Fair progress was made with threshing. Towards midday the S.E. wind began to blow up fresh again. This day my wife was greatly troubled with a sore eye, which seemed to get worse rather than better. I must admit that this is a serious malady, which causes suffering to those afflicted, and besides it does not speedily pass. | |
Thursday the 4th.Thursday the 4th. Misty weather early in the morning. When our flock of sheep had been afield for some time, seven wild dogs came among them and bit two of the sheep, and the shepherd was also in trouble as the dogs attacked him. Progress was again made with threshing. In the afternoon Messrs. van der Bijl and Appel arrivedGa naar margenoot+ here, and they informed me that this morning ten Dutch ships, homeward bound, had arrived in the roads. Appel told me that he had heard the same from Mr. Diemer in the Tiger Mountains. He was also told that a commissioner had arrived from Batavia; this must be the reason for all the firing which took place this morning. Now we may hope that something good for the Cape will happen, whereunto I trust that the good Lord will vouchsafe his rich and gracious blessing, and deliver the people of this land from oppression, that with gladness they may once more lift up the head. | |
Friday the 5th.Friday the 5th. Pleasant morning. Our labourers were again busy threshing. This morning Mr. Gerrit Remkes arrived here at my home and reported that 10 ships, homeward bound, had entered the roads, under the command of Jan de Wit, but he added that no commissioner had arrived from Batavia, so that this must have been a fabrication, which grieves all well-disposed people, as they had ex- | |
[pagina 180]
| |
s' Namiddags zijn we ten huijse van Mr. van der Bijl geweest. Na een wijl keuvelens aldaar zijn we na huijs gestapt, zijnde hij des avonds na Meerlust vertrokken. | |
Saturdag den 6e.Saturdag den 6e. S'morgens betoogen lugt. Thans heeft ons volk om het donkere weer niet konnen dorsschen. Op de middag quam hier een slaav van Oom Husing, door hem aan Hendrik Mulder geleent. Denselven was van over 't Rode SantGa naar voetnoot265. op gekuijert. Hij zijde daar niet te konnen woonen, om dattet te verre van honk was. Ik hebbe die knaap na Meerlust laaten brengen, en ben zelfs derwaards gereeden; na met Mr. Gerrit Remkes en Joannes Vlok wat gekeuvelt te hebben ben ik t' huijswaard gereeden. | |
Zondag den 7.Zondag den 7. S'morgens de lugt eenigsints betrokken. Dezen morgen ten agt uuren ben ik nevens Mr. Appel te paard gesteegen om na de Caab te rijden. Aan de Kuijlen komende zijn we heen en weer van onse paarden geweest. Nadat we weder opgesteegen en een wijnig voortgereeden waren, quam agter ons aan rijden Anthonj LiefrinkGa naar voetnoot266. en de vader van 't vrouwmensch die met Jan CoetzeGa naar voetnoot267. is getrouwt. In de Tiger valleij komende vonden we ten huijse van Hans Hendk.,Ga naar voetnoot268. Hercules du Pree en Daniel Hugot, welke Messrs. | |
[pagina 181]
| |
pected something good from it, but God Almighty shall one day send deliverance. Mr. Remkes stayed to dinner here. In the afternoon we were at the home of Mr. van der Bijl, and after having conversed there for a while, we walked home, and this evening he left for Meerlust. | |
Saturday the 6th.Saturday the 6th. Cloudy morning. Because of the threatening weather our labourers were not able to thresh to-day. At midday a slave of my uncle Husing's, whom he had lent to Hendrik Mulder, arrived here. The same had made his way over the mountains from Rode Sant, and he declared that he could not live there as it was too far from home. I had the fellow brought to Meerlust, and myself rode thither. After I had had some discourse with Mr. Gerrit Remkes and Joannes Vlok, I rode home. | |
[pagina 182]
| |
van de Caab quamen, zeggende datter op gisteren een Zeeuse baar ter rheede was gekomen. Na aldaar een pijp met smookkruijd verbrand te hebben, zijn we voort gereeden na 't Ronde Bosje. Wij quamen aan 't huijs van Mons. van der Heijden, dog denselven was met zijn vrouw ten eeten bij broer Louw. Ik ben hierop met Mons. Appel derwaards gewandelt. Wij vonden de vrunden daar aan Tafel en gingen mede aanzitten. Na den eeten gingen we wat onder de boomen zitten een pijp Tabak rooken. Ondertusschen quam Mr. Oortmans met zijn vrouw daar neevens eenige scheeps vrunden; ook quam daar te paard Mr. Kina. Tegens den avond vertrokken die vrunden. Wij bleven des avonds bij broer Louw weder ten eeten en zijn toen met Mons. van der Heijden na zijn huijs gewandeld, braaf bestooven. Daar komende begaven we ons ter nachtrust. | |
Maandag den 8e.Maandag den 8e. S'morgens tamelijk weer. Nadat we wat ontbeeten hadde, zijn we met de paarde wagen van Mr. van der Heijden na de Caab gereeden. Wij gingen ten eersten bij Oom Husing, alwaar we met elkanderen aan 't keuvelen geraakte. Des namiddags gingen we met elkanderen aan 't huijs van Meerland. Na dat we onze zaken aldaar hadden verrigt, is elk sijns weegs gegaan. Ik stapte na br. Mensink;Ga naar voetnoot269. van daar ben ik na mijn Logement gestapt.Ga naar voetnoot270. | |
Dingsdag den 9e.Dingsdag den 9e. S'morgens goed weer. Deese middag ben ik neevens broer Louw, en Appel aan 't huijs van br: Menssink ten eeten geweest. Van daar ben ik met Mr. Appel na Mr. Kina gestapt. Na een wijl daar geweest te hebben, hebbe ik aan Monsr. van der Lind voor olij bet: 3¼ Rx: wijders ben ik na 't huijs van Oom HusingGa naar voetnoot271. gewandeld, na dat ik bevoorens bij Mr. Klijnveld was geweest. Men heeft thans aan de Caab niet veel nieuws konnen hooren. Alleenlijk is mij verhaald dat den gouvernr. de gepasseerde Zondagh een brief zoude hebben gekreegen, waar over hij seer misnoegt was geweest, en wakker hadde gestampeijt,Ga naar voetnoot272. dog desselfs inhoud was onbekend. Ik hebbe nog verschijde andere vertellingen meer gehoord, die alzoo iets behelsen. | |
[pagina 183]
| |
came riding up after us Anthonij Liefrink and the father of the woman who is married to Jan Coetze. On reaching the Tiger Valley, we encountered at the home of Hans Hendrik, Hercules du Pree and Daniel Hugot, these gentlemen having come from the Cape with the news that yesterday a Zeelander on her first voyage to the East had arrived in the roadstead. After a pipe of tobacco we rode forth from there to Rondebosje and arrived at the home of Mr. van der Heijden, but he and his wife were dining with my brother Louw. Hereupon Mr. Appel and I walked thither, and found our friends there at table and joined them for the meal. After dinner we sat under the trees and smoked a pipe of tobacco. During this time Mr. Oortmans and his wife, together with some friends from the ships, arrived there, also Mr. Kina on horseback. Towards evening the friends departed. We stayed to supper with brother Louw and then walked back with Mr. van der Heijden to his home, covered in dust, and on arriving there, went to rest for the night. | |
Monday the 8th.Monday the 8th. Fair morning. After we had breakfasted, we drove to the Cape in the horse-chaise of Mr. van der Heijden. We first went to visit uncle Husing, where we fell to talking. In the afternoon we went in company to the home of Meerland, and after we had discharged our business, each went his way. I walked to brother Mensink's and thence to my lodging. | |
Tuesday the 9th.Tuesday the 9th. Fine morning. This afternoon, with brother Louw and Appel, I had dinner at the home of brother Mensink. From there I walked with Mr. Appel to Mr. Kina, where we stayed a while. Then I disbursed to Mr. van der Lind 3¼ rixdollars for oil. Thereupon I walked to the home of uncle Husing after first visiting Mr. Klijnveld. At the moment there is little news at the Cape, except that I was told that the Governor had received a dispatch last Sunday, which greatly displeased him, and caused him to rage and | |
[pagina 184]
| |
Claas Meijboom heeft mij op dato verhaalt dat de 2 vragten meel bij hem van mij ontfangen uijtneemend goed waren geweest. | |
Woensdag den 10e.Woensdag den 10e. S'morgens tamelijk weer met N: We. wind. Dezen morgen vroeg ben ik bij Oortmans geweest, van daar bij Juffr: Munkerus en Juffr: Corssenaar aan wien ik mijn oude schult hebbe betaalt ten bedrage van ƒ28: 12: Ook hebbe op nieuw van haar verschijde goederen gekogt, die mede door mijn zijn betaalt. Heden ben ik ook ten huijse van Mr. DiepenauwGa naar voetnoot273. gegaan, alwaar een wijl aan de praat ben geweest; voorts hebbe hier en daar zoo wat schulden betaalt. Op dato ben ik ten huijse van Mr. Poulle geweest. | |
Donderdag den 11e.Donderdag den 11e. S'morgens betogen lugt. 't Begon ook eenigsints te regenen. Ik hebbe bij Claas Meijboom coffij boonen besprooken; voorts hebbe mijne boodschapjes zoo veel doenlijk afgedaan. Toen ben ik na 't huijs van Mr. Corssenaar gewandeld, met wien ik een wijl hebbe gekeuvelt. Ondertusschen wierde mijn paard van 't Ronde Bosje gehaald, zoo dat ik tegens den avond na broer Menssink ben gereden, alwaar ik des nagts verbleef. | |
Vrijdag den 12e.Vrijdag den 12e. S'morgens aangenaam weer. Nadat ik desen morgen met broer Menssink coffij gedronken en ontbeeten hadde, heeft hij zijn paarden laaten inspannen om mij na de Tigervalleij te laaten brengen. Wij gingen bevoorens na broer Louw daar broer van Brakel ook was. Van daar stapten we na 't huijs van Juffw. van der Hijden. Nadat ik mijn goedje daar geweest zijnde, hadde geborgen, ben ik met broer Menssink voort gereeden na de Tijgervalleij. Mijn paard wierde door een sijner Slaaven daar gebragt. Nadat we aldaar een pijp Tabak a twee gesmookt en eenige glaasjes bier gedronken hadden, nam ik van hen afschijd, en zettede mijn rijs voort na Stellenbos. Ondertusschen reed hij weder na de brouwerij. Ik quam des avonds omtrent ten vijf uuren t' huijs. Ik was sodanig nat besweet dat ik mij moeste verschoonen. | |
Saturdag den 13e.Saturdag den 13e. S'morgens goed weer. Dezen morgen quam hier ten huijse Christoffel Esterhuijs.Ga naar voetnoot274. Denzelven zeijde Mr. Diemer | |
[pagina 185]
| |
rant, but the contents of the dispatch are not known. I also heard divers other tales not without significance. Claas Meiboom informed me this day that the two loads of meal, which he received from me, had been most excellent. | |
Wednesday the 10th.Wednesday the 10th. Fair morning with wind from N.W. Early this morning I visited Oortmans, and went from there to Mrs. Munkerus and Mrs. Corssenaar, to whom I discharged an old debt amounting to f.28. 12. I also purchased from her diverse fresh goods, for which I paid. I also went to the house of Mr. Diepenauw to-day, and there conversed for a while. Further I settled some debt at various places. I was also at the home of Mr. Poulle to-day. | |
Thursday the 11th.Thursday the 11th. Overcast sky in the morning. It also began to rain a little. I ordered some coffee beans from Claas Meijboom. Further I dispatched my business as far as possible, then I walked to the home of Mr. Corssenaar, with whom I conversed for a while. In the meantime my horse was fetched from Rondebosje, and towards evening I rode to brother Mensink where I stayed the night. | |
Friday the 12th.Friday the 12th. Pleasant morning. This morning, having drunk coffee and eaten breakfast with brother Mensink, he had his horses put to the wagon to bring me to the Tiger Valley, but first I went to brother Louw, where was also brother van Brakel. From there we walked to the home of Mrs. van der Heijden. After I had stored away my goods, which had been there, I drove forth with brother Mensink to the Tiger Valley. My horse was brought thither by one of his slaves, and after we had smoked a pipe or two of tobacco and enjoyed sundry glasses of beer, I took my leave of them and resumed my journey to Stellenbosch, while he drove back to the brewery. I reached home at about five o'clock in the afternoon. I was so wet with perspiration that I had to change my clothes. | |
[pagina 186]
| |
gesprooken te hebben. Hij wilde gaarne een meede Lid van 't welmeenende Collegie worden,Ga naar voetnoot275. dan bij gebrek van 't geschrift konde ik hem thans niet helpen. Hier op is hij vertrokken. Toen ben ik na 't huijs van Mr. van der Bijl gewandeld, wien ik verscheijde groetenissen hebbe gegeven, en soo veel nieuws meede gedeeld als ik wist. Des agtermiddags quam Mr. van der Bijl met sijn Vrouw t' onsen huijse. Nadat we een wijl gekeuvelt en wat tijdkorting hadden gehad, zijn ze des avonds vertrokken. | |
Zondag den 14e.Zondag den 14e. S'morgens goed weer. Deese morgen quam Johannes Vlok hier, van meening zijnde om te kerk te gaan. Ik ben ten dien ijnde met hem na Stellenbosch gereeden. Na dat we een poosje aan 't huijs van Hans de Smit waren geweest, zijn we te kerk gegaan. De paap ter kanssel geklommen zijnde nam zijn Text uijt Mattheus Evangeli Cap. 22: V:8.Ga naar voetnoot276. Hij talmde zoo wat heen op den ouden trant. Mr. van der Lith quam in de kerk met Theunis Liefrinck,Ga naar voetnoot277. schipper Salm, en eenen SchagenGa naar voetnoot278. die fiscaal van de retourvloot is, als mede de twee dogters van van der Lith. De oudste dogter quam met een tamelijke groote hond onder de arm te kerk,Ga naar voetnoot279. slegte zaken. Ik ben desen voormiddag voor de eerste maal met de klinkbuijdel omgeweest.Ga naar voetnoot280. Na 't ijndigen der Leerreeden, ben ik met Mr. Vlok | |
[pagina 187]
| |
He wished to become a member of the well-disposed group, but as he did not have the necessary document, I could not at the time oblige him, whereupon he left. Then I walked to the home of Mr. van der Bijl, to whom I conveyed diverse greetings, and retailed him all the news I knew. In the afternoon Mr. van der Bijl and his wife came to us, and after we had talked for a while and had enjoyed some recreation, they left in the evening. | |
Sunday the 14th.Sunday the 14th. Fine morning. This morning Johannes Vlok arrived here, intending to go to church, to which end I rode with him to Stellenbosch. After we had spent a little while at the home of Hans, the smith, we went to church. The minister, having got up into the pulpit, chose his text from Matthew's Gospel, chap. 22, verse 8, and spoke in his usual tedious manner. Mr. van der Lith came to church with Theunis Liefrink, skipper Salm, and one Schagen, who is paymaster of the homeward fleet, also the two daughters of van der Lith; the elder daughter came to church with a fairly large dog under her arm, a deplorable state of affairs. This forenoon I did for the first time go round with my collection bag. | |
[pagina 188]
| |
na ons huis gereeden. Mr. van der Bijl versocht Vlok nevens mijn Vrouw en mij ter middagmaal. Wij vonden daar ten huise Mr. van der Heijden, die met tandpijn was gequeld. Nadat we met elkanderen gegeten en gedronken hadden, zogt men wat tijdkorting, en tegen den avond stapten we na huijs. t' Huijs komende, kreeg Suster Barbara een overval. Zij wierde seer flaauw, zodanig dat de pols bijna weg was. Men streek haar wat azijn in de slaap van 't hoofd, en onder de neus. Ook nam se wat Sal Cornu Cervi in,Ga naar voetnoot281. met een wijnig wijn, waardoor ze weder bequam. Joannes Vlok steeg te paard en reed na Meerlust.Ga naar voetnoot282. | |
Maandag den 15e.Maandag den 15e. S'morgens warm weer. Met dorsschen en coorn schoon te maken is ons volk nogal beezig geweest. Ik ben desen morgen met de Messrs. van der Heijden en van der Bijl na Stellenbosch gereeden. 't Was heeden vergadering van heemraaden en krijgsraad,Ga naar voetnoot283. dog den Landdrost wierd mij gezegt dat aan de Caab was. De vergaderingen duurden niet seer lang. Nadat ik met eenige vrunden een wijl aan 't huijs van Mr. Hans Conterman was geweest, ben ik met de voorne. Messrs. na huijs gereeden. | |
Dingsdag den 16e.Dingsdag den 16e. S'morgens aangenaam weer. Met dorsschen en coorn schoon te maken isser nogal voortgevaren. Pater Bek heeft op dato zijn paard laaten haalen, en mij de weet gedaan dat hij van meening was op morgen met Schipper Salm hier te komen. Deze dag is onze klijne Saartie zeer gemelijk geweest. | |
Woensdag den 17e.Woensdag den 17e. S'morgens warm weer. Ons volk is heeden met dorsschen enz: weder besig geweest. Des voormiddags quam hier ten huise Mr. Johannes Vlok. Hij bragt voor Oom Huzing 7 mudde coorn in de moolen, waar toe hem voor maalgeld enz: hebbe verschooten ƒ4. - Na dat hij eenige kopjes met thee hadde gedronken is hij na Stellenbosch gereeden. Tegen den avond quamen hier te paard, de preekmaker Bek en Schipper Salm, die na dat se eenige pijpjes tabak gerook, een glaasje wijn gedronken, en wat gekeuvelt hadden, met elkanderen zijn vertrokken. | |
[pagina 189]
| |
After the sermon I rode home with Mr. Vlok. Mr. van der Bijl invited Mr. Vlok, together with my wife and myself, to the midday meal, and there we found Mr. van der Heijden, who was troubled with toothache. After we had eaten and drunk together, we sought some diversion, and towards evening we walked home. On arriving home, sister Barbara had a seizure and fell into a deep faint, such that there was almost no pulse. Vinegar was rubbed on her temples and under her nose, and she was given some hartshorn with a little wine, as a result of which she recovered. Joannes Vlok mounted his horse and rode to Meerlust. | |
Monday the 15th.Monday the 15th. Warm morning. Our labourers were fairly busy with threshing and cleaning corn. This morning I rode to Stellenbosch with Messrs. van der Heijden and van der Bijl. There was a meeting of the Council of Heemraden and of the militia board today, but I was told that the landdrost was at the Cape. The meetings did not last long. After I had spent some time with friends at the home of Mr. Hans Conterman, I rode home with the aforementioned gentlemen. | |
Wednesday the 17th.Wednesday the 17th. Warm morning. Our labourers were again busy threshing and cleaning corn. In the forenoon Mr. Johannes Vlok arrived at my home. He brought to the mill for uncle Husing 7 muids of corn, for which I advanced him f.4 for mill-dues, etc. After he had drunk some cups of tea, he drove to Stellenbosch. Towords evening the sermoner Bek and skipper Salm arrived here on horseback. After they had smoked several pipes of tobacco, drunk a glass of wine and conversed a while, they left together. | |
[pagina 190]
| |
Donderdag den 18e.Donderdag den 18e. S'morgens goed weer. Op dato is ons volk met dorsschen weder beezig geweest. Op den middag ter tafel sittende quam hier ter huijse Hans Conterman, die mij verhaalde dat hij bij den Landdrost was geroepen, terwijl hij met wijn perssen doende was, dat den Landdrost hem hadde verzogt ten huijse van den preeker Bek, hem verhalende dat den Gouvernr. alles bekend was, watter tegens hem was geschreeven, als mede datter verclaringen tegen hem belegt waren, dat hij wel wist dat Hans ContermanGa naar voetnoot284. en Daniel Hugot tegen den governr. hadden verclaard, dat ze geen yserwerk aan hem hadden geleevert, 't geen Hans hadde bekent, en gesegt dat hij de waarheijd hadde verclaard, maar dat hij anders teegen den gouvernr. niet heeft geteekend, dat den Landdrost hem voorts hadde gevraagt, of hij Hans ooijt door den gouvernr. was beledigt, dat Hans hadde geantwoord van Neen, en dat alles wat hij hem van den gouvernr. was verzogt, zoo van ijzer als coolen hem zulx was toegestaan. Hierop las den Landdrost Hans een geschrift voor, waar in onder anderen stont uijtgedrukt, als dat de geene die 't zoude teekenen niets ter wareld op den gouvernr. wisten te zeggen, en denzelven voor een eerlijk man verclaarden, alsmede dat hij een handhaver van de godsdienst was, en andere grove onwaarheeden meer,Ga naar voetnoot285. die hij alle niet wist op te noemen, dat Hans op sijn sterk aanhouden eijndelijk hadde geteekend, en gesien hadde datter nog 3 a 4 persoonen hadden geteekend onder anderen Hans Hendk. Hatting in de Tijgervalleij, zijnde dit van Hans Conterman een droefgeestige zaak. Wijders vertelde hij dat den Landdrost de bode nevens alle sijne veldwagters hadde afgesonden, zoo na Drakenstijn, de Paarl als elders. De menschen in de France Hoek souden op morgen alle gedagvaard worden aan 't huijs van Hercules du Pres; de andere Francen daags daar aan ten huijse van Francois du Toit, die van de Paarl en daar omtrent een dag later in de molen van Drakenstijn ten ijnde om 't voornde: schrift in faveur van den gouvernr. te teekenen. Wijders hadde de schoft Landdrost gezegt, dat hij wist dat ik neevens van der Bijl, van der Heijden, en Appel na Drakenstijn waren geweest, en wat we aldaar hadden verrigt, dog 't meest hadde hij op Appel en mij te zeggen, met bijvoeginge datter eenige vrijburgers soude springen. Op Maandag aanstaande hadde hij gesegt, zoude hij | |
[pagina 191]
| |
Thursday the 18th.Thursday the 18th. Fine morning. This day our labourers were again busy threshing. At noon, while setting at table, Hans Conterman came here and told me that he had been summoned by the landdrost while he was busy pressing wine, that the landdrost had bidden him come to the house of the preacher Bek, and had told him that everything was known to the Governor that had been written against him, also that depositions had been made against the Governor, that he knew well that Hans Conterman and Daniel Hugot had made a declaration against the Governor that they had delivered no ironwork to him, which Hans had admitted, but Hans maintained that he had declared the truth and that he had not signed any other deposition against the Governor; further the landdrost had asked him whether the Governor had ever affronted him, to which Hans had answered, No; and that whatsoever he had required of the Governor, both as regards iron and coal, had been granted to him. Hereupon the landdrost had read out to Hans a statement in which, inter alia, it was declared that the signatories of the same had nothing in the world to lay against the Governor, and did avow the same to be an honest man, likewise that he was an upholder of religion, and other abominable falsehoods, which he could not all enumerate. Hans stated that under strong pressure he had eventually signed this statement, and that he had seen that 3 or 4 more persons had likewise signed, amongst others Hans Hendrik Hattingh in the Tiger Valley. This action of Hans Conterman is a sorry business. Further he stated that the landdrost had sent the constable abroad, in addition to all the fieldrangers, to Drakenstein, the Paarl and elsewhere; the people in the French Hoek would all be summoned to come to the house of Hercules Du Pres on the morrow, the other Frenchmen for the day following at Francois du Toit's, and the people from the Paarl and thereabouts for a day later in the mill at Drakenstein, in order to sign the aforementioned statement in favour of the Governor. Further the rogue of a landdrost had declared that he knew that I, together with van der Bijl, van der Heijden and Appel had been to Drakenstein, and what we had been concocting there, but mainly he inveighed against Appel and me, adding | |
[pagina 192]
| |
't gemde: schrift aan Stellenbosch laaten teekenen; hier uijt kan men middagklaar bespeuren, dat de gouvernr. in 't nauw is, zijnde dit een zeer droefgeestige zaak zoo droevig dattet sig selven schaamt, want soo de man zuijver is, waarom dan deese zaak bij der hand genomen, en is hij vuijl, zoo kan hem dit in 't minste niet helpen, aangezien de waarheijd onverwrikbaar staande blijft en de leugen van selfs moet vallen. Desen avond reeds te kooij zijnde, wierde aan onse deur geklopt; dezelve geopent zijnde was 'er Mr. van der Bijl en Pretorius voor; binnen gekomen zijnde, wierde mij een brief vertoont van Mr. van der Heijden, die van der Bijl en mij schrijft als dat Guilliam du Toit op gisteren bij den gouvernr: was geweest, die hem aanstonds in een kamer alleen hadden geroepen, daar hem van den gouvernr. was afgevraagt, of hij mede zijn hand hadde geteekend, toen er over hem geschreeven was, waarop Mons. du Toit hem volmondig op antwoorde: Ja ik, mijn heer. Toen vraagde den gouvernr. wie heeft u daartoe gedwongen. Du Toit gaf tot antwoord: Mijn Concientie, mijn heer, hierbij voegende: ik heb deesen morgen een legger wijn bij de generaale pagter gebragt, die volgens koop nog 13 leggers moest ontfangen, maar in plaats van wijn te ontfangen, heeft hij mij uijtgescholden slimmer als of ik een gauwdief was. De gouvernr. zeijde verder, waarom hebt ge mij niet gewaarschouwd als het u niet wel ging, eer dat ge over mij quam schrijven, ik zoude u dan wel te regt geholpen hebben. Du Toit antwoorde 't zoude dan soo veel geweest hebben als nu. en of ik nu al geholpen was, zoo was de heele gemeente nog niet geholpen, ik ben een oud man, mijn brood zal haast gebakken zijn, 't schrijven dat ik gedaan hebbe is uijt liefde voor de gemeente geschied. Den gouvernr. was over dit rondborstig seggen verbaast, en seijde hierop tegens hem, heb ik u niet een stuk land gegeeven, du Toit antwoorde: Ja mijn heer, die drooge post over de Berg rivier.Ga naar voetnoot286. Daar op zeijde den gouvernr. weder: du Toit ik heb sulx aan u niet verdient, en dat wel tot drie maal toe, en ik had dit van u niet verwagt. Ik hoop God zal bij u doen als ghij bij mij gedaan hebt, waarop du Toit antwoorde, ik hoop zo mijn heer. Hier op zijn ze van malkanderen geschijden. Du Toit heeft hier in getoont dat hij een eerlijk man is, en 't was te wenschen datter wat veel sulke patriotten waaren. | |
[pagina 193]
| |
that some free burghers were likely to pay for it. He had said that next Monday he would have the aforesaid statement signed at Stellenbosch. From this it is as clear as noonday that the Governor is in a fix, this being a very sorry business, so pitiful that it puts him to shame, for if the man be innocent, why has he put this business in motion, and if he be guilty, this will avail him not at all, for the truth is impregnable and the lie must fail. This evening, when we were already in bed, there came a knock on our door, and when it was opened, there stood Messrs. van der Bijl and Pretorius, who, having come inside, showed me a letter from Mr. van der Heijden addressed to Mr. van der Bijl and me, in which he states that Guilliam du Toit had yesterday been to the Governor, who forthwith called him alone into a room and asked him whether he had also signed the declaration against the Governor, to which Mr. du Toit answered frankly: Yes, sir, I did. Then the Governor asked him: Who forced you to do this? Du Toit replied: My conscience, sir, adding thereto: I did this morning carry a leaguer of wine to the general leaseholder, who according to the contract should accept a further 13 leaguers from me, but instead of receiving my wine, he railed against me worse than if I had been a thief. The Governor then asked: Why did you not advise me if things did not go well with you, before you came to write about me, for I would then have helped you aright. Du Toit replied: Then the position would have been the same as now, and even if I had been relieved, this would still not have been the case with regard to the whole community. I am an old man, and my day will soon be done. The writing that I have done, has been for love of my people. The Governor was surprised by such frank speech, and then asked him: Did I not give you a piece of land? Du Toit answered: Yes, sir, that dry station across the Berg River. Thereupon the Governor said: Du Toit, I have not deserved this of you (repeating the same three times), nor have I expected this from you. I hope that God will deal with you as you have dealt with me, to which du Toit replied: I hope so, sir. With that they parted. Du Toit has herein shown that he is an honest man, and it were to be wished that there were many patriots like him. | |
[pagina 194]
| |
Vrijdag den 19e.Vrijdag den 19e. S'morgens stil warm weer. Deesen morgen met de Messrs. van der Bijl en Pretorius voor onze deur zittende, quam den oud Landdrost Mr. Mulder van de Caab hier, mij groetende van Oom Huzing en de verdere vrinden. Hij zeijde mij dat den Landdrost Beelzebub voor den gouvernr. uijt was om volk te werven, maar dattet zijns oordeels mostert na de maaltijd was, en dat hij hem vast verbeelde dat den gouverneur het voor sijn hard hadde, en dat hij veellicht van de Caab soude vertrekken, en dat hij daarom soo woelde. Hij waarschouwde mij om dit stil te houden. Ondertusschen is 't al ruchtbaar. Ook zeijde hij mij dat ik op mijn hoede moeste weesen, enz: hierop is hij vertrokken. De Messrs. van der Bijl en Pretorius gingen ook stappen. Ondertusschen hebbe ik een brief aan Mr. van der HeijdenGa naar voetnoot287. geschreeven, die Mr. van der Bijl en Pretorius neevens mij onderteekend hebben. Andries, de zoon van Mr. van der Heijden, heeft de brief mede genomen. Nadat ik aan 't huijs van Mr. van der Bijl eenige pijpjes met smookkruijd hadde verbrand en wat wijn daar op gedronken, ben ik teegens de middag na huijs geslentert. Des namiddags quamen hier het vrouwtie van Hans de Smit en 't costers wijf; kort daar na Juffrwen: van der Bijl, Pretorius, Appel, en Francijntie de vrouw van Jacob Cloet,Ga naar voetnoot288. als mede de Messrs. van der Bijl, Pretorius, Jan Elberts en Appel; de vrunden namen wat tijdkorting ter hand en zijn tegen den avond met elkanderen vertrokken. Ons volk is dezen dag met dorsschen weder bezig geweest. Dezen avond toen de tafel reeds vaardig was om wat te peuselen, quamen hier twee Francen met namen Estienne NielGa naar voetnoot289. en Jaques Malan.Ga naar voetnoot290. Zij verhaalde mij dat ze door den Landdrost Beelzebub ten huijse van Hercules du Pré waren ondervraagt of ze iets op den gouvernr. te zeggen wisten, of se hem niet voor een eerlijk man kenden, die wel regeerde en een handhaver van | |
[pagina 195]
| |
Friday the 19th.Friday the 19th. Still, warm morning. This morning, while Messrs. van der Bijl and Pretorius were sitting before our door, the old landdrost Mr. Mulder arrived from the Cape, bearing greetings from uncle Husing and other friends. He told me that landdrost Beelzebub was abroad to recruit supporters for the Governor, but to his way of thinking it was too late, and that he had the impression that the Governor was sorely troubled and might soon be gone from the Cape, and that this was the reason for the great stir he was causing. He warned me to keep this close, though it is already public knowledge. He also advised me to be on my guard, etc., and with that took his leave. Messrs. van der Bijl and Pretorius also left on foot. Meanwhile I wrote a letter to Mr. van der Heijden, which was signed, in addition to me, by Messrs. van der Bijl and Pretorius. Andries, the son of Mr. van der Heijden, took the letter along. After I had smoked a pipe or two of tobacco and drunk some wine at the home of Mr. van der Bijl, I went home towards midday. In the afternoon there arrived here the wife of Hans, the smith, and the sexton's wife, and presently Mrs. van der Bijl, Mrs. Pretorius, Mrs. Appel, and Francijntje, Jacob Cloete's wife, as also Messrs. van der Bijl, Pretorius, Jan Elberts and Appel; the friends engaged in some diversion and left together towards evening. Our labourers were again busy to-day with threshing. This evening when the table was ready for the meal, two Frenchmen, Estienne Niel and Jaques Malan, put in. They told me that at the home of Hercules du Pré they had been questioned by landdrost Beelzebub, who wanted to know whether they had anything to say against the Governor, and if they did not know him for an honest man, who governed well and was an upholder of religion. This was read out to them from a | |
[pagina 196]
| |
de godsdienst was. Zulx wierde hen in een brief voorgeleesen, ten ijnde om te onderteekenen, dog Mr. Niel zeijde dat hij daar van niet wist, en dat hij niet zoude teekenen. De Landdrost quam hem toen met harde drijgementen aan boord, dog hij gaf tot antwoord dat hij niet wilde teekenen, al was 'er een Hamans galg voor hem gemaakt, en dat hij dit den gouverneur wel durfde zeggen, dat hij voor niemand bang was, dat schelmen en dieven mogten vreesen, en diergelijke taal meer. Den Landdrost zeijde hem wel te zullen vinden. Hierop is de man vertrokken. Jaques Mallan stapte weder in de kamer die op diergelijke manier wierde aangedaan; dog denselven gaf tot antwoord, dat hij niet wilde teekenen. Daarop zeijde de Landdrost: scheerd u hier dan vandaan; toen vertrok de man. Hoe sig de rest der menschen gehouden hebben wisten zij niet. Nadat ze hier wat gegeeten en gedronken en mij een praatie verleend hadde, zijn ze met elkanderen weg gereeden. | |
Saturdag den 20e.Saturdag den 20e. S'morgens tamelijk weer. Dezen morgen ben ik in geselschap met Mr. van der Bijl na Mr. du Toit gereeden. Wij vonden hem niet t' huijs, want hij ten huijse van Matthijs Greef was geroepen. Wij reeden derwaards. Mr. Appel quam ook daar alwaar ons vertelt wierde, dat op gisteren alle de vrijluijden aan de Caab tot Zwarten in cluijs, door den boode bij den gouvernr. waren geroepen. Alsse in 't Casteel verscheenen, wierden ze met wijn, tabak enz: beschonken. Toen haalde den gouvernr. een schrift voor den dag, 't welk hij hen liet teekenen. De menschen waaren verbaast, niet wetende wat hier van de beduijdenisse was. Egter hebben zij de teekening daar van niet derven wijgeren; 't zoude behelsen dat zij den gouvernr. voor een eerlijk man verclaren.Ga naar voetnoot291. Dog die zulx doen zijn schelmen, of 't moest weesen dat die menschen de verlooren eer van den gouverneur hadden gevonden; als dan zoud'et billik weesen, dat ze hem die weder quamen te geeven, dog mijns dunkens zijn alle die droefgeestige figuuren die den gouvernr. thans slaat, niet anders als doodstuijpen. Mr. Greef was vrolijk zingende verschijde deunen helderop; dog de man was vol zoeten wijns. Hij zeijde zijn kop liever te willen verliezen als voor den gouvernr. te teekenen, en hij hield ze voor vervloekte schelmen die voor den gouvernr. teekenden, en dit ging zoo verre dat hij ze de verdoemenisse toewenschte.Ga naar voetnoot292. Nadat we daar ter plaatse een wijl gezeeten, eenige glasen wijn gedronken, en wat smookkruijd verbrand hadden, | |
[pagina 197]
| |
letter, with the intention that they should sign it, but Mr. Niel declared that he knew nothing of it, and that he would not sign it. Then the landdrost tried to coerce him with harsh threats, but he replied that he would not sign, not even if Haman's gallows were erected for him, and that he would dare to tell the Governor this to his face, that he was afraid of no man, that rogues and robbers may be afraid, and more of like purport. The landdrost stated that he would yet get him, whereupon the man left. Jaques Malan then entered the room, and received the same treatment, but he replied that he would not sign. Thereupon the landdrost said: Get you gone from here, whereupon he left. How the others had reacted, they did not know. After they had eaten and drunk something with us, and had discoursed with me, they rode away in company. | |
Saturday the 20th.Saturday the 20th. Fair morning. This morning I rode to Mr. du Toit's in company with Mr. van der Bijl, but found him not at home, as he had been bidden to the home of Matthijs Greef, so we rode thither. Mr. Appel also came thither, where we were told that yesterday all the free burghers at the Cape, including some blacks, were summoned by the officer to the presence of the Governor. Having arrived in the Castle, they were treated with wine, tobacco, etc. The Governor next produced a document, which he made them sign. The people were amazed, not knowing what this meant, yet not daring to refuse to set their hand to it. This shall embody a declaration that they esteem the Governor for an honest man. Yet are they rogues who do such a thing, unless it be people who have found the Governor's lost honour, for so it would be but fair if they return it to him, but in my view the pitiable figure, which the Governor cuts at present, are nothing but his last convulsions. Mr. Greeff was merry, loudly singing several tunes, but he was full with sweet wine. He declared that he would rather lose his head than sign for the Governor, and he made out such as signed for the Governor to be accursed rogues, and went so far that he would wish them damned in hell. After we had spent some time there, drunk sundry glasses | |
[pagina 198]
| |
zijn we gereeden na 't huijs van Mr. du Toit. Wij hielden daar 't namiddagmaal en reden toen na huijs. Deze nagt wierde wakker op onze deur geklopt; de aanklopper was Abraham Bleusel,Ga naar voetnoot293. die van Drakenstijn quam gereeden (trouwhartig stuk) om mij te verhalen dat hij nevens andere Franschen tot 15 stuks toe aan 't huijs van Francois du Toit waren geweest, alwaar den Landdrost was om hen voor den gouvernr. een schrift te doen teekenen; den Landdrost sogt hen eerst door beloften daartoe te beweegen, naderhand door felle drijgementen; ontertusschen was hij soo vervloekt gram dat hij besturf in zijn Tronie en beevende 't schrift voorlas; ook stond er een rakker die de deur hadde geslooten, en daar stond op te passen. Abraham Bleusel aan 't spreeken raakend, zeijde ronduijt dat hij zijn naam wel wilde teekenen, maar eerst zijne klagten daarboven schrijven, en als hij dat niet doen mochte dan wilde hij niet teekenen. Op dit zeggen van deesen man gingen de menschen daar bijeengekomen, slenteren, zonder datter iemand van hen wilde teekenen, zodat den Landdrost hier zeer kaal afgekomen is, aangesien zijne drijgementen niet hebben mogen gelden.Ga naar voetnoot294. Ik wil hoopen die lompen schoft op meer plaatsen soo sal vaaren. Nadat deese man zijne vertellingh hadde voleijnd, en eenige glasen wijn hadde gedronken, is hij weder te paard gesteegen en na Drakenstijn gereeden. | |
Zondag den 21e.Zondag den 21e. S'morgens was het zeer warm. Deze morgen quam Joannes Vlok met de paarden wagen hier. Hij was van gedagten dat we met hem zouden rijden, dog 't konde thans niet weesen. Ik ben kort hier op na Mr. van der Bijl gewandeld wien ik het bovenstaande goed nieuws hebbe medegedeeld; toen ben ik weder na huis geslentert. Tegen den avond is Mr. Vlok vertrokken. Broer Louw quam met Mr. van der Heijden hier, nevens Mr. van der Bijl en Gerrit Remkes. Mr. van der Heijden vertelde mij veel koddige zaaken, die aan de Caab omtrent het eerlijk verclaaren van den gouvernr., datter verschijde Swarten, die gebannen en gegeesselt waren, hadden geteekent.Ga naar voetnoot295. Nu is den gouvernr. wis eerlijk, maar droeviger pottentaat sag ik nooijt als die zijn verlooren eer van schelmen moet weerom halen. | |
[pagina 199]
| |
of wine and burned some tobacco, we rode to the home of Mr. du Toit, where we had dinner, and then rode home. This night we heard loud knocking on the door, the caller being Abraham Bleusel, who had come riding from Drakenstein (true heart) to tell me how he and some fifteen other Frenchmen had been to the house of Francois du Toit, where the landdrost wanted them to sign a document in favour of the Governor. First the landdrost tried to induce them so sign by promises, and afterwards with fierce threats. During this time he was so overcome with wrath that he became livid in the face and was shaking as he read out the document. A ruffian stood guard at the door, which he had locked. Abraham Bleusel started speaking and roundly declared that he had a mind to sign, but first wanted to set out his grievances above it, and if he might not do that, he would not sign. After this man had spoken, the people, who had gathered there, went their ways without anyone consenting to sign, so that the landdrost came away empty-handed, his threats having availed him nothing. I hope that the pestilent rogue will fare likewise at other places. After this man had finished telling his tale, and had drunk a glass or two of wine, he took horse again and rode to Drakenstein. | |
Sunday the 21st.Sunday the 21st. Very warm morning. This morning Joannes Vlok arrived here with the horse-chaise, thinking that we would drive with him, but this was not possible at the time. Presently I walked to Mr. van der Bijl's, and acquainted him with the above good news, and so back home at my ease. Towards evening Mr. Vlok left. Brother Louw put in with Mr. van der Heijden, likewise Mr. van der Bijl and Gerrit Remkes. Mr. van der Heijden recounted to me numerous droll happenings at the Cape with regard to the campaign to declare the Governor honest, e.g. that a number of blacks, who had been banished and whipped, had signed, and now the Governor is sure an honest man, but a sorrier potentate I have never seen who must recover his lost honour at the hands of rogues. | |
[pagina 200]
| |
Maandag den 22e.Maandag den 22e. S'morgens goed weer. Deese voormiddag quamen hier de Messrs. van der Heijden, van der Bijl, Pretorius, Jan Elberts, als meede de kranketrooster van der Maas, mijn Rijsbroeder, en Roggeveen; ook quam hier Mr. Kina, Hercules du Pree, en Appel, Arij van Wijk, die ons verhaalde dat van StadenGa naar voetnoot296. en van ZeijlGa naar voetnoot297. waren afgevallen,Ga naar voetnoot298. maar dat hij van gevoelen was dat de meeste menschen in de Wagenmakers Valleij niet souden teekenen. Wij spraken met elkanderen zeer omstandig van de misselijke woeling van den gouverneur en zijn onhebbelijke zendeling den Landdrost. Eenige der vrinden gingen na Mr. van der Bijl; de andere bleeven bij mij ten eeten. Na den eeten quam Hans de Smit met Schipper Salm.Ga naar voetnoot299. Wij namen Hans voor, en sloegen hem voor of't niet billik was dat hij ons een verclaring gaf dat hij tegen sijn sin hadde geteekent, en dat hem zulx leed was, dat hij uijt vreese hadde geteekend, en niet eens geweeten waarom hij zijn naam hadde gezet.Ga naar voetnoot300. Toen Hans de Smit zulx verrigt hadde is hij met Schipper Salm na de Caab gereeden. Kort hier na is Appel met Arij van Wijk vertrokken; een wijl daarna Mr. Kina en du Pree. | |
Dingsdag den 23e.Dingsdag den 23e. S'morgens betogen lugt ook begon het te reegenen. Dezen voormiddag quamen hier de Messrs. Vlok, vader en zoon.Ga naar voetnoot301. Mr. Vlok den ouden vertelde datter zo vrij wat opschudding aan de Caab was, dat hij daarom eens na buijten was gereeden. De Jonge Vlok verhaalde dat hem gesegt was dat den Land-drost door den gouvernr. was op ontboden, om die reeden dat hij buijten bij de boeren te veel drijgementen en te grooten strafhijd gebruijkt hadde. Des voormiddags quam Mr. van der Heijden ook hier om een praatie. Heden ontfange een brief van broer van Brakel, die wel wilde weeten hoe het met de boeren van Drakenstijn omtrent het eerlijk verclaaren van den gouvernr. was afgeloopen, waarop hem hebbe geantwoord in een briefje aan hem toegesonden. | |
[pagina 201]
| |
Monday the 22nd.Monday the 22nd. Fine morning. This forenoon came here Messrs. van der Heijden, van der Bijl, Pretorius, Jan Elberts, also the sickcomforter van der Maas, my fellow-traveller, and Roggeveen. Also came Mr. Kina, Hercules du Pree, Appel and Arij van Wijk, who told us that van Staden and van Zeijl had deserted the cause, but that he was of the opinion that most of the people in the Wagonmaker's Valley would not sign. We discussed extensively the sickening actions of the Governor and his ill-mannered ambassador, the landdrost. Some of the friends went to Mr. van der Bijl's, the rest remained to eat dinner with me. After dinner Hans, the smith, and skipper Salm came here. We confronted Hans with the question whether it was not fair that he gave us a statement that he had signed against his inclination, and that he did repent of it, and that he had signed in fear, nor rightly knew why he had set his name to the statement. When Hans, the smith, had done this, he rode off to the Cape with skipper Salm, and presently Appel left with Arij van Wijk, and a little while later Mr. Kina and du Pree departed. | |
Tuesday the 23rd.Tuesday the 23rd. Cloudy morning and it also started to rain. This forenoon Messrs. Vlok, father and son, arrived here. Mr. Vlok senior stated that there was great commotion at the Cape, and for this reason he has for once ridden inland. Young Vlok reported that he had been told that the Governor had summoned the landdrost to appear before him because he had used too many threats towards the farmers in the interior and had been too severe. In the forenoon Mr. van der Heijden also came here to talk. This day I received a letter from brother Van Brakel, who wished to know how the movement to absolve the Governor had fared among the farmers of Drakenstein, to which I returned answer in a short letter I dispatched to him. | |
[pagina 202]
| |
Woensdag den 24e.Woensdag den 24e. S'morgens warm weer. Deese morgen quam Mons. van der Heijden hier, met wien ik nevens broer Louw na 't huijs van Mons. van der Bijl ben gewandelt. Ik zag van daar een ruijter op onze werf komen rijden, waarop ik na huijs ben gestapt. Toen ik op de werf quam, bevond ik die ruijter Mr. Guillaum du Toit te zijn. Dezelve las mij een brief voor van zijn broer Francois du Toit, die hem bekend maakte, dat den Landdrost hem voor de tweede maal hadde aangeweest, om te teekenen, dog hij wilde niet. Den Landdrost hadde hierop gesegt, teikent maar, want Tas is reeds na de Caab om te teijkenen, en den gouvernr. om vergiffenis te versoeken. Vervloekte taal van den schoftagtigen roffiaan. Ik hebbe ondertussen de brief van Mr. du Toit beantwoord, en een verclaring weegens 't volstandig blijven van verschijde onser broederen daar agter gevoegt. 't Welk we met ons zeevenen hebben onderteekent, name: van der Heijden, van der Bijl, G: du Toit, Appel, Jan Elberts, Jacobus Louw, en Tas. Des namiddags ben met Mons. van der Heijden hier naast gegaan om een verclaring van Willem van ZijlGa naar voetnoot302. te haalen; denselven was neevens zijn vrouw wakker in de klem, dan door zijn teekenen dat hij berouw heeft, is hij weder aangenomen.Ga naar voetnoot303. Omtrent middernagt wierde aan onse deur gebonst; men opende se en bevond dattet twee Franssen van onze broeders waaren. Hierop liet ik Mr. van der Heijden roepen. Ook stond broer Louw op; ondertusschen wierd 'er een verclaring opgesteld en geteekend. Na dat we eenige glaasjes wijn hadden gedronken en wat smookkruijd verbrand, is Mr. van der Heiden gaan stappen. Die twee vrunden gaf hunne paarden braaf brood te eeten; toen dronken we een afschijd teug, waarop de vrunden te paard steegen en vertrokken. Dezen nagt wierde mij vertelt datter drie gecommitts. buijten stonden te komen, die bij de huijzen zoude gaan om de menschen die niet hebben willen teekenen, door schoone beloften daartoe te brengen.Ga naar voetnoot304. | |
[pagina 203]
| |
Wednesday the 24th.Wednesday the 24th. Warm morning. This morning Mr. van der Heijden arrived here, with whom and brother Louw I walked to the home of Mr. van der Bijl. From there I spied a horseman come riding within our farmyard, whereupon I walked home. When I reached the yard, I found that the horseman was Mr. Guillaum du Toit, who read to me a letter from his brother Francois du Toit, informing him how the landdrost had assailed him for a second time to sign, but he had refused, whereupon the landdrost had said: You might as well sign, for Tas has already left for the Cape to sign and to sue for pardon from the Governor. A curse upon such talk from a blackguard of a ruffian. I have in the meantime answered Mr. du Toit's letter, and attached thereto a manifest of the steadfastness of several of our brethren. This was signed by the seven of us, viz., van der Heijden, van der Bijl, G. du Toit, Appel, Jan Elberts, Jacobus Louw, and Tas. In the afternoon I went with Mr. van der Heijden to Willem van Zijl's near by, to obtain a declaration from him. He and his wife were in a great fix, but having signed a statement that he repented, he was again accepted. About midnight came a battering at our door, and on it being opened, we found there two Frenchmen of our company, whereupon I sent for Mr. van der Heijden, and brother Louw likewise rose from bed. In the meantime a deposition was drawn up and signed. After we had drunk sundry glasses of wine and smoked some tobacco, Mr. van der Heijden went his way. Our two friends gave their steeds a good feed, and then we all drained a stirrup cup. Thereupon our friends mounted their horses and rode off. This night I was told that three commissioners are to come abroad and visit the houses, for the purpose of trying with fair promises to induce those who have refused to sign, to do so. | |
[pagina 204]
| |
Mr. Abraham Bleusel bragt mij een brief van Mr. Pierre VilliersGa naar voetnoot305. die door mij is beantwoord; wijders hebben de twee vrunden mede een verclaring gegeven van hun wedervaren met Beelzebub de schoft.Ga naar voetnoot306. Nadat we met de vrunden gedronken en gesmookt hadden, alsmede hun behoude rijs gedronken, zijn ze vertrokken. Ondertusschen bleeven de Messrs. van der Heijden en van der Bijl hier nog wat praaten, dog ze zijn op de middag neevens broer Louw en Mr. Gerrit Remkes na 't huijs van Mr. van der Bijl gewandeld, om vandaar met hun driën na de Caab te rijden. Tegens aanstaande Zondag stond Mr. van der Heijden weder buijten te komen. | |
Vrijdag den 26e.Vrijdag den 26e. S'morgens tamelijk weer. Desen voormiddag quam Mr. van der Bijl hier met eenen Pieter Erasmus,Ga naar voetnoot307. woonagtig in de Wagenmakers Valleij. De man verhaalde niet geteekend te hebben, hij heeft dan een verclaring gepasseert, van 't geen hem was wedervaren; hierop is hij weder vertrokken.Ga naar voetnoot308. Des middags zijn de Messrs. van der Maas en Roggeveen na Willem Nel gereeden. Zij quamen s'avonds t' huijs en waren zeer vrolijk. | |
Saturdag den 27e.Saturdag den 27e. S'morgens warm weer. Dezen morgen ten half agten quamen hier de drie gecommitts. Verzijl, U. Cruse en Vieravond. Van hunne paarden gesteegen zijnde, quamen zij in 't prieel; nadat ze waren nedergezeeten nam Verzijl 't woord op, mij niet anders vragende als: Hebt ge ook oude wijn aan de Compe: te leveren,Ga naar voetnoot309. waarop ik hebbe geantwoord Neen. Ik liet de Messrs. een zoopje geeven, toen zijn ze weder te paard gesteegen en vertrokken. | |
[pagina 205]
| |
ham Bleusel bringing me a letter from Mr. Pierre de Villiers, which I answered. Further the two friends made a report on their experiences with the rogue Beelzebub. After drinking and smoking with our friends, and having again drunk to their safe journey, they departed. Meantime Messrs. van der Heijden and van der Bijl stayed to talk, but towards midday they, with brother Louw and Mr. Gerrit Remkes, walked to the home of Mr. van der Bijl, the three of them proposing to ride to the Cape from there. Next Sunday Mr. van der Heijden intends to come here again. | |
Friday the 26th.Friday the 26th. Fair morning. This forenoon Mr. van der Bijl came here with one Pieter Erasmus, residing in the Wagonmaker's Valley. The man declared that he had not signed, but passed a deposition as to what he had experienced. Hereupon he left. In the afternoon Messrs. van der Maas and Roggeveen rode to Willem Nel's, and returned home at evening, being very merry. | |
Saturday the 27th.Saturday the 27th. Warm morning. This morning at half past seven three commissioners arrived here, viz., Verzijl, U. Cruse and Vieravond. Having alighted from their horses, they came within the arbour and sat down. Verzijl addressed me, but put no other question but: Have you any old wine which you could supply to the Company, to which I answered: No. I offered the gentlemen a drink, and then they mounted their horses again and departed. |
|