Haerlemsche Winter-Bloempjes Op-geoffert Aen de Vreugd-lievende Nymphjes, Gepluct uyt 'et Breyn van verscheyden Rijmers(1647)–Anthony Jansen, B. Targier– AuteursrechtvrijDen tweeden druck, vermeerdert met verscheyden wel-rieckende Lente-Bloempjes Vorige Volgende [pagina 238] [p. 238] Verwondering, over de schielicke veranderinge van de vreught-lievende Nymphjes, buyten dit gewest, in't ontfangen van de Haerlemsche Winter-Bloempjes, WEl Nymphen, wat is dit! soo haest de slaep verdreven, Soo ras een ander geeft; soo dra een bly ghemoet? Wat ist dat op een sprongh u soo verheughen doet? Wat kan u soo gheringh een ander wesen gheven. Stracks waert ghy dof en druyl? nu vrolijck en vol leven; Wat baerter toch in u, dit lieve Nectars soet? Het is den soeten Reuck van onse Offer-gloet, Die weckent uyt den droom, u keel doet schettrigh beven. Doet dit ons VVinter-vrucht, by elck voor sleght gekeurt, Denck wat men voor ghewas, des Somers hier bespeurt: Saeght ghy ons Mey-cieraet, u oogh sou niet vermoeyen. De Cicerene-sangh, haer hoorders tot sich haelt: Maer ghy, door Flooraes treck, bleeft hier geheel verdwaelt, En quaemt hier niet van daen, soo langh ons Bloemen bloeyen. B. Targier, Schoonheydt doet vergeten. Vorige Volgende