| |
| |
| |
X. De Pax Americana
De Verenigde Staten van Amerika zijn nog altijd in staat de Europeaan tot verbazing, bewondering of ontsteltenis te brengen. Niettemin, de Europese bezoeker krijgt niet meer de schok die zijn Europese voorvader veertig jaar geleden, laat staan honderd jaar geleden, ontving. Amerika is nog altijd jong, turbulent, massaal, maar het Amerika van de Toqueville is er niet meer. Europa en Amerika hebben elkaar genaderd en het is nu duidelijk, dat de verschillen graadverschillen zijn. Amerika was altijd een land waar de geografische en sociale eenheden enorme afmetingen hadden; het was dus ook een land met enorme mogelijkheden. Het revolutionnaire karakter dat de Amerikaanse samenleving karakteriseerde, het hoge tempo, de bewegelijkheid, de onrust zo men wil, waren het gevolg van het geweldige vacuum dat de Europese immigranten bij hun aankomst in dat land aantroffen (vacuum dan naar de meedogenloze maatstaf die de immigranten aanlegden) en dat nog heel lang bleef bestaan. Het is niet het enige punt van overeenkomst tussen Rusland en Amerika. In beide zorgde het vacuum voor de motorische kracht die het vliegwiel van de historie aandreef. Maar in Rusland werd de beweging geremd door de autocratische en schier feodale structuur van de maatschappij. In Amerika maakte de Westerse beschaving als het ware een nieuwe start op het niveau van de laat-Renaissance. De jonge staat liet, door de enorme afstanden waarover ze uit elkaar werd gerekt, de burgers een enorme vrijheid en zelfstandigheid - zeker naar de Europese maatstaf van die tijd. Een achterstand of een vacuum, het zijn de beste motoren voor een snelle ontwikkeling en in Amerika had men beide. De jonge blanke maatschappij, snel uit elkaar gezogen, kon noch de hokken noch de hokgeest opbrengen. Energie die in andere maatschappijen gebruikt moest worden voor het doorbreken der weerstanden die uit vorige standenmaatschappijen overbleven, kwamen hier vrij en versterkten het tempo van de evolutie. Daar moest natuurlijk
een prijs voor betaald worden; voor alles moet in dit leven een prijs worden betaald. De Amerikaanse maatschappij maakte door dit relatief geringer aantal heggen de indruk van een ruim dat niet genoeg schotten heeft. De lading werkte gemakkelijk; de massa komt snel in beweging en emotionele acties planten zich als een sneeuwbal voort, gemakkelijker dan bij ons.
| |
| |
Dit ‘werken’ van de sociale lading maakte op sommigen de indruk van een ‘fascistische’ trek. Men moet echter nooit vergeten dat de lading zo gemakkelijk glijdt omdat ze bestaat uit een in een aantal opzichten gelijkvormige, maar ook zich gelijk voelende individuen. De massa, de ‘mob’, rent zo snel de straat op omdat nog de traditie leeft uit de tijd dat de burger zich zelf recht verschafte. De verdeling tussen gewapende politie en ongewapende burger, die volgens Marx het eigenlijke criterium was van de moderne dwangstaat, was in het kapitalistische Amerika altijd veel zwakker dan in Europa. Er is in Amerika zowel een massale als een anarchistische trek, die in constante wisselwerking met elkaar staan. Dit was de karaktertrek die de Toqueville het meest opviel; ze bestaat nog, maar ze is toch veranderd. Amerika is in de loop van een eeuw al veel meer hokjesland geworden dan het was. Ook dat is natuurlijk niet alleen een nadeel.
We moeten Amerika altijd zien als een graduele variant van het Westen, zij het dan dat op sommige gebieden de kwantiteit van de graadverandering in een kwaliteitsverschil is omgeslagen. De grotere mogelijkheden die Amerika de Westerling bood, schiep een nieuw, opvallend zelfbewust, type arbeider; voor lange tijd was de immigrant koning. Twee wereldoorlogen, en vooral de wereldcrisis van 1929, hebben de sociale atmosfeer van de V.S. diepgaand gewijzigd. Eigenschappen die daarvoor domineerden zijn nu nog slechts als accent aanwezig, ternauwernood geschikt een van Europa afwijkend beeld te geven. De New Deal is een historisch moment - maar het is in veel opzichten slechts een waterval-achtige versnelling van de historische stroom. Amerika was al niet meer het land van de onbegrensde immigratie en dus ook niet meer van de onbegrensde mogelijkheden (om die romantisch overdreven term hier nog even te gebruiken) toen de crisis van 1929 nog moest komen. Na 1932 is wel duidelijk dat het vrije kapitalisme in Amerika niet meer bestaat. De staat is ook in dit land als regulator, als ‘hok’ opgetreden: de Leviathan heeft ook dit land in zijn greep genomen. Alleen verstokte reactionnairen hopen nog dat men eens tot de toestanden van voor 1929 terug kan keren. Zelfs in de Republikeinse partij - die door historische tradities (en misschien meer nog door politiek toeval) het meest aan die voor-crisisperiode gebonden is - gelooft alleen een minderheid daar nog aan. Het indrukwekkende systemen van lobbies in Washington - secretariaten die tot taak hebben voor bepaalde sociale groepen
| |
| |
druk op het parlement uit te oefenen - is van die situatie de erkenning; het is er ook een correctie op.
Niettemin ligt de atmosfeer van Amerika nog ver genoeg van de Europese af; het jonge en niet meer allerjongste verleden hebben er accenten achter gelaten die doorwerken. Er is een grotere mate van gelijkvormigheid, een grotere bewegelijkheid dan bij ons: de continentale verhuis-trek is nu eenmaal een andere dan de provinciale.
De gelijkvormigheid was - en is - nog het grootst in de gebieden die het dichtst bij de techniek staan; ze stimuleerde de massa-productie en omgekeerd. De invloed die de techniek in Amerika uitoefent, komt voort uit het feit dat het land uiteindelijk gevormd is door de industriële revolutie. De industriële revolutie heeft ook ons vervormd; en in Engeland, dat alle andere landen voor was, heeft ze een onuitwisbaar stempel op de maatschappij gedrukt. Niet alleen het handwerk werd er vernield, maar schier de gehele cultuur die op het handwerk gebaseerd was. In Amerika viel niets te vernielen, aangezien de industriële revolutie zich in een vacuum afspeelde - indien men dan alweer onthoudt dat vacuum slechts betekent dat de Westerse mens er niet was. De patronen der industriële cultuur konden zich in de V.S. veel beter verbreiden, wat er een eigen kracht aan gaf. Maar aangezien de mens ten slotte een wezen is met een hart, zoekt de behoefte aan menselijk contact zich in iedere maatschappelijke vorm een weg. De Amerikanen bouwden op hun gelijkvormigheid een ideologie: die der menselijke waardigheid en het recht op gelijke sociale bevrediging, geschraagd door het recht op gelijke kansen, erfgenaam van de ‘onbegrensde mogelijkheden’. De standen-maatschappij was hier vervangen door de geld-maatschappij. Maar aangezien de geldheerschappij nog niet traditioneel verstard was tot geld-aristocratie (als in Europa waar de ene op de andere aansloot) gaf ze de samenleving een democratische impuls. Geld doorbreekt alle schotten en standen; omdat het onpersoonlijk is. Alle andere scheidsmuren (of liever onderscheidings-instituten) zijn minder rationeel en daardoor dikwijls belachelijker.
Ook dit ging niet zonder nadelen gepaard; wat de democratie bevordert, is niet automatisch gezond voor de cultuur. Overigens moet men de erkenning opbrengen dat deze samenleving zijn eigen correcties aanbrengt. Indien de lading gemakkelijk ‘werkt’ in een gevaarlijke richting, ze werkt ook gemakkelijk in de andere, tegenovergestelde richting. De strijd
| |
| |
tegen het MacCarthysme werd een even vitale massa-beweging als de MacCarthy beweging zelf. Demagogen hebben het zelden lang uitgehouden, gelijk de voorbeelden van Bilbo, Huey Long, Father Coughlin bewijzen. Er is een zeer vitale progressieve vleugel in Amerika, die op een militante groep intellectuelen steunt, doch evenzeer op een magnifieke militante vakbeweging.
De discriminatie van de neger is afschuwelijk, maar de strijd die voor de gelijkberechtiging gevoerd wordt, neemt steeds in kracht toe; ze is een der fraaiste bladzijden van Amerika. De overwinning van de Republikeinen heeft hun rechtervleugel naar voren geschoven, dank zij de zwakheid van Eisenhower. Maar daarom pessimistisch te worden is even dwaas als Engeland op te geven omdat Labour in de oppositie is. Het is zeer goed mogelijk dat Amerika op weg is naar een herziening van het twee-partijen stelsel, dat, juist wijl het minder dogmatisch gekleurd is dan het Engelse op het ogenblik, ons tot voorbeeld zou kunnen dienen. In ieder geval heeft een Amerikaan, Stevenson, een verkiezingscampagne gevoerd zoals Europa ze allang niet meer kent. Men zou toch niet de verkiezingscampagnes in Frankrijk, of die van Churchill tegen de ‘S.S.-staat van Labour’, of die van Attlee tegen de ‘oorlogshitser Churchill’ daarmee durven vergelijken.
Gelijkheid gemeten aan de frigidaire, de Coca Cola, de auto - kan men verder zijn van de maatstaven der Sorbonne? Men zou daarop kunnen antwoorden dat gelijkberechtiging noch gelijkheid noch promiscuïteit insluit; men is niet verplicht met iemand om te gaan wijl hij gelijkwaardig is; zoiets sluit persoonlijke voorkeur niet uit - ook in de V.S. niet. Aan de andere kant: ook in Parijs is de cultuur niet een munt die iemand overal een entree-biljet verschaft. Alleen de roem maakt de cultuur salon-fähig en roem is ten slotte een sociale kracht die zich zeer goed met een banksaldo laat vergelijken. Maar men kan ook deze beschouwingen ter zijde laten: want overal wordt naar die materiële gelijkberechtiging gestreefd en het meest in Frankrijk, waar de sociale ongelijkheid dan ook het meeste ergernis verwekt. Indien men weet wat deze materiële kwestie voor millioenen betekent, beseft men ook hoe onverstandig niet alleen, maar ook hoe onbehoorlijk het zou zijn zich tegen de verspreiding van dit materiële ‘comfort’ in de ruimste zin te verzetten. Maar niemand dwingt een volk daarbij stil te gaan staan. Het staat ieder vrij de fri- | |
| |
gidaire te kiezen plus Colliers Magazine plus Sinatra, dan wel diezelfde frigidaire plus John Dewey plus Hemingway of het Boston Symphony Orchestra.
Al dit soort beschouwingen berust op zeer grove catalogiseringen met slechts beperkte geldingskracht. De massale uniformiteit die U opvalt berust op een accent-verschuiving; getuige de foto's van meetings in Parijs, Londen of Berlijn, omstreeks 1910: gelijkvormige zeeën van bolhoeden of matelot-hoeden, die het boek van Toqueville met effect konden illustreren. Massale uniformiteit sluit natuurlijk intellectuele kernvorming niet uit; men ziet die kernvorming alleen minder goed. Maar die kernen ontwikkelden hun eigen verhouding tot de massa. De Amerikaanse massa had minder respect voor de hierarchie der waarden die de intellectuelen opstelden, en manifesteerde brutaler zijn eigen smaak dan de Europese massa. Maar de Europese massa heeft dit grotere respect van de historie meegekregen; het is een onbegrepen respect en zo men wil een snobisme. En het betaalt er voor, zoals men voor alle dwang betaalt, met een vermindering van haar vitaliteit. De Amerikaanse massa heeft door de bank meer levende belangstelling. Voor het overige ontwikkelt de Amerikaanse massa langzamerhand zijn eigen snobisme in de vorm van respect voor Europa - ze naderen elkaar ook daar snel.
Er is dus geen enkele reden om als Europeaan arrogant op Amerika neer te zien; we zijn stekken van dezelfde stam en we hebben beide van de industriële revolutie, cultureel gesproken, een flinke tik gekregen. Indien de Amerikanen op artistiek gebied meer contact met ons zochten dan omgekeerd, ligt het aan het feit dat bij ons de industriële revolutie meer te vernielen had. Bij ons zijn meer, al of niet pittoreske, ruïnes uit die revolutie overgebleven. Waar de Amerikanen een eeuwenlange ononderbroken eigen activiteit ontplooid hadden, zoals op het gebied van de taal, bekleden ze, zelfs in de ogen onzer Europeanen, een gelijkwaardige positie. Hetzelfde geldt voor de wetenschap, en dat we eerst onlangs hun prestaties op het gebied van muziek, de dans, etc. ontdekt hebben, ligt eerder aan de Europese zelf-ingenomenheid dan aan Amerika. Wat blijft is een bewegelijk continent, een groot land in een evolutie die sneller gaat dan in enig ander Westers land. Men mag wel aannemen dat het tempo van de Amerikaanse ontwikkeling bezig is langzamer te worden; desalniettemin zijn de veranderingen die Amerika nog in de laatste generatie ondergaan heeft fantastisch. Die veranderingen vonden plaats
| |
| |
tijdens of na aangrijpende crises; ze vonden plaats zonder gebruik van geweld, of maar een serieuze poging ertoe. Het is duidelijk dat de Amerikaanse samenleving een grootse democratie vertegenwoordigt.
Nadat de Amerikaan zich jaren en zelfs generaties lang gewiegd heeft in de droom dat alleen zijn eigen land er op aan kwam, is hij thans ontwaakt. Hij beseft dat hij zonder een redelijke situatie in de wereld om hem heen niet verder kan leven. Een nieuwe crisis is in het gemoed van Amerika uitgebroken; dit keer is het een buitenlandse.
Amerika werd genoodzaakt zich met het buitenland te bemoeien; het werd zelfs genoodzaakt in het internationale verkeer de leiding te nemen. Men kan begrijpen hoe groot de schok was. De illusies van 1918, die Wilson deden struikelen, hadden al een klap gekregen in 1939; ze werden voorgoed gekraakt in 1945. Maar reeds in 1929 was het Amerikaanse volk zoal niet rijp, dan toch murw gemaakt voor verstandiger inzichten. De grote crisis vernielde het goedkope optimisme der Amerikaanse samenleving. De Amerikaan werd uit zijn zelfgenoegzame tevredenheid opgeschrikt en begon zijn horizon critischer te bekijken. Hij werd toegankelijker voor andere ideeën, andere mogelijkheden, en voor andere mensen.
Hij ontdekte de anderen omdat hij van het paard gestoten was; leed maakt toegankelijk. Deze emotionele factor verklaart ten dele Yalta en Teheran. De zelfgenoegzame opsluiting had plaats gemaakt voor een even krasse reactie, een naïef vertrouwen in de verwantschap aller volkeren, dat geen rekening hield met de regimes waaraan die volkeren onderworpen waren. Aangezien de Amerikaan teleurgesteld was in zijn naïef geloof in het kapitalisme, verviel hij in een - even naïef - antikapitalisme: het gehele drama van de generatie van Alger Hiss, ligt hierin eigenlijk opgesloten.
Ook hier nam de ontwikkeling de op het oog schier ongeremde vaart die voor Amerika zo kenmerkend is. Voor vele Amerikaanse intellectuelen was het bondgenootschap tussen Amerika en Rusland het natuurlijke gevolg van beider ‘anti-kapitalistische’ instelling. Ze vergaten dat alleen de Duitse aanval Rusland tot dat bondgenootschap gedwongen had. Sympathie voor Rusland en lidmaatschap van de Communistische Partij waren voor dit soort naïef-radicale intellectuelen conclusies die logisch uit elkaar voortvloeiden. In de sfeer van de C.P. waren ze blootgesteld aan het trommelvuur der
| |
| |
Jezuïtische argumenten van de Stalinistische dialectiek, die vooral de nadruk legde op hun afkeer van het kapitalisme. Op hun negatieve gevoelens werd een ideologie van de rancune opgetrokken. Zo werden ze rijp voor de arbeid van spionnage en cellenbouw, die op een zeker moment fantastische afmetingen heeft aangenomen. Het naïeve idealisme van de Amerikaan vergemakkelijkte die ontwikkeling ten zeerste: haast niemand veronderstelde dat Rusland ooit iets anders dan een loyaal bondgenoot kon zijn. De spionnage-arbeid werd in de ogen van velen niet veel anders dan het uitwisselen van vertrouwelijke mededelingen en roddelpraatjes tussen personeelsleden uit verschillende afdelingen van één groot bedrijf.
Het verst ontwikkelde zich dat op het gebied van de Aziatische politiek waar het State Department ten slotte tot een gedragslijn gebracht werd die direct in de kaart der Chinese communisten speelde. Eerst toen China voor het Westen verloren ging, werden de ogen van het grote publiek geopend. Toen bleek dat niet alleen verkeerde voorlichting gegeven was door - te goeder trouw - misleiden, maar dat ook een uitgebreid net van spionnage gefunctionneerd had dat Mao Tse Toeng onafgebroken vertrouwelijk materiaal in handen gespeeld had. De inval van de recherche in de Amerasia-bureaux, waar foto-copieën van tal van geheime documenten gevonden werden, om ‘politieke redenen’ lange tijd geheim gehouden, werd nu bekend. Men moet dit in het oog houden wil men de afmeting begrijpen die de anti-communistische agitatie kreeg die op een gegeven ogenblik haast het karakter van een tegen de intellectuelen gerichte heksenjacht scheen aan te nemen. Het was de felle reactie op het naïeve idealisme en vertrouwen der New Deal periode.
De wereld ontdekken, het is geen kleinigheid. Het is dan ook niet verwonderlijk dat zulke naïeve fouten gemaakt werden. Het was natuurlijk pijnlijk dat wij Europeanen mede voor de kosten van die fouten moesten opdraaien. Maar het continent van München heeft reden zich slechts met zekere matiging over Teheran te beklagen. Het allerbeste is, helemaal niet te klagen, maar naar begrip voor elkaar te streven.
De crisis die ‘de buitenlandse kwestie’ in de Amerikaanse samenleving teweeg bracht, is nog lang niet overwonnen, alhoewel de symptomen al wijzen op een gunstig verloop. De crisis in de Republikeinse partij is het beste symptoom van de crisis; maar per saldo heeft de isolationistische vleugel al een
| |
| |
verpletterende nederlaag geleden, toen Eisenhower Taft voor de presidentiële candidaatstelling versloeg.
De Amerikaanse samenleving maakt de indruk twee ontwikkelingsphasen tegelijk door te maken: in sommige opzichten gerijpt, gedraagt ze zich in andere nog als jongeling. De wereld heeft haast want er zijn nog meer achterstanden in te halen. Ze plaatst Amerika telkens voor nieuwe beslissingen, terwijl dit volk de vorige ternauwernood verwerkt heeft. Het rijpingsproces dat onmiskenbaar plaats vindt, blijft daardoor telkens achter bij de taken die het heden stelt: nieuwe contradictie, die de verwarring vergroot en soms zelfs een inzicht belet in de rijpheid die men al verworven heeft. En dat tekort aan zelf-inzicht wordt weer een nieuwe belemmering. Het is bij ons overigens niet anders. Het valt alleen minder op omdat onze beslissingen minder opvallen. Die van Amerika zijn meestal doorslaggevend. De nieuwe taak die Amerika is toegevallen kan ook als een eervolle historische opdracht gezien worden. Deze zienswijze zou dan het zelfvertrouwen sterken en de wilskracht verdubbelen. Misschien was het de Amerikanen zo gegaan, als de nieuwe taken zich op aangename wijze aangediend hadden: als verrijking van hun mogelijkheden; als oefenstof voor het jonge Athleten-team. Zo - min of meer - was het met Engeland gegaan, toen het de Pax Britannica vestigde. Het had destijds eigenlijk geen gelijkwaardige tegenstander en - in vergelijking met de toestand die wij beleven - ook eigenlijk geen zorgen.
Maar Amerika zit geenszins opgepropt op zijn eiland; het is ver van expansionistisch. Het moet over zijn eigen tegenzin heen getild worden om te beginnen aan deze taak die weinig brilliante successen belooft, doch veel narigheid, en die bovendien voorbestemd schijnt op die onaangename wijze toe te nemen. Wat anders misschien een juichende krachtsmanifestatie had kunnen zijn, wordt een verdoemde plicht.
Deze crisis is begrijpelijk, en ook zeer menselijk. Maar de door zijn eigen zorgen geplaagde Europeaan had daar geen oog voor. Het resultaat was een gewetenscrisis bij de Amerikaan.
‘Waarom zijn we niet populair?’ hoorde men de Amerikanen elkaar herhaaldelijk vragen. Waarom zòudt ge populair zijn, konden we hen vragen, en bovendien, wat kan het U schelen? Denkt U dat de Britten zich in 1880 afvroegen of ze populair waren? Ze slikten in volle gemoedsrust de beschuldiging dat Albion perfide was, begrijpend dat dit de rancu- | |
| |
neuze manier was waarop Europa de Pax Britannica verwerkte. Ze waren zo volstrekt overtuigd van hun eigen superioriteit dat ze het scheldwoord perfide Albion rangschikten bij de kinderachtigheden die nu eenmaal bij het Europese continent hoorden.
Het doel van een land dat de vrede beheerst kan niet zijn populair te wezen; het doel is de vrede op redelijke wijze te organiseren. Natuurlijk, men zou daarom niet impopulair hoeven te worden, maar dat hangt ook nog af van de partner. Europa heeft eens de wereld beheerst; het vergeeft moeilijk dat een ander het nu doet, ook al heeft die ander Europa helpen redden. Hoe meer hulp trouwens gegeven wordt, hoe moeilijker de verhouding wordt; want dankbaarheid is een last die zwaar te dragen is en te zwaarder naarmate men zelf er minder tegenover kan stellen. De Amerikanen zijn dan ook het populairste bij de volken die het eerst de Marshall-hulp lieten varen. Ook voor het verkeer tussen volken geldt het woord van de Chinees: ‘Waarom groet hij me niet? Ik heb hem toch niets goeds gedaan!’
Op degene die de vrede van zijn tijd beheerst, komen de belangrijke beslissingen neer. Hij moet in laatste instantie de conflicten slechten die er ontstaan tussen het algemeen belang der vredesgemeenschap en het bijzondere belang van een der deelgenoten. Op zijn best kan hij gerespecteerd worden, wat een beperkte waardering insluit.
Het verlangen populair te worden, maakte de verhouding alleen maar minder goed. Of dit verlangen de tegenhanger was van een minderwaardigheidsgevoel, dan wel van een calvinistisch schuldbesef - of van beide - laat ik daar. Het was zeker een reactie op het naïeve vertrouwen in andere volken dat anno 1929 werd geboren. De generatie die deze crisis meegemaakt heeft en die zijn stempel op de administratie van de New Deal gedrukt heeft, maakte in en na de oorlog kennis met Europa; eerst via de militaire kanalen; later door de administratie van de Marshall-hulp, ECA en NATO. Hun houding tot Europa was zeer dikwijls uitermate sympathiek, en getuigde van een intense wil tot het begrijpen van die zo ver van hen af huizende planeetbewoners. Die wil was zelfs dikwijls te groot; en werd dan ook wel eens misbruikt.
Dit internationalisme was niet alleen vaak naïef, het was dikwijls ook iets te gemakkelijk; en het maakte soms de indruk te zijn voortgekomen uit een onder-ontwikkeld nationalisme. Internationalisme is een deugd, en een grote; maar ze is dat
| |
| |
alleen indien ze een overwinning is, op het nationalisme, dat het niet vernietigt, laat staan verminkt, maar eenvoudig achter zich laat. Het nationalisme krijgt in zo'n geval een natuurlijke geordende plaats in het internationalisme. Wie een onderontwikkeld nationalisme bezit, kan natuurlijk gemakkelijker tot een internationalistische zienswijze komen, maar hij kan nòg gemakkelijker de grond onder de voeten kwijt raken. Een nationale politicus zal nooit de scholing vergeten die hij in de locale politiek heeft opgedaan. Zijn nationalisme is te èchter naarmate hij meer het land heeft leren kennen en dat gebeurde in zijn locale periode. Daar werd de probleemstelling concreet. Hetzelfde geldt voor de internationale politicus of administrateur. De Amerikaanse politiek droeg tot voor betrekkelijk korte tijd een sterk provinciaals karakter. Wat de Amerikanen nationalisme noemden was dikwijls een op een collectief overgedragen egoïsme. De Amerikanen waren zelden met buitenlandse politici geconfronteerd. Ze hadden eigenlijk zeer zelden verantwoordelijkheid voor een internationale regeling gedragen; en alleen door verantwoordelijkheid te dragen, wordt men innerlijk bij een zaak betrokken.
De Amerikanen die hun onder-ontwikkeld nationalisme voor internationalisme aanzagen, kwamen in aanraking met Europeanen, dat wil zeggen ze kwamen in contact met mensen die er vrijwel zonder uitzondering een over-ontwikkeld nationalisme op na hielden. Geen wonder dat dit soort Amerikanen beet genomen werd; en ook dat droeg tot het misverstand bij.
De enige beschaafde houding die men tot het anti-Amerikanisme kan aannemen is de erkenning dat het Europa zelf onteert. Het schaadt niet alleen zijn waardigheid maar ook zijn prestige. Ik wil niet betogen dat er op Amerika geen critiek kan worden uitgeoefend. De buitenlandse politiek der Eisenhower-administratie is in dit boek aan critiek niet ontkomen. Een Atlantische gemeenschap veronderstelt een gelijkwaardigheid in het intellectuele verkeer die niets te maken heeft met de machtsverhouding. Wie zich met de Atlantische gemeenschap identificeert, wie staatsburger van het Westen geworden is, hoeft zich niets minder te achten dan een ander, alleen omdat die ander uit een groter administratief gebied komt. Maar de anti-Amerikanisten weigerden nu juist zich met de Atlantische gemeenschap te identificeren - zij het meestal eerst nadat ze er alle vruchten van geplukt hadden. Het is deze parasitaire houding waartegen de strijd moet gaan.
| |
| |
De Pax Americana verwerpen omdat ze gedomineerd wordt door Amerika is wereldvreemd. Amerika verwerpen omdat het cultureel beneden ons zou staan, getuigt van een op collectieve maatstaven gegrondveste arogantie die daardoor al anti-intellectueel is. Men verwerpt niet een volk; en door het te verwerpen wordt men zelf volk, dat wil zeggen men houdt op te reageren als individu. En daarmee manifesteert men in eigen boezem wat men in de zelf-gemaakte caricatuur van Amerika had aangevallen.
Noch Amerika noch wij hebben belang bij een contact dat niet op zelfrespect aan beide kanten berust. Alleen zij die het belang van hun land in een groter verband schikken, kunnen tot redelijke oplossingen komen. Alleen zij die het belang van hun land op een natuurlijke manier tot uitgangspunt nemen, kunnen eigen volk aan die redelijke oplossingen binden. De onder-ontwikkelde nationalist wordt in den vreemde bedrogen en thuis niet ernstig genomen.
|
|