| |
| |
| |
V. Duitsland: De gevolgen van een dwergenschemering
De geschiedenis van Duitsland is in de memorie van de Europeaan gegrift. We zijn ver van het waardige, burgerlijke Duitsland der vroeg-renaissance, erfgenaam der Hanseatische stedenrepublieken, dat, in tegenstelling tot Frankrijk, zijn religieuze revolutie volbracht, maar, eveneens in tegenstelling tot Frankrijk, zijn nationale aaneensluiting miste. In beide gevallen was er tussen het falen en het slagen een wisselwerking. Alles heeft Duitsland later ingehaald: de verloren tijd der godsdienstoorlogen, de uitputting, de versplintering. Maar tot welk een prijs! Het herstel is van de Brandenburgse steppe uitgegaan en het is juist, dat Berlijn het centrum werd van de nieuwe nationale macht, door Pruisen tot stand gebracht. Het was ook juist, dat dit Berlijn vernield werd; gelijk de hoofdstad van het rijk der Hittieten; en om dezelfde reden. Maar zoveel eeuwen politieke traditie konden niet ongedaan gemaakt worden: indien Duitsland niet geheel te gronde ging, moest Berlijn herleven. En het herleeft, nieuw in vele opzichten.
De catastrophe die Duitsland over Europa, maar vooral over zichzelf heeft gebracht, was de laatste, de uiteindelijke, consequentie van een denksysteem en een levenswijze. Er was Pruisen, dat vaderland van ijver, soberheid en plichtsgevoel; meesterlijke eigenschappen, die tenslotte Duitsland in staat hebben gesteld de catastrophe der godsdienstoorlogen te boven te komen. Maar geen land heeft zozeer het woord van Pascal dat ik al eens aanhaalde, waar gemaakt: zonder tegenwaarde wordt iedere eigenschap van onwaarde; sterker nog: een gevaar. Een enorme, nooit genoeg ontladen spanning dreef het Duitse volk voorwaarts naar de extremen. De romantiek, waarvoor Heinrich Heine al met zoveel inzicht waarschuwde, had in zijn beelden verwerkt wat er aan ‘werkende’ lading in de Duitse ziel aanwezig was. Weldra werd die kracht van het on-evenwicht zo sterk dat ze niet meer gecontroleerd kon worden; een catastrophe zou onvermijdelijk die kracht vrij maken. De nederlaag van 1918 was zo'n catastrophe. De economische crisis van 1929 was een tweede; ze kwam net op tijd om het stabilisatiewerk der eerste na-oorlogsjaren te vernietigen. Dat de republiek van Weimar niet levensvatbaar was, wie kan het met zekerheid zeggen? We weten nu in elk
| |
| |
geval, dat de ontbindende kracht, de ‘werking’, - veroorzaakt door de nederlaag, de afschuwelijke ontnuchtering, en haar nasleep de inflatie, de halve burgeroorlogen tussen politie, landsknechten en rode armeetjes - geleidelijk aan is toegenomen. Toen in 1929 de crisis uitbrak, werd daarop in Duitsland, eens het land der voorbeeldige sociale wetgeving, met een schier ondenkbare, extreme, harteloosheid van de kant der heersende klasse en der conservatieve regering op gereageerd. De ontbindende krachten waren inmiddels sterk genoeg geworden om door het geschokte politieke systeem heen te breken. De opmars der Nazi's begon.
Het zou natuurlijk onbillijk zijn Nazisme en volk eenvoudig aan elkaar gelijk te stellen. Zoals het ook dwaas zou zijn te doen alsof de Duitse cultuur alleen maar halfvolwassenen en onrijpheden gekend zou hebben. Ook het Duitse volk was en is een conglomeraat. Het heeft zijn elites bezeten en het heeft ze nog; zijn volwassenen, zijn Europeanen; zijn humanistische cultuurmonumenten. Maar het respect voor de intellectueel tegenover dat voor de officier, voor het humanisme tegenover dat voor het chauvinisme gaf tenslotte in Duitsland voortdurend andere quotienten en die quotienten bepaalden de geschiedenis.
In het Nazisme zijn alle gevaarlijke eigenschappen van de Duitse massa, is alles wat voortkwam uit het niet of onvoldoende verteren van invloeden, beschavingen, gevoelens, is de stuwing van alle psychologische onrijpheden en halfrijpheden van het Duitse volk, dat zich technisch inmiddels volmaakt had ontwikkeld, tot een paroxisme opgevoerd. Voor het eerst had een volk alle onvolwassenheden, alle rancunes, alle angsten, alle onbewustheden, alle stinkende resten van een geestelijke nageboorte, naar buiten kunnen brengen, verrekenen, uitleven. En met behulp van de modernste techniek. De Nazistaat was op één na de ergste dwangstaat - de Russische is erger - maar ze dispenseerde van één dwang: de zelfbeheersing. Hoe heeft men afgerekend met het extremisme naar de andere kant, dat de Nazistische uitslag van de slinger vooraf was gegaan: het pacifisme, het expressionisme. En die extremen waren toch slechts kinderachtig in vergelijking tot de reactie die ze heetten uit te lokken. Maar wat gaf dat: het Duitse volk zou ditmaal met alles afrekenen. Het is altijd gevaarlijk iets ‘totaal’ te willen doen; het verraadt een bezetenheid. En bezetenheid hebben we gehad: de onvolwassen epigonen van Wagner hebben ons laten zien: gevaarlijker en af- | |
| |
schuwelijker dan een godenschemering, is de dwergenschemering.
Na de godenschemering breekt het licht aan van een nieuwe tijd en een verlossende gewaarwording kondigt de komst aan van een nieuwe god.
Ook de dwergenschemering laat een flauwe lichtglans door: een andere tijd breekt aan, maar geen verlossing en evenmin een nieuwe god. En geen nieuw rijk meer. Dit is de situatie waarin de Duitsers van vandaag hun weg moeten zoeken.
De oorlog heeft Duitsland zwaarder beproefd dan welk land ook, Rusland inbegrepen. Het veel sterker geconcentreerde, overwegend industriële Duisland was kwetsbaarder dan Rusland; het is meer systematisch verwoest. Terwijl Polen gebied won, werd Duitsland gehalveerd. De destructieve wensdromen van het genre plan-Morgenthau zijn direct onuitvoerbaar gebleken; alleen het Stalinregime zou de onmenselijke kracht bezeten hebben die voor de uitvoering ervan nodig zijn. Maar zelfs in Oost-Duitsland, het deel dat Rusland volkomen ging beheersen, heeft Stalin een andere politiek gevoerd: de halve plundering met halve tewerkstelling bleek voordeliger dan de volledige desindustrialisatie. Indien het Stalinregime al niet tegen zijn eigen hebzucht was opgewassen zou dan het Westen een andere dan de lijn van de geringste weerstand volgen?
Duitsland werd een van de bewijzen van het fantastisch vermogen der mensheid zich te herstellen, vermogen dat zijn vernielkracht op de voet volgt. Men sprak van een economisch wonder, maar men spreekt nog al spoedig van een wonder. Ik herinner mij het rumoer over het Belgische economische wonder, toen, te midden van een Europa, dat met dollartekorten worstelde, België de dollarpot die het in de laatste oorlogsjaren had kunnen vergaren, kalm ging opsouperen, zonder overleg en zonder zin. Het Duitse herstel is goed beschouwd niet zo'n bijzonder wonder. Het ging snel, maar het kwam laat; het is verre van compleet. Het is een bekend feit, dat het opvallende herstel dateert van de munthervorming. Toen pas begon een normale goederencirculatie, eerst op grond van de aanwezige maar tot dat ogenblik verborgen gehouden voorraden, en daarna op grond van de productie die door de goederencirculatie was gestimuleerd. De Duitsers kregen meer economische vrijheid, meer zeggenschap, meer economisch zelfbestuur. Alles scheen het dictum te bevestigen, dat onder de Duitse politici van die dagen circuleerde: ‘Hoe lang zal
| |
| |
het herstel van Duitsland vergen? Als de Geallieerden ons helpen, tien jaar. Als ze ons alleen laten, vijf.
Het is waar, dat Duitse energieën die toen gemobiliseerd werden al klaar stonden, maar tot dat ogenblik geremd waren door een last van papieren regelingen die van de militaire regenten der zones uitgingen. Maar dit neemt niet weg dat Duitsland van die bezettings-autoriteiten machtig had geprofiteerd. De M.G.'s en hun economische departementen hadden niet stil gezeten. Toen Duitsland capituleerde in een orgie van door het Nazi-regiem zelf gewilde vernieling - de dwergen wilden in hun ondergang alles meeslepen - was er een ogenblik van volstrekte chaos, geestelijk nog groter dan materieel. Niets had dit volk op zo'n situatie voorbereid; voor een overgangsregiem ontbraken zelfs maar de flauwste aanknopingspunten. Men vreesde een ogenblik - naar analogie van 1918 - een golf van verwildering. Men kreeg apathie. In dit verschil ligt de betekenis van de tweede wereld-nederlaag der Duitsers uitgedrukt. De nederlaag overtrof hun voorstellingsvermogen op dezelfde wijze als het Nazi-regime òns voorstellingsvermogen had overtroffen. Het straffe regiem dat de militairen in Duitsland instelden, werkte voor de bevolking uiterst heilzaam; het vulde het vacuum, door de apathie der Duitsers geschapen. De Westers-democratische opvatting bracht mee, dat de regimes die West-Duitsland bestuurden zich er ook volledig verantwoordelijk voor voelden. Een stroom van goederen werd in het land gepompt door het militaire regiem dat ingesteld was om de vijand te controleren. De eerste herstelwerkzaamheden werden verricht; de eerste grondstoffen aangevoerd; het terrein werd klaar gemaakt. De uitbarsting van Duitse energie die op de munthervorming volgde, viel des te meer op. Sindsdien is de productie met sprongen vooruit gegaan. Ze heeft nog lang niet een normale hoogte bereikt; wat trouwens weinig verwonderlijk is indien men de handicaps optelt die de Duitse staat nog steeds de weg verzwaren: de halvering van het land, de stroom van vluchtelingen vooral. Maar zelfs de
geremde opleving trof als een zweepslag. Wie had in dit vernielde, gedemoraliseerde Duitsland zelfs maar iets dergelijks verwacht. Sindsdien zijn sombere geruchten van Duitslands economische kracht, en het concurrentiegevaar die ze oplevert, over zijn grenzen gedrongen. Paul Reynaud heeft er zich herhaaldelijk de tolk van gemaakt om de Franse Kamer wakker te schudden. Hij heeft daarmee overigens het tegendeel bereikt. Hij heeft de Kamer
| |
| |
niet aangezet tot snellere modernisering van Frankrijk, maar tot stugger verweer tegen de Europese integratie, die Frankrijk aan de Duitse concurrentie zou blootstellen. Intussen staat Frankrijk natuurlijk toch bloot aan die concurrentie. Want de buiten Frankrijk gelegen markt stoort zich niet aan Frankrijk's politiek tegen Duitsland.
Het is zeer onwaarschijnlijk, dat de Duitse productie het technische niveau van de Franse heeft overtroffen of zelfs maar heeft ingehaald. Het herstel in Duitsland gaat niet zó sprookjesachtig snel. Enkele sectoren zijn, met behulp van buitenlands (vooral Amerikaans) kapitaal gemoderniseerd. Maar het heeft ten slotte ook Frankrijk niet aan buitenlandse kapitalen ontbroken.
Het verschil ligt veeleer in de commerciële organisatie. In Duitsland is de vrije concurrentie op de meest brutale wijze doorgevoerd. Tradities, conventies behoefden niet ontzien te worden, want de oorlog had schoon schip gemaakt. Deze herleving van het economisch liberalisme, door de ex-bewonderaars van België al ingeluid als een historisch moment, had voor Duitsland van dat ogenblik een grote uitwerking. Verslagen, vernield, gehalveerd, in zijn herstel vertraagd door een jarenlang durende prostratie, was Duitsland toen het de vrije hand kreeg, genoodzaakt, een beroep te doen op alle krachten die het zelf nog bezat. Ieder persoonlijk initiatief was welkom; bij gebrek aan kapitalen viel men terug op de energie, vindingrijkheid en arbeidzaamheid der Duitsers, de enige rijkdom die min of meer onaangetast was. De schaarste had in andere landen tot versterking van de regeringscontrôle op de economie geleid. Maar de schaarste waarvan Duitsland in de aanvang te lijden had, was een heel andere dan die van Holland, of Engeland. Het was een schaarste die gepaard ging en gedeeltelijk de functie had van een sterke onderbezetting, erfenis der prostratie. Zolang die onderbezetting niet verdwenen was, in een maatschappij met goederenschaarste maar met gesaneerd geld, was improductieve investering nauwelijks te vrezen. Kapitalen waren door de sanering te schaars geworden en de gezonde productie was niet minder winstgevend dan de parasitaire.
Het was echter duidelijk, dat de export moest profiteren van de gunstige voorwaarden die op de binnenlandse markt heersen, zoals de export van Frankrijk moest lijden onder de ongunstige verhoudingen van het door monopolies en kartels bedorven mechanisme van zijn binnenlandse markt. In de
| |
| |
concurrentie tussen Duitsland en Frankrijk worden dan ook niet industriële capaciteiten of technische niveaux geconfronteerd, maar twee marktschema's, en, via deze, twee sociale instellingen, twee mentaliteiten. De Duitse rush die met grote onbelemmerde stoten plaats vindt, is daardoor spectaculair. De Duitse autofabrikant vecht op de Egyptische markt tegen de Franse, lang voordat de Duitse markt bevredigd of zelfs bevredigend verzorgd is. De uitvallen van de Duitse exportlegioenen zaaien verwarring onder hun tegenstanders, maar ze geven nog niet een juist beeld van de toestand in de vesting zelf.
De rush van het privé-bedrijf met al zijn consequenties, wordt door het gehele Duitse volk gesteund; ook door de arbeiders. De verkiezingsuitslag heeft het wel bewezen. We moeten nog zien of Dr. Ehrhardt even populair zal blijven als de eerste verschijnselen van een al of niet voorbijgaande werkloosheid zich zouden tonen; zijn systeem voorziet in geen enkel opzicht in een dergelijke mogelijkheid. Maar waarom zouden de arbeiders zich bezig houden met een werkloosheid die zich nog niet toont? De werkloosheid, veroorzaakt door de stroom van vluchtelingen uit het Oosten, is natuurlijk een ander geval; niemand die zinnig is zou deze de regering willen aanwrijven. Ze wordt eerst een probleem, indien het tempo waarin die vluchtelingen geabsorbeerd worden, langzamer gaat worden. Tot zo lang worden de arbeiders door een ander perspectief beïnvloed, dat niet in de toekomst ligt maar dat ze uit ervaring kennen: de misère die aan de muntzuivering vooraf ging. Iedere loonarbeid, zelfs slecht betaalde, steekt gunstig af bij de situatie die achter hen ligt, toen de best gekwalificeerde arbeid ongebruikt verlummelde. Het trauma van de werkloosheid van een gehele natie en het contrast daarvan met de stijgende activiteit van vandaag bepaalden in hoge mate de verkiezingen.
Het beroep op het persoonlijke initiatief van Dr. Ehrhardt, het beroep op Eet ‘heilige egoïsme’, sloot aan bij een dominerend gevoel van de Duitse massa.
De oorlog heeft het volk diep geschokt; de nederlaag zonder weerga, de nederlaag zonder verantwoordelijkheidsgevoel, die kenmerkend is voor het gehele beleid van de nazi's en symbolisch uitgedrukt is in het einde van de Führer zelf, heeft voor zeer velen het aureool dat om die figuur en zijn beweging hing vernield. De zondvloed die na de Nazi's kwam, zij, de overgebleven Duitsers, zijn het, die hem door moeten maken. Het
| |
| |
Nazisme had de aanbidding van de staat en de volksgemeenschap tot een paroxysme opgevoerd. Nadat die staat uiteengespat was en de volksgemeenschap zonder enige leiding in de zondvloed was achtergelaten, kwam tegen die aanbidding een felle en vooral diepgaande reactie. ‘De Staat is alles, het individu niets’; ‘Gemeinnütz geht vor Eigennütz’; deze leuzen verkeerden in hun tegendeel: het individu werd alles en het persoonlijke gewin kreeg adelsbrieven, alleen al omdat het de antipode was van de Nazistische staatsleer.
Generaties lang is het Duitse individu gedrild; hij heeft er genoeg van; hij gelooft er niet meer aan. Er is een groeiende afkeer tegen de staatsverheerlijking, en tegen iedere romantiek. Het individu; het gezin; en de nuchtere materiële werkelijkheid; zij alleen tellen. De zwenking is weer enorm. Het individu, de burger, de privaatpersoon, is in Duitsland herontdekt en men viert hem zonder terug te schrikken voor consequenties die andere, van oudsher burgerlijke, samenlevingen zouden doen aarzelen. Een soortgelijke zwenking hebben we na 1918 ook gehad. We zullen niet de antimilitaristische bewegingen vergeten die spoedig millioenen aanhangers telden en voor excessen niet terugdeinsden. Juist die excessen vergemakkelijkten echter weer de teruggang tot het militarisme; de millioenen die voor de vrede paradeerden, ordenden zich later des te gemakkelijker in de rijen der Hitler-bewonderaars. De les van de eerste wereldoorlog was overigens niet helemaal vergeten; de oorlog was in 1939 in Duitsland verre van populair; en het vertrouwen in de overwinning in brede kringen toen niet groot.
Maar in ieder geval, de reactie van 1918 valt in het niet bij die van 1945. Toen, een massale actie tegen de oorlog; nu, de meest vernietigende actie tegen het militarisme: de atomisering, de inkeer tot zichzelf en het eigen gezin. De slag is zo hevig aangekomen, dat er zelfs geen plaats meer was voor een geëxalteerde reactie. Alleen het tastbare geldt.
De strijd om het bestaan is in Duitsland enorm zwaar geworden; de verwonderlijk grootscheepse woningbouw, die het na-oorlogse Duitsland tot een eer aangerekend moet worden, is toch slechts verklaarbaar indien men bedenkt onder welk een geweldige druk de samenleving te midden der puinhopen stond. De kern der civilisatie zelf stond op het spel. Op het bestaansminimum teruggeworpen toonde het Duitse volk weer eens zijn vitaliteit. Ze is nog altijd niet gering. Het is noodzakelijkerwijs een rauw proces en zeker een materialistisch
| |
| |
proces. Maar het sluit de geestelijke wederopbouw niet uit.
De ontdekking van het individu; de erkenning van zijn rechten tegenover de staat en de gemeenschap; het zijn geen kleinigheden, vooral niet in een gemeenschap als de Duitse met haar Pruisische tradities, Hitleriaans overtrokken. Deze op zichzelf ‘reactieve’ gebeurtenissen moeten zeer positieve culturele gevolgen hebben. Het contrast met het verleden alleen al geeft aan die begrippen een spankracht die bij ons schier vergeten is.
Het gezin, een economische vechtgemeenschap in de strijd om het bestaan, is tegelijk de eerste vorm van extra-persoonlijke verantwoordelijkheid en nog wel in niet-geëxalteerde vorm. Daardoor wordt de familie in Duitsland de cel van een nieuwe samenleving. Er is dus een heroriëntering, diametraal gericht tegen de belangrijkste tendenzen van het derde Rijk; ze heeft de kracht van een natuurlijke stroming, die in de gehele massa werkt. Ze heeft culturele stimulansen tot gevolg die een elite zouden kunnen bezielen. Wat langzamerhand zich in de massa ontwikkelt kan straks door die elite gesublimeerd, verhelderd, toegespitst worden, en dat is, zoals men weet de eerste voorwaarde, wil een natuurlijk massa-verschijnsel tot massa-opvoeding, tot culturele verheffing van de massa worden.
Heeft het Duitse volk van deze tweede nederlaag geleerd? Hoevelen hebben deze vraag met een open geest onderzocht? In het algemeen hadden de vraagstellers een wonderlijke voorstelling van een dergelijk genezingsproces. Ze schenen te verwachten dat het gehele Duitse volk, dat alle Duitsers, het Nazisme en de door het Nazisme bevruchte vooroordelen, geheel en al kwijt geraakt zouden zijn - in één slag. Indien de Duitsers dit al gewild hadden, het zou onmogelijk geweest zijn. Iedereen kan uit de politieke geschiedenis van zijn eigen land kwellende problemen opsommen die door de harde werkelijkheid tot oplossing gebracht zijn. Hoe lang heeft het geduurd voor de tegenstanders het zagen? Het erkenden? Er de consequenties uit trokken? Drie stadia, die hun tijd vergen. Voor dat de gemiddelde Duitser al zijn vooroordelen kwijt raakte, d.w.z. afleerde de dingen scheef of gekleurd te zien, èn aanleerde de dingen in hun verhouding en eigen kleur te bekijken, moest tijd voorbij gaan. Voor mensen beneden een zekere gevoelsfijnheid of gevoelskracht, beneden een zekere intelligentie, is het haast onmogelijk een politiek vooroordeel af te stropen, laat staan een met alles vergroeid vooroordeel als het
| |
| |
militaristische. De vraag was niet of er nog fascistische resten in Duitsland over zouden blijven. Men wist bij voorbaat, dat gehele milieus bijna niet door de democratische propaganda aangetast konden worden. De vraag was hoeveel er over zou blijven. Zo gesteld kan er slechts één conclusie getrokken worden: gegeven de kracht van de Pruisische vooroordelen, de militaristische opvoeding, de duur van de Nazistische overheersing, is het verwonderlijk hoeveel Duitsers zich al van de Nazistische zienswijze bevrijd hebben en zich aangewend hebben normaal het leven in te kijken. De Nazistische kernen zijn er nog; de Nazistische resten in vele - overigens niet Nazistische - personen zijn er ook. Maar het niet-religieuse denken over staat en gemeenschap, het a-militaristische denken en voelen zijn geweldig toegenomen. Ze zijn minder militant maar meer innerlijk dan na 1918. We zijn er nog niet; we zullen misschien niet aan een democratie naar Engels of ander voorbeeld toekomen. De ontwikkeling kan, halverwege aangeland, reeds zoveel gunstige resultaten gebracht hebben en zoveel bevrediging schenken, dat het succes stabiliserend werkt en verdere vooruitgang remt. Adenauer, die het Pruisische centralisme een onverzoenlijke vijandschap gezworen heeft, wist toen hij na zijn verkiezingsoverwinning de achtervolging van de S.P.D. inzette, niets beter te doen dan alle Länder die nog aan zijn macht ontsnapten, door provinciale verkiezingen gelijk te schakelen. Op deze wijze bouwde hij een centrale en persoonlijke autoritaire macht op die de Weimarrepubliek nooit had gekend.
Maar wij eisen nu eenmaal de volmaaktheid niet. De tendens die thans in Duitsland merkbaar wordt, draagt in hoofdzaak een democratisch karakter en ze ontleent een bijzondere waarde daaraan, dat ze wortelt in het privé-leven.
De harde materialistische trek die het Duitse volkskarakter en ook zijn diplomatie eigen was, is natuurlijk niet verdwenen; ze is zelfs in zekere zin, sterker geworden. Want het vertrouwen in romantische voorstellingen is sterk verminderd. De Duitser gelooft nog altijd in machtspolitiek; in machtsverhoudingen; in machtsfeiten. Maar hij ziet dit allemaal nu met minder dronken ogen. En vooral: hij stelt zijn doeleinden zonder romantiek vast.
Men moet zich niet door uiterlijke vormen laten afleiden. Er is in Duitsland geen ontspannen, ontladende verburgerlijking, er is gespannen, verbeten, grimmige verburgerlijking. Maar het ìs een verburgerlijking.
| |
| |
De binnenlandse en buitenlandse politieke visie is er door vervormd. De doorsnee Duitser - of de groep van Duitsers die qua aantal en mentaliteit de doorslag geven - gelooft niet meer in imperialistische avonturen. Het is geen vraag van voorliefde of tegenzin; het is een kwestie van ontgoocheling. De ontgoocheling van het Duitse volk is enorm. Ze is vooral enorm, wijl de ondergang van het regiem geen enkele illusie liet: wijl het een dwergenschemering was. Er is nauwelijks ruimte meer voor overweging van het probleem; het imperialisme is tot trauma geworden; het lokt onmiddellijk zulke heftig onaangename reminiscenties uit, dat het automatisch wordt afgewezen. We hebben te maken met iets dat op een Pawlowse afweer-reactie lijkt. Er is bij de gemiddelde Duitser geen tegenzin tegen Europa. Wat heeft hij bij Europese federatie te verliezen? De gehalveerde, met schuld en traumatische reminiscenties beladen staat? Wat heeft hij te winnen: een arbeidsterrein dat bijzondere aantrekkelijkheden biedt en een staatkundige gemeenschap waarmee hij zich zonder tegenzin kan identificeren. Dat in zijn hoofd die nieuwe gemeenschap een Duits gezicht draagt, is waarschijnlijk. De Fransman kan ook Europa slechts in Franse kategorieën zien. Waar zou hij andere vandaan halen? Maar dit wil nog niet zeggen, dat de gemiddelde Duitser nu ook Europa overheersen wil. Hij wil niet overheersen; hij wil verdienen. De internationale markt doet hem meer dan de bevrijding van irredenta; ‘Made in Germany’ zegt hem meer dan ‘Deutschland über alles’. Indien het, om Frankrijk tot Europa over te halen, nodig is, dat Duitsland zich op de achtergrond houdt, het zal bij vele Duitsers geen ernstig bezwaar vinden. Ze zullen zelfs bereid zijn de bescheidenheid te betrachten met overdrijving. Hoofdzaak is, dat de economische mogelijkheden geopend blijven. Het is waar, dat ze volledig vertrouwen hebben in hun concurrentievermogen. Maar dat zouden ze onder alle
omstandigheden hebben, en om die trots uit te leven hebben ze de Europese integratie niet nodig. De internationale concurrentiestrijd zouden ze ook in nationale vorm kunnen voeren.
Willen ze nu Europa militair overheersen of willen ze integendeel zich aan alle militaire verplichtingen onttrekken? Geen van beide schijnt waar te zijn. De Duitser die zich met de wereld van vandaag verzoend heeft, ziet ook dat probleem met koele ogen, en vooral vanuit het gezichtspunt van zijn bestaanszekerheid. Er zijn milieus die buiten het militaire geen bestaan hebben kunnen vinden en die voorgoed hun ideologie
| |
| |
geharnast hebben in het schema van het militaire leven. De beroepsofficieren bijvoorbeeld en de nauw met hen verbonden groepen. Maar vooral in deze groep heeft de dwergenschemering gewerkt. Zelfs deze groep is min of meer geïndividualiseerd en de militaire functie is ook bij hen gematerialiseerd en verburgerlijkt: d.w.z. gereduceerd tot beroep, doorgedacht, wil dat zeggen tot vredesfunctie. Er zijn natuurlijk generaals die de taal van het hoofdkwartier nooit meer kwijt raken en die voor eeuwig aan de hels-geëxalteerde momenten gefixeerd blijven. Maar hun invloed op de rest der officieren en vooral op de massa der soldaten, is sterk achteruit gegaan. Het is moeilijk precies de omvang van zo'n verschijnsel te bepalen; het is een invloed die stellig ook nog verandert. Maar ze is, geloof ik, niet meer in staat de massa der Duitsers mee te slepen. Men gelooft niet meer in de oorlog; men gelooft vooral niet meer in Duitse doelstellingen in een oorlog. Te veel overheidsleugens zijn, de een na de ander, ontmaskerd. Geen beter bewijs hiervoor dan de houding van de gemiddelde Duitser tegenover het door de Russen bezette deel van Duitsland. We zijn ver van de ontembare wraakzucht die slechts op een teken wacht om zich op de Russen te storten. Integendeel: de houding is er een van volstrekt platonische sympathie, vermengd met de vrees, dat West Duitsland ter wille van Oost Duitsland in perikelen zal raken. Van bevrijdingswoede geen spoor. Van brutaal egoïsme des te meer. Het is waar, dat het Russische bewind in Oost Duitsland de communistische partij in West Duitsland practisch alle grond onder de voeten heeft weggehaald. Maar bij deze negatieve reactie blijft het in hoofdzaak. Telkens als de eis gesteld wordt dat Oost Duitsland bij West Duitsland gevoegd moet worden, klinkt de gebruikelijke bijval op. Wie een andere opvatting huldigde zou zich buiten de gemeenschap plaatsen. Maar dat belet niet dat menige West Duitser in zijn Oost Duitse
broeder vooral een toekomstig vluchteling ziet die straks op de arbeidsmarkt en de woningmarkt een concurrent wordt.
Wie dus tegen Duitslands bewapening is omdat een bewapend West Duitsland onmiddellijk zou pogen de hereniging met Oost Duitsland door te zetten - waarmee het de vrede in gevaar zou brengen - kent niet de werkelijke verhoudingen in Duitsland. Overigens volgt uit deze gesteldheid ook dat men het geweeklaag der Westduitse politici over het Saargebied niet al te tragisch moet nemen. De Saarkwestie moge een stokpaardje van de Bonner politici zijn, het is voor de
| |
| |
Westduitse massa evenmin een levenskwestie als Oost Duitsland.
Betekent dit nu dat de Duitser, als in 1918, een soort egoïstisch pacifisme heeft omhelsd? De reacties van 1945 zijn niet gelijk aan die van 1918; ze zijn minder extreem; ze hebben minder ‘Schwung’; maar de ontgoocheling vreet dieper door. De gemiddelde Duitser voelt, dat een Europese politiek met al zijn voordelen alleen mogelijk is als de verplichtingen mee gedragen worden. Hij is te veel opgevoed in de machtspolitiek om te geloven in een veiligheid zonder bewapening. Hij is niet zo dwaas te geloven in een stabiele toekomst waarin juist de Duitser een bevoorrechte plaats zou krijgen, zonder strijd. Hij is bereid de nadelen - en hij voelt ze - te aanvaarden, in ruil voor de toekomst, aangezien die toekomst hem lokt. Hij doet dat des te eerder, wijl hij meer vertrouwen heeft in de militaire politiek van Europa, dan van Duitsland; meer in de gematigdheid van een Europees commando dan van de Duitse militaire kringen. Maar zoals gezegd, hij doet het vooral omdat hij de weg naar Europa wil; omdat hij uit het gehalveerde Duitsland wil breken. Het is zijn equivalent van de emigratie. En ieder die Duitsland na de oorlog bezocht heeft, weet hoezeer dit volk aan emigratie toe is. Daarom was de ‘Ohne Mich’-beweging, de beweging van hen die aan anderen over wilden laten Europa te verdedigen, sterker vóór de geldzuivering dan daarna. Toen viel ze samen met de wanhoopsstemming van een volk dat geen uitkomst zag en ook geen verantwoordelijkheid droeg. Nu heeft dit volk een - Europees - perspectief; het begint iets te hebben dat het verliezen kan; en het begrijpt de prijs daarvan.
Al deze tendenzen vindt men in de verkiezingsuitslag van 1953 bevestigd. Adenauer heeft, wat Oost Duitsland betreft, een politiek gevoerd zo voorzichtig, zo bescheiden, dat ze soms bijna op verzaking ging lijken. De oppositie verweet hem zelfs dat hij Oost Duitsland wilde opofferen aan zijn plannen van Westeuropese versmelting. Niettemin kozen de kiezers hem en niet de oppositie. Adenauer stelde zijn Europese politiek op de voorgrond; en hij trok de consequenties. Herbewapening van Duitsland, maar zonder Duitse ‘Wehrmacht’. Dienstplicht, maar onder Europese souvereiniteit. Van alles koos hij dus de meest onaangename kanten, naar de maatstaven van het oude militarisme. Niettemin: de tegenstanders van dienstplicht en Europese ‘Wehrhoheit’ werden verslagen. Het is waar, Dr. Ehrhard plaatste zijn economische politiek
| |
| |
midden in het Europese probleem. Europa deelde in de glans van het economische succes dat de regering beschoren was. Reden te meer om aan te nemen, dat die zwenking naar Europa gemeend is; ze steunt op de meest solide basis: het economische eigenbelang. De veranderingen zijn, op de keper beschouwd, minder volstrekt dan ze op het eerste gezicht aandoen. De Duitsers hebben hun verlangen naar een sterke staat, een sterke man, die de grote problemen van hun schouders neemt, niet verloren. Maar ze hebben die staat, die man, de opdracht gegeven hun strijd om het bestaan te dienen. En ze hebben die staat vooral opgedragen die strijd te voeren met burgerlijk perspectief. In deze halfheid, ligt de waarborg van de echtheid der verandering.
Wat hebben wij gedaan om de Duitsers te veranderen? Direct na de capitulatie, toen de bezettende autoriteiten alle macht in handen hadden, viel hen ook een grote geestelijke macht toe; het nazi-regiem liet een volslagen vacuum achter. De eerste symptomen hiervan kwamen pas aan de oppervlakte toen de ergste verslagenheid achter de rug was. Ze manifesteerde zich vooral in de houding van de jeugd. Want de jeugd die geen ervaring bezat, en vooral geen bewuste herinneringen uit de voor-nazistische periode, had het Naziregiem zonder bijgedachte, oncritisch, aangehangen. Ze zocht een uitweg voor haar vitaliteit en idealisme en richtte dit op het Nazi-regime. Aangezien de jeugd de meest vitale laag vormt, was hun ontgoocheling ook het krachtigste, het meest effectief.
Indien de Geallieerden een gemeenschappelijke politiek bezeten hadden, zou in Duitsland een sociologisch experiment mogelijk geweest zijn. De M.G.'s hadden, door een goed doordachte keus, een nieuw staatsapparaat en een nieuw politiek apparaat kunnen scheppen, en daarmee de Duitsers, na hun ontwaken uit de nederlaags-lethargie, voor een voldongen feit kunnen plaatsen. Staats- en politiek apparaat; want in die eerste periode hing in dit vernielde en gedemoraliseerde land zoveel af van de macht en de gunst van het staatsapparaat dat bijvoorbeeld een progressief apparaat de politieke machtvorming in progressieve zin zou hebben beïnvloed. Wie in die dagen de beschikking kreeg over de wethouders en commissarissen van politie had niet veel kans de gemeenteraadsverkiezingen te verliezen.
Er is over deze dingen wel gedacht, maar er is niet veel van terecht gekomen. De Russen schiepen door hun inlijvingspolitiek een probleem, dat alle verhoudingen ging verwringen.
| |
| |
Vooral omdat de gemiddelde militair gewend was Rusland als ‘links’ te kwalificeren en van de weeromstuit nog minder progressief werd, dan hij van nature al was. De Amerikanen deden in hun zône enkele pogingen in die richting, maar hun financiële overmacht was zo verpletterend groot, dat ze oppervlakkig gezien alle problemen zonder moeite konden oplossen. Daardoor alleen al kon van heropvoeding niets komen. Het gehoorzamen en profiteren verdrong al het andere. Bovendien, in de eerste, meest gevoelige periode, bleek de politieke afdeling van het Amerikaanse M.G. niet weinig onder de invloed te staan van ultra linkse elementen en fellowtravellers. Dat schiep problemen die het later onmogelijk maakten hun politiek voort te zetten. De Britten waren gematigd conservatief. De Labourregering had enige tijd nodig voor ze een Duitsland-politiek bedacht. Toen ze haar had, ging er nog tijd voorbij voor het civiele element, door Labour uit Londen naar Duitsland gestuurd, invloed kreeg op het conservatieve militaire element.
Het Foreign Office toonde ook niet de minste haast deze Labour-elementen bij te staan en vóór deze hun slag hadden kunnen winnen, maakte de samensmelting van de zones een einde aan iedere mogelijkheid voor een stoutmoedige vernieuwing.
Niettemin is in de Britse zône nog het meeste constructieve werk verricht; het meest blijvende vooral en daaronder valt in de eerste plaats te rekenen het doordrijven - tegen alle Duitse tradities in - van een al-omvattende vakbeweging, die buiten de geloofsverschillen en de politieke tegenstellingen blijft. Een resultaat, dat door de Duitsers hopenlijk niet ongedaan gemaakt zal worden.
Deze eerste poging tot democratisering en ont-militarisering, van de kant der militaire bezettingsregimes, is mislukt; of liever de kans ertoe is voor een deel onbenut. Plaatselijk is door sommige militaire gouverneurs wel degelijk iets bereikt. Maar de bezwaren die men van de mislukkingen had mogen verwachten, zijn voor een belangrijk deel uitgebleven. Oorspronkelijk dachten vele democraten dat men de linkervleugel van Duitsland moest versterken en dat die linkervleugel met zijn antimilitaristische tradities dan de verdere opvoeding van het Duitse volk in de goede richting zou stuwen. In feite is het omgekeerde gebeurd: de rechtervleugel of zo men wil het rechtse centrum, heeft langzamerhand de overhand genomen en de democratisering van Duitsland en zijn ont-militarisering
| |
| |
ter hand genomen. Indien Duitsland een Europese politiek kiest, danken wij dat aan Adenauer, niet aan Schumacher of Ollenhauer.
De factoren die tot deze ontwikkeling geleid hebben, zijn gedeeltelijk het product van de jongste historie. In de eerste phase na de capitulatie domineerde al spoedig, vooral in de Britse zône, de S.P.D. Ze was de voornaamste tegenstander van de Nazi-partij geweest; ze had een (noodzakelijkerwijs zwakke) illegale traditie; ze had een politiek verleden en het begin ten minste van een politiek kader; ze had verreweg de beste organisatie. Dat zijn machtige troeven en het is achteraf gezien bijna onbegrijpelijk dat er niet meer bereikt is. De S.P.D. bezat in Schumacher een leider die de massa fascineerde. Het was niet onredelijk van Schumacher te verwachten dat de bezettingsautoriteiten hem de mogelijkheid zouden geven de voorgrond van het politieke leven te bezetten en door hard werken de voldongen feiten te scheppen die de ruk naar links van het Duitse volk moesten verzekeren. Zijn zône werd bestuurd in naam van een Britse regering waarin de socialistische zusterpartij, de Labour Party, alle posten bezette.
In die verwachting is Schumacher teleurgesteld; het is het begin geweest van een rancune die met het toenemen van zijn physieke zwakte, sterker werd en die hem tenslotte geheel scheen te verteren. Hij werd echter daarbij ook geleid door twee opvattingen van politieke aard. De eerste was, dat de partij tot taak had de klassenstrijd in Duitsland te voeren. Men moet dit zien in de Duitse tradities, d.w.z. met al de uiterlijke hardheid die het begrip klassenstrijd daar heeft. De natie moest in tweeën gescheurd worden, niet zozeer voor de strijd van arbeiders tegen niet-arbeiders - in dit opzicht was Schumacher wel geëvolueerd naar soepeler sociale schema's - maar voor iets ergers: de strijd van goed tegen kwaad. In deze verabsolutering, niet te vinden in de formules maar in de werkelijke geest van de agitatie, manifesteerde zich de echt-Duitse mentaliteit van Schumacher. Toen het andere kamp ook zijn leider gevonden had, in Adenauer, was het toneel klaar voor een monumentale dialoog. Een strijd zoals Schumacher die aanvoelde, en waarbij de tegenstander eigenlijk moreel buiten de gemeenschap gesloten werd, kan in wezen nauwelijks democratisch genoemd worden. Ze was nog meer misplaatst in het geval van Duitsland, een land dat in hoge mate afhankelijk was van zijn nieuwe vrienden, die gisteren nog zijn vijanden waren geweest. In Duitsland toch zeker behoorde de buiten- | |
| |
landse politiek door alle partijen gesteund te worden. Het tegendeel gebeurde: Schumacher trachtte de natie te scheuren en hij begon met het scheuren van alle probleemstellingen: op geen enkel punt dienden de twee kampen gelijke opvattingen te hebben. De eerlijkheid gebiedt te vermelden, dat de houding van Adenauer die ontwikkeling eer bevorderde dan remde. Hij vestigde een autocratisch regiem in zijn eigen kamp en handhaafde dat naar binnen en naar buiten met een bijna ongeremd macchiavellisme. Het doel heiligt bij Adenauer kennelijk de middelen. Maar aangezien Schumacher,
na afwijzing van het doel, alleen nog te maken had met Adenauers middelen, werd een groot persoonlijk conflict ook daardoor al onvermijdelijk.
Nog een andere les had Schumacher uit het verleden ‘geleerd’: de burgerlijke tegenstanders van het socialisme hadden de S.P.D. altijd haar pacifistisch verlangen verweten en steeds getracht die partij het odium op te drukken van een partij van vaderlandslozen. Nu Schumacher het stadium van de eindstrijd naderen zag, en hij in die strijd de bataljons der middengroepen nodig had, meende hij de politiek van de S.P.D. een principieel nationalistische kleur te moeten geven. Ook wat dat betreft werd hij beïnvloed door Adenauers houding. Want Adenauer toonde in zijn gedrag tegenover het buitenland, in zijn houding tot de Westelijke Geallieerden - wat de diplomatieke problemen betreft ten minste, niet waar het de financiële en economische betreft - een buigzaamheid die soms excessief aan kon doen. In het begin kon men dit nog verklaren als een soort schuldafdoening, of ten minste als uiting van het besef, dat Duitsland lange tijd bescheiden zou dienen op te treden. Maar die houding werd aanvechtbaar toen de verhouding tot Rusland, toen het drama van de Oost-Zône, in het geding kwam. Ook in deze zaken scheen Adenauer geneigd de gedragslijn der Westerse diplomaten te copiëren. Het is vooral aan Schumachers krasse verklaringen van solidariteit met Oost-Duitsland en met Berlijn te danken dat Adenauer genoodzaakt werd zich krachtig voor deze noodlijdende gebieden uit te spreken. Hier stond Schumacher sterk. Zijn afkeer van het communisme, vooral van het landverraad der communistische vijfde colonne, was machtig en zijn ingrijpen in de eerste jaren na de capitulatie, heeft in Duitsland historie gemaakt. Toen de burgerlijke partijen van Oost-Duitsland een compromis sloten met de door de Russen naar voren geschoven communistische partij, kregen ze in die situatie van hun zuster- | |
| |
partijen in het Westen geen leiding. Tegelijkertijd dwong Schumacher de S.P.D. in Oost Berlijn en Oost Duitsland tot een onverzoenlijke strijd.
Een handjevol Quislings capituleerde, maar de partij als geheel bleef staan en ging - bovengronds ten minste - eervol onder. Sindsdien is de S.P.D. de meest actieve ondergrondse kracht van Russisch Duitsland. Schumacher heeft, door dat ingrijpen, niet alleen de eer van het socialisme en de democratie gered, maar ook de nationale eer. Door die ervaring kreeg zijn nationalistische zwenking, door andere factoren reeds bepaald, een machtige impuls.
Deze taktiek is een volslagen fiasco geworden. Schumacher kon als nationale figuur gelden - het is bij zijn sterven duidelijk gebleken - maar zijn politiek is nooit als nationale politiek aanvaard. De politiek van Adenauer daarentegen is door de natie aanvaard. De verkiezingscijfers drukken dat niet eens voldoende uit. Er is geen twijfel aan, dat een groot deel van de S.P.D. kiezers de politiek van toenadering tot Europa met vreugde gekozen had, indien ze de ondertekening van Schumacher had gedragen. In dit opzicht heeft Adenauer een veel beter politiek inzicht, een moderner inzicht vooral getoond, dan de sociaal democraten. Het lijdt geen twijfel, dat deze man een voorstander van Europa is en een nog sterker tegenstander van Pruisen. Hij is niet gebrand op een zelfstandig Duits leger omdat hij weet hoe moeilijk het de Duitser valt zich tegenover de Luitenant te handhaven. Hij is stellig ook bevreesd voor een te onbeheerst naar voren dringen van de Duitse officieren in het Europese leger. Hij weet, dat de tijd voor Duitse eerste rollen - voor het voetlicht - nog niet gekomen is. Op zijn minst is het slecht voor de zaken. In deze mengeling van nationale zelfzucht en Europese gerichtheid vertolkt hij volstrekt wat er in de Duitse natie vandaag leeft. Daarom is hij met zijn meer internationale politiek een nationale leider. En door de bekwaamheid waarmee hij zijn volk achter zich heeft weten te scharen, is hij een Europese figuur. Dat nationaal eigenbelang een solide plaats in zijn opvattingen heeft, maakt hem natuurlijk alleen maar belangrijker. De kunst is niet het eigen belang af te schaffen of te verwaarlozen - dwaze opvattingen - maar het te verbinden met de Europese. Niemand heeft het op dit gebied verder gebracht dan Adenauer.
De laatste verkiezingsuitslag is in zekere zin een Gallup poll over Europa. Ze laat zien dat één ding de Duitser volkomen beheerst: een pathetisch verlangen naar individuele be- | |
| |
staanszekerheid. Alle andere factoren zijn daaraan ondergeschikt gemaakt. De extremen van links en rechts zijn met gelijke beslistheid afgewezen. Van de communisten verwondert dit geenszins; het gebeurde in de Oostzône kon aan de Westzône die zoveel familieverbindingen met de Oostzône heeft, niet verborgen blijven. Wie na de 17e Juni in Duitsland nog communistisch stemt, moet òf volkomen bedorven òf volkomen verstopt zijn. Maar de extremen van rechts zijn evenzeer verworpen. Hiermee drukte het Duitse volk zijn afkeer uit van de chauvinistische romantiek. Er worden nog steeds brutale chauvinistische verklaringen afgegeven door leiders van uiterst rechts, ex-Nazi's, ex-Stahlhelm-Führer, en zelfs door politici van het centrum die een goedkoop applaus zoeken. Oost-Duitsland, het Saargebied, zijn voor zulke tirades dankbare objecten. Dankbaar, want applaudisseren kost niets; het kost minder dan een kamer afstaan aan een vluchteling uit het Oosten. Op grond van de laatste verkiezingsuitslag mag men zich echter afvragen: hoeveel van deze klappers zijn bereid de politieke consequenties van die tirade te aanvaarden. Men kan ervan op aan, dat Adenauer op die vraag een cynisch antwoord klaar heeft.
Het Duitse volk heeft zijn gevoel voor machtspolitiek niet verloren. Het heeft het een bijzondere toepassing gegeven. Er zijn trouwens twee gebieden waarop de democratisering van Duitsland zich aan het voltrekken is door alle bevolkingsgroepen heen: ze zijn Oost Duitsland en Berlijn. De Berlijnse bevolking, altijd al het meest ironische stukje Duitsland, had het langst weerstand geboden tegen de Nazistische propaganda; het heeft het eerst de lessen getrokken uit de nederlaag. Het is waar: de nederlaag nam in Berlijn verschrikkelijke vormen aan. De dwergenschemering vond in het hart van Berlijn zijn apotheose. De Russische furie gaf de Berliners onmiddellijk een tweede les. En hoewel volken meestal de grootste moeite hebben twee lessen na elkaar te leren - dat is de reden waarom de massa zo gemakkelijk van vergissing naar vergissing wankelt; wat eerst een begin van inzicht was, wordt door zijn eenzijdigheid weer vergissing - de tweede les was in dit geval zo enorm hard, dat ze wel onthouden moest worden. Het resultaat hiervan is, dat we in West Berlijn een bevolking hebben die twee tegengestelde lessen na elkaar geleerd heeft; geen wonder, dat ze thans tot de intelligentste stadsbevolkingen van Europa behoort. Ze is antinazistisch, en ze is antirussisch. Ze is antityranniek. Ze heeft trouwens een actief
| |
| |
aandeel genomen in de strijd die wij tegen het Stalinisme gevoerd hebben. De luchtbrug zou nooit een succes geworden zijn, indien de Berliners niet meegedaan hadden: door de Russische lokprijzen te weigeren en door de ontberingen van de blokkade met moed en met een positieve instelling te doorstaan. Zonder die actieve, combattante houding der West-Berlijners zou de luchtbrug nauwelijks zin hebben gehad. Berlijn is het eerste stuk van Duitsland waar de Berlijners zelf voor de vrijheid gevochten en risico's genomen hebben. De betekenis ervan kan niet overschat worden. Ze zal formidabel blijken, indien Berlijn eens weer hoofdstad van Duitsland zou worden. Zij die verlangd hadden dat Berlijn, symbool van Pruisisch kunnen, vernield zou worden, hoe zijn ze door ‘Madame Geschichte’ weer eens bij de neus genomen! Want Berlijn is een der steunpunten van de Westerse democratie. De ervaringen die de West-Berlijners ondergingen waren zo veelzijdig, dat ze er door werden gerijpt. Men vindt in Berlijn weinig anti-Russische vooroordelen, zeker veel minder dan in West Duitsland. Hun verzet tegen Rusland is een verzet van de democratie, kortom tegen het Stalinisme. De ideële spanning die Berlijn in de hoogtijdagen beheerste, is natuurlijk niet meer aanwezig. Geen volk kan een dergelijke spanning volhouden. En Berlijn is zo afhankelijk van het Westen, zo geplaagd door zorgen die uit zijn geëxponeerde positie voortkomen, dat het gemakkelijk toegeeft aan in ironie verpakte moedeloosheid. Maar de fundamentele verandering die er heeft plaatsgevonden kan niet meer ongedaan worden gemaakt. De ontwikkeling naar democratie is in Berlijn niet de omweg gegaan over het platte egoïsme dat de sfeer van West Duitsland zo vaak verstoort. Alleen reeds daardoor zou een directe verbinding van Berlijn met het Westen van Duitsland een verfrissing zijn voor de culturele, sociale en politieke sfeer van West Duitsland.
Politieke: want de Berlijners hebben nooit tegenover de Westerse bezettingsmachten de rancuneuze houding aangenomen die zo lang in West Duitsland kon worden waargenomen. Ze konden iedere dag met eigen ogen zien hoezeer hun vrijheid van die Westerse bezettingslegers afhing. En ze hebben zich ook niet laten meeslepen in een zo meedogenloze partijstrijd, dat geen samenwerking meer mogelijk bleef. Berlijn dat tenslotte een belegerde stad was, slechts door Amerika in het leven gehouden, kon maar één houding naar buiten aannemen, een gemeenschappelijke. Schumacher en Adenauer hebben dat
| |
| |
trouwens erkend. Het bewijst hoezeer het Berlijnse probleem verhelderend werkte; het dwong beide protagonisten tot aanvaarding van het gezonde element in de politiek van de ander.
En als gevolg hiervan heeft de Berlijnse sociaal-democratie ook nooit van ganser harte de anti-Europese lijn van de West-Duitse sociaaldemocratie aangehangen.
In hoge mate geldt hetzelfde van Oost Duitsland. De opstand van 17 Juni was een daad van historische betekenis. Ze toont ons eigenlijk de eerste opstand tegen het communistische totalitaire systeem. Zeker, het was in eerste instantie een strijd tegen de arbeidsvoorwaarden van het communisme; maar de leuzen die aangeheven werden, gingen onmiddellijk over op het politieke terrein. Niemand ontveinsde zich een ogenblik, dat het een strijd was tégen de tyrannie, en vóór de vrijheid. Daardoor kon ze ook op niet-Duitse gebieden overslaan. Terwijl de communisten de tegenstelling tussen Duitsers en Tsjechen, die door de Nazistische politiek geschapen is, kunstmatig in stand pogen te houden, hebben de Tsjechen, Polen en Oost Duitsers met dezelfde moed, dezelfde risico's, gevochten tegen de gemeenschappelijke vijand, het communisme. En daarbij zijn de Oost Berlijners voortdurend voorhoede geweest. Toen de actie overal zijn natuurlijk einde gevonden had, zetten de Duitsers haar nog voort, door in stromen naar Berlijn te komen om er de voedselpakketten te halen. Natuurlijk: dit zou niet mogelijk geweest zijn indien het Oostduitse regiem niet een geweldige morele klap had gekregen. De partij, van de laatste ideologische dekmantel beroofd, zag haar regime in zijn naaktheid: een vijand van de arbeidersklasse; gehaat als geen ander door die arbeidersklasse. Het is duidelijk dat de materiële nood hoog gestegen moest zijn, wilden de Oost Duitsers in zulke grote getallen de verboden van de Bolsjewistische overheid trotseren. Maar het feit blijft dat ze het deden; en hùn moed gaf eerst aan die voedselpakketactie zijn politieke betekenis. De Oost Duitsers, door het harde leven politiek geschoold, gaven de diplomaten van West Berlijn een lesje.
De Duitsers die in Oost Berlijn en Oost Duitsland eerst de ondergrondse beweging geschapen hebben die er ònze vijfde colonne is, de Duitsers die daarna vanaf 17 Juni in beweging gekomen waren, zijn niet alleen martelaren van de democratie, ze zijn ook voorhoede van het Westen. Ze hebben door hun gedragingen voor Duitsland een belangrijk stuk goodwill heroverd. Deze mensen kunnen zeggen, wat eens een Duits paci- | |
| |
fist, die onder Hitler in het concentratiekamp gezeten had, na de capitulatie een Engelse officier antwoordde die hem de les wilde lezen omdat hij op zijn rechten stond: ‘Ik behoor niet tot de overwonnenen; ik behoor tot de overwinnaars.’ Deze mensen zijn niet alleen bondgenoten; ze zijn broeders.
Het Duitse volk heeft zijn gevoel voor machtspolitiek niet verloren; het heeft het een bijzondere toepassing gegeven. Het heeft het centrum machtig, kolossaal, gemaakt. Meer dan iets anders drukt dit het verlangen uit naar zekerheid naar een onromantisch, ongeschokt bestaan. Tegelijkertijd heeft het Duitse volk enerzijds de Europese politiek van Adenauer geratificeerd, anderzijds in die politiek de onderhandelingspositie van Adenauer zo sterk mogelijk willen maken. Het is een verstandige uitslag en het ware te wensen, dat de Franse kiezer een enkele maal iets van dat gevoel voor machtspolitiek opbracht.
De ontwikkeling is des te gunstiger wijl ze plaats vindt in de kiezersmassa van het centrum en het aansluitende deel van rechts. Want uit die kringen kwam voor de oorlog het militarisme voort. Het is een verheugend feit, dat thans het internationalistische niet-militaristische van de conservatieven uitgaat. Men moet niet vergeten dat, hoe ook de huidige politiek der sociaaldemocraten moge zijn, het in onze zin meest democratische kiezerscorps achter de sociaaldemocratie staat, dat het meest internationalistisch voelt. Van haar had het gevaar niet kunnen komen; in haar zullen we steeds een afgedwaalde, maar verwante bondgenoot moeten zien. Maar samenwerking, net als liefde, kan niet van één kant komen. Het lijkt nu wel noodzakelijk dat de S.P.D. zijn buitenlandse politiek laat varen en Duitsland in staat stelt tegenover het buitenland er een twee-partijen politiek op na te houden. Eerst dan kan de binnenlandse meningenstrijd, de sociale, de economische, zich ten volle ontplooien. Hier ligt de werkelijke kans voor de S.P.D.
Is nu alle gevaar uitgesloten? Het verleden is niet geheel geliquideerd; dat was onmogelijk. Het gevaar van een terugvallen in chauvinistische gevoelens bestaat dus nog altijd, want de aanknopingspunten zijn er. Het zal altijd nodig zijn van onze kant op de realiteitszin van het Duitse volk te spelen door hen, waar dat nodig is, duidelijk te maken, dat de tijd van het chauvinisme en van de Duitse pogingen tot hegemonie voorbij is. De ontwikkeling hangt daarom in hoge mate van onszelf af. De Duitsers zullen voor onze waarschuwingen ge- | |
| |
voelig blijven, indien ze flink tot uiting gebracht worden. Hun machtsgevoel zegt hun, dat de kans op een Duitse hegemonie gering, zo niet nihil is; de tijd van een Europese hegemonie is zelfs voorbij. We leven in de Pax Americana; en daarmee is eigenlijk alles gezegd, ook over het Duitse gevaar. Dat Duitsland een offensief zou kunnen beginnen tegen de Russen, tegen de wil van de andere landen, tegen de wil van Amerika in, is dwaas. We hebben gezien, dat het Duitse volk die ambitie niet of nauwelijks heeft. Dat het de gelegenheid krijgt Europa te gaan koeieneren, onder de ogen van Amerika, het is even onwaarschijnlijk. En àls het dit zou willen, zou het er nog de macht niet toe hebben. Er kan geen oorlog meer gevoerd worden die niet door Amerika wordt gefinancierd.
Maar zullen de ouderwetse militaristische ideologen nog dezelfde weerklank vinden? Het is onwaarschijnlijk. Het gaat om de jongere generaties. Ook in Duitsland heeft een aflossing van de wacht plaats gevonden, vooral psychologisch. Indien deze militairen zich distanciëren van de Nazi's en aantonen dat ze niet verantwoordelijk zijn voor de misdaden en domheden door het Nazisme begaan, dan blijft bij de jongeren toch altijd het mismoedige gevoel, dat deze militairen niet in staat bleken te zijn de heerschappij van de Nazi's af te schudden. Ze hebben in de houding gestaan voor dwergen, tot het bittere einde. Politiek hebben de militairen voortdurend gefaald en de jeugd van Duitsland heeft enig politiek begrip gekregen. Men wordt niet te vergeefs verraden, en waarlijk, ze zijn een verraden jeugd. Wie veel met deze jongeren praat, ontkomt niet aan de indruk, dat er zich langzaam, maar beslissend, een verandering aan het voltrekken is. Het romantische geloof in het leger verdwijnt; wat blijft, is een nuchtere utilitaire beschouwing, in het kader van bestaansstrijd en politiek, twee domeinen die in ieder geval door hen belangrijker geacht worden. Er is een breuk gekomen in de mentaliteit. Twee nederlagen van wereldformaat hebben de ruggegraat van de militaristische arrogantie gebroken. Er is een stuk zelfvertrouwen weg; er is een angst gegroeid. Er is een scheur gekomen, waardoor, op den duur, gematigdheid en bescheidenheid kunnen binnendringen. Dat alles is nog slechts aan een begin, bij een kern, maar een beslissende kern, bij de kern die voorbestemd is te groeien en de andere milieus met zijn opvattingen te doordringen. Het is nog slechts zwak; maar ik zie niet in hoe zijn groei zou kunnen worden tegengehouden.
Het zal lang duren voor men de werkelijke kracht van dit
| |
| |
verschijnsel, dat nu slechts het begin van een tendens is, ten volle zal leren waarderen. Het heeft lang geduurd voor men bemerkte dat de Napoleontische oorlogen de militaristische ruggegraat van Frankrijk gebroken hadden. Jaren daarna werd een ieder verblind door de militaristische houding en de historische glans die de Franse jeugd met zich meedroeg. Maar de breuk heeft zich onweerstaanbaar in het Franse volk doorgezet; zoals ook Zweden, na het avontuur van Karel de XII, zijn militaristische karakter begon te verliezen, lang voor zijn buren hadden opgehouden, het land te vrezen. De Duitse energie, die natuurlijk nog lang niet uitgeput is, zoekt nieuwe wegen. Het ligt voor een belangrijk deel aan ons of ze Europa, het Westen, de Atlantische gemeenschap ten goede zal komen.
|
|