Parochieboek van Iseghem, gevolgd door de levensbeschrijving des H.Hilonius
(1862-1863)–G.F. Tanghe– Auteursrechtvrij
[pagina 149]
| |
voorkeur, steden en dorpen langs waterstroomen, om het nut of voordeel dat deze medebrengen. De Mandel, die Iseghem van Cachtem, Emelghem en Ingelmunster afscheidt, heeft haren oorsprong tusschen Passchendaele en Westroosebeke. Hare ontwikkeling van Rousselaere tot aen de monding, in de Leije, begrypt 39,000 meters, dat is, omtrent acht uren. De waters van dit riviertje hebben tien meters val. Van oude tyden, heeft deze waterloop de aendacht zoo van bestuerders als van bestuerden, in Vlaenderen, over zich getrokken. Op het einde der XIIIde eeuw, bestond er een ontwerp van de Mandel aen de Yperleet en de Schelde te verbinden. Ten dien einde, stond graef Guido toe het riviertje te verbreeden of te wyden; maer deze vergunning bleef onuitgevoerd. In de XVIIde eeuw kwam dit ontwerp alweder op het tapyt, doch zonder krachtdadig gevolg. Ondertusschen, hetgene uitgesteld wordt, is daerom niet vergeten: Quod differtur non aufertur. De poogingen om de bevaerma- | |
[pagina 150]
| |
king te verkrygen verdubbelden binnen de XIXde eeuw. In 1827, is de ingenieur Van der Kun belast geweest een werk op te maken, betrekkelyk de verdieping en de bevaermaking van de Mandel. De gebeurtenissen van 1830 hebben niet toegelaten aen dit werk gevolg te geven. Ten jare 1840, heeft de ingenieur du Treux last ontvangen van het ontwerp van Mr. Van der Kun na te zien en des noods te voltrekken. Velen meenden dat het Mandelwerk gansch verlaten was, toen deskundigen, over eenige jaren, naby dit stroomtje kwamen meten, hermeten en piketten planten. Een wetsontwerp dienaengaende wierd de Volksvertegenwoordigers aengeboden en door hen aenveerd, in zitting van eersten Augustus 1862. Zy stemden een millioen ter bevaermaking der Mandel; maer, naer het schynt, zal nog een millioen daer toe noodig zyn. Men verwacht dat de werken in vier jaer zullen voltrokken worden. Uit de bovengeschreven aenmerkingen is er nogtans niet te besluiten dat de Mandel nooit bevaerbaer geweest zy. Het is een his- | |
[pagina 151]
| |
torische waerheid dat de Mandel, in de XVIde eeuw, ten minste, door tamelyke schipkens, bevaren geweest is. Op de kaerte van Ingelmunster, in d'uitgave van Sanderus: Flandria illustrata, 1644, ziet men een schip op de Mandel zeilen. Uit een notarieel stuk, nog heden binnen Ingelmunster bewaerd, wordt er onwederleggelyk bewezen, dat het Mandelriviertje, ten minste, op zekere tyden des jaers, van aen de Leije tot Iseghem, omtrent het jaer 1576, bevaerbaer was. In dit stuk wordt er vermeld dat er omtrent dien tyd twee groote schepen, met witte assche geladen, van de Leije onbelemmerd gekomen zyn tot in den Iseghemschen wal, waer zy ontladen wierden. Marchantius, in zyne beschryving van Vlaenderen, verheft de stad Rousselaere over haer vervoermiddel langs de Mandel, tot aen de Leije. |
|