Haerlemsche Winter-Bloempjes Op-geoffert Aen de Vreugd-lievende Nymphjes, Gepluct uyt 'et Breyn van verscheyden Rijmers
(1647)–Anthony Jansen, B. Targier– AuteursrechtvrijDen tweeden druck, vermeerdert met verscheyden wel-rieckende Lente-Bloempjes
[pagina 6v]
| |
Sonnet.NImphjes die Sparens-Stadt, door u volmaeckte Leden,
En u beglanst ghesicht, en oversoet ghelaet,
En Venus aerdighe'en, en schoonheyt inder daet,
Die deftigh is bepraelt, met schranderheydt en reden,
Kondt geven d'hooghste Lof, tot trots van alle Steden,
Deur dien u brave glans, klimt in den hooghsten graet;
Kondt oock door al u Mooy, dat tot de sterren gaet,
Ons hart en diepste Ziel, met uwe Min bekleden.
En meest, wanneer u stem een geestigh Deuntje kraelt,
Dat in ons innigh mergh inwendigh glinster-straelt:
Soo schijnen wy te zijn tot op de Sanghsters berghen.
Nu Nymphjes ciert u Stadt, en schatert overluyt,
En maeckt ons oock verblijdt; hier is een VVinters-spruyt,
Die sal u voor ghewis tot af te plucken terghen.
Anth. Ianssen. Liever. |
|