Parochieboek van Iseghem, gevolgd door de levensbeschrijving des H.Hilonius
(1862-1863)–G.F. Tanghe– Auteursrechtvrij
[pagina 33]
| |||||||||||||||||
§ II.
| |||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||
vintie van het romeinsche keizerryk gelegen was, toen het, binnen de Vde eeuw, onderworpen wierd aen de heerschappy der Franken, met wie de Belgen zich vereenigden, om het jok der Romeinen af te schudden. Eindelyk is 't even zeker dat de Moriniers, naderhand, allengskens onze streek verlieten om zich westwaerts te vestigen, en vervangen wierden door de Menapiers, die, uit Gelderland herwaerts gekomen zyndeGa naar voetnoot(1), aen ons land den naem van Menapische of Mempische hebben gegeven. Deze naem was in vollen zwang, binnen het tydvak der Karolingers of der franksche koningen van den tweeden stamGa naar voetnoot(2). Wilde men nu byzonderheden wegens Iseghem vernemen, betrekkelyk den tyd dat de Romeinen of de eerste franksche koningen heerschten, dit ware het onmogelyke verzoeken. Wykonnen wel gissingen maken; maer, is 't niet waer? Gissen doet missen. | |||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||
Dus zullen wy geen verloren arbeid doen om het tydstip te onderzoeken, wanneer Iseghem gesticht is en wie zyne eerstebewoners geweest zyn. Alles wat men, met zekerheid, daervan weet, is dat Iseghem, hetwelk, zoo als Rousselaere, door sommige schryvers, onder de oudste dorpen gerekend wordtGa naar voetnoot(1), reeds in de zevende eeuw bestond, vermits de inwoners, binnen dit gelukkig tydstip, de gave des geloofs ontvingen. Ten tyde van Liederik De Buck, eersten forestier van Vlaenderen (indien het bestaen der forestiers geene volksfabel is), omtrent het jaer 641, kwam een ootmoedige priester, genoemd Hilonius, met een apostelyken iever, gezonden van den H. Eligius, bisschop van Doornik, Iseghem bezoekenGa naar voetnoot(2). De man Gods bragt niets anders mede dan een Kruisbeeld met eenen boek of twee. Na eenig volk vergaderd te hebben, begon hy | |||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||
den gekruisten Jesus te prediken. Het gelukte hem, doch niet zonder veel moeite en arbeid, dit heidensche volk te overtuigen en te bekeeren. Hy wierd er de eerste pastor van. Menig een zal mogelyk begeeren te weten in welke tale de geloofszendeling het H. Evangelie verkondigde; het antwoord is niet moeijelyk: de discipel van den H. Eligius sprak oud vlaemsch. Krachtens regt van geestelyke verovering, door eenen geloofszendeling des bisschops van Doornik, wierd Iseghem met dit bisdom vereenigd. De bisschoppen zorgden om die nieuwbekeerde christenen, by voortduring, van eenen priester te voorzien. Sedert de christenwording, nam een nieuw tydvak aenvang: de zon van geluk begon het nederige dorp te bestralen; want, volgens Montesquieu, de christelyke Godsdienst, die maer de gelukzaligheid van 't ander leven schynt tot voorwerp te hebben, maekt ons noch gelukkig op deze wereld. Hierom aenziet hy de Zedeleer van het Evangelie als het schoonste geschenk, dat de Hemel aen de menschen gedaen heeft. | |||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||
Waerschynlyk wierd dit geluk wel een weinig gestoord, in 752, door eene sekte van Beeldstormers, die geheel ons land afliep en veel moorderyen bedreefGa naar voetnoot(1). | |||||||||||||||||
800-900.Men mag, met reden, veronderstellen dat de Iseghemnaers in 804 door de aenkomst eeniger Saksische familien verontrust wierden. Er is immers beschreven dat keizer Karel de Groote, om de oproerige Saksers voor altyd te dempen, 100,000 huisgezinnen, uit hun vaderland naer Frankryk en Vlaenderen deed overvoeren. Welnu, de nieuwe volksplanters waren zoo woest en wild, dat men als een spreekwoord zeide, dat de keizer van eenen duivel twee gemaekt hadde, waervan hy eenen in Saksenland gelaten en den anderen in Vlaenderen vervoerd hadGa naar voetnoot(2). Naer het schynt, tot de IXde eeuw, wierd Iseghem onder de voornaemste parochien of | |||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||
dorpen van Vlaenderen niet gerekend, vermits men het niet vindt staen op de landkaerte, waervan de eerste graef van Vlaenderen, Boudewyn, Yzerenarm, gebruik maekte. Men kan niet twyfelen of Iseghem zal in 880 verwoest zyn door de Noordmannen, die geheel Vlaenderen, waer zy maer konden indringen, te vuer en te zweerde stelden. Tot groot ongeluk onzer streek, bragten zy geheel den winter over te Kortryk, van waer zy, als booze geesten, gedurige uitloopen deden naer de omliggende streken, alles plunderende en verwoestende. 'T is van die noordsche barbaren dat het klooster van Ingelmunster, gesticht door Engelsche of Schotsche geestelyken, dewelke het geloof in Vlaenderen waren komen prediken, vernietigd wierd om niet meer hersteld te worden. Eindelyk stelde God, in 892, eene pael aen de verwoestingen der Noordmannen, aenhoorende de gebeden onzer voorouders, die aen de litanie van alle Heiligen, deze smeekende woorden voegden: Van de | |||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||
woede der Noordmannen verlos ons, Heer! Zoo men wel denken kan, al die verwoestingen moesten ons land, voor langen tyd, verzwakt, uitgeput en verarmd hebben. Om in 's lands noodwendigheden te voorzien, deed de vierde graef van Vlaenderen, Boudewyn III, alles wat hy kon om den landbouw, de ambachten en den koophandel te doen bloeijen. 'T is alzoo dat hy, uit vreemde landen, wollen- en lynwaedwevers ontbood, ten einde deze nyverheden onder zyn volk te verspreiden. Ten zelfden tyde, dat is, omtrent 960, stelde hy, op verscheidene plaetsen, openbare markten in. Maer, om de groote schaerschheid van geldspecien, moest de koophandel, ten grooten deele, by wisseling gedreven worden. Aldus, by voorbeeld, gaf men een koppel kiekens voor eene gans; een koppel ganzen, voor een speenverken; drie lammeren, voor een schaep; drie kalvers, voor een koeiGa naar voetnoot(1). | |||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||
was; hetwelk men zeide te steunen op eenige teksten des books der Veropenbaring, alwaer van duizend jaren gesproken wordt. Abbo, abt van Fleury, die in 1004 overleed, schryft dat hy, nog jong zynde, te Parys, hadde hooren prediken dat Antichrist op 't einde van 't jaer duizend komen zou, waerop het laetste oordeel volgen moest. Hy getuigt ook dat, ten zyne tyde, geheel het aerdryk door, de mare uitgestrooid was, dat de wereld eindigen zou wanneer de feestdag van Onze Lieve Vrouw Boodschap op eenen Goedenvrydag zou vallen. Hoog geleerd gelyk hy was, toonde hy, overal waer hy kon, hoe ongegrond al deze geruchten waren; maer deze namen nog meer toe, wanneer men, door 't land, zag loopen eenige dwaelgeesten en valsche propheten, die by het gemeene volk, als de voorboden des Antichrists aenzien wierden. Daerby, op den eersten Januarius 1001, ontstond er een zware aerdbeving; er vertoonde zich eene steertsterre in de lucht, alsook eene vuerkleurige fakkel, die, als een bliksem, ter aerde nederviel. Men oordeele hoe de menschen als opdroogden van angst en schrik. | |||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||
Nadat de ontsteltenis eenige jaren verdwenen was, en de wereld zich scheen te verjeugdigen en te vernieuwen, begonnen de christelyke bevolkingen, gansch de katholyke wereld door, hare kerkgebouwen, die, tot dit tydstip, zeer gering waren, elk om 't eerst en 't best, in rust te herbouwen. De ruste, die men genoot, was kortstondig. Vlaenderen wierd bezocht door eene pest, welke maer ophield door de voorspraek van den H. Macharius, aertsbisschop van Antiochië, die, te Gent, als het laetste slagtoffer der besmettelyke ziekte, den 10 April 1012, overleed. Aen de peste stierven er, in 1006, te Brugge, 12,000 menschen, en ten zelfden jare of een paer jaer daerna, te Kortryk, 4000. Hoeveel er binnen Iseghem aen de pest overleden zyn, hebben wy niet konnen achterhalen. Binnen dezelfde eeuw, namelyk in 1055, stichtte Boudewyn V, te Ryssel, het kapittel van Sint Pieter, hetwelk hy vereerde, onderander, met zes woonsteden en zes bunderen lands, gelegen op Iseghem. Zyn jongste zoon, Robert de Vrieze, graef van | |||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||
Vlaenderen, maekte op eenen afstand van een halve ure van Iseghem, binnen Ingelmunster, een sterk kasteel, hetwelk, des noods, dienen kon tot grafelyke verblyfplaets. Ten jare 1092, gaf Radbodus, bisschop van Doornik, den autaer van Iseghem, die alsdan in het bezit was van Adam, zekeren kanonik van zyn kapittel, aen de abdy van Sint Marten, gevestigd in zyne bisschoppelyke stadGa naar voetnoot(1). Door den autaer worden hier verstaen de offergiften, de tiende en het patroonschap der kerke van Iseghem, zoodat de abdy zelve de pastory mogt bedienen, of eenen geestelyke daertoe benoemen. | |||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||
Omtrent het einde der XIde eeuw, is het gebruik van familienamen in zwang gekomen: de grondeigenaers en edelheeren namen gewoonlyk den naem aen van hunne eigendommen of heerlykheden, of van eenen uitstekenden persoon van hun geslacht; die van minderen rang noemden zich naer hunne ambten, ambachten, ligchaemsgesteltenis of inwendige hoedanigheden. Het meestedeel verkoos zynen doop- voor familienaem. De overigen zochten hunnen geslachtnaem in andere bronnen. Eer wy tot de XIIde eeuw overgaen, behooren wy nog aen te stippen dat de Xde en XIde eeuwen gemeenlyk de looden- of yzereneeuwen genoemd worden, ter oorzaek van de grove en plompe onwetendheid, welke, niet alleenlyk in de mindere rangen, maer zelfs onder de hooge standen der maetschappy heerschte, by zoo ver dat menig edelheer zich daerover roemde, en in de openbare akten, deze woorden deed inlasschen: Vermelde heer heeft verklaerd dat, ingezien zyne hoedanigheid van edelman, hy niet schryven kan. | |||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||
De gifte van den autaer te Iseghem, tot onderhoud der abdy van Sint Marten, wierd bevestigd, in 1105, door Baldricus, bisschop van Doornik, en, in 1131, door Innocentius II, paus van Roome, uit zyne verblyfplaets, te Compiegne, by Parys. In 1146, wierd het bisdom van Doornik, waeronder Iseghem lag, afgescheiden van dit van Noyon; deze bisdommen waren omtrent 600 jaer vereenigd geweest. Binnen de XIIde eeuw, in 1106, 1140, alsook omtrent 1144 en in 1160, zyn er vele Belgen, mogelyk ook Iseghemnaers, uit hun land vertrokken, om zich te gaen vestigen in Duitschland, aldus wederkeerende tot die zelfde streken, waeruit hunne voorouders gedeeltelyk gekomen waren om België te bewonen. Tot hedendaegs vindt men nog in de oorden, waer zy zich neergezet hebben, namen van plaetsen of steden welke zy in Belgenland verlaten hadden; zoo als: Ipern, Dama (Damme), Tournau (Doornik), Gentin, Bruck (Brugge), enz., enz. Het is immers een oud gebruik dat de volkeren, van vaderland veranderende, de namen | |||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||
van waer zy komen geven aen de nieuwe plaetsen, die zy gaen bewonen. Hetgene hen beweegde om Belgenland te verlaten, was, voor sommigen, de vrees van de zeeoverstroomingen, waerdoor, in 1134 en in 1135, een schoon deel van Vlaenderen, Holland en Zeeland verging; voor anderen, was 't het ongemak der aenhoudende oneenigheden, beroerten en oorlogen, welke Belgenland verwoestten, terwyl de Duitsche prinsen, met alle slach van voordeelen, hun alle mogelyke veiligheid beloofdenGa naar voetnoot(1). Op 't einde van deze eeuw wierd ons land, zoo als over honderd jaer, andermael met eene besmettelyke ziekte, genoemd het heilig Vuer, bezocht, waerom er aen 't volk des bisdoms van Doornik, in 1192, geboden wierd 's vrydags te vasten. | |||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||
In 1231 en de twee naestopvolgende jaren, werden de landbouwers, in de omstreken van Iseghem, vreezelyk geplaegd door de muizen, waervan hunne akkers krielden; doch, in 1234, verdween dit gedierte ten gevolge van eenen strengen winter. Omtrent het jaer 1271, nam onze gravin van Vlaenderen, Margareta, ten onregte bygenoemd Dulle Griete, de vlaemsche tale aen voor het schryven van hare akten, welke tot alsdan in 't latyn waren opgesteld geweest; welhaest volgden de edellieden en stadsmagistraten haer voorbeeld na. Buiten twyfel waren er Iseghemnaers tegenwoordig in het gevecht van Groeninghe, by Kortryk, hetwelk, op den 11 Julius 1302, plaets had, tusschen de Franschen en de Belgen. In dezen stryd, gemeenlyk genoemd den veldslag der Gulden Spooren, hadden de Franschen zoodanig de nederlaeg dat zy van 15 tot 18,000 man verloren. Er sneuvelden 63 hertogen, graven en vorsten, by de 700 baenderheeren en 1100 edellieden. Onder den kostelyken buit van goud, zilver, enz., enz., welken de Franschen op het | |||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||
slagveld lieten, verzamelden de Vlamingen 4000, volgens anderen, 6000 paer vergulde spooren, waervan er 500, volgens anderen, 700 paer aen het gewelf van O.L. Vrouwkerk, te Kortryk, gehecht wierden. Ten jare 1368, op den 12 September, by brieven, te Kortryk geteekend, stond graef Lodewyk van Male aen den ridder Engelram Hauweel toe, te mogen stellen zeven schepenen voor zyne heerlykheid in Iseghem, in plaets van drieGa naar voetnoot(1). In den loop der XIVde eeuw, wierden de goddelyke diensten, in de kerk van Iseghem, vier- of vyfmael opgeschorst, by gevolg van 't interdikt, waermede Vlaenderen, ter oorzaek van zyne oproerige wederspannigheid, geslagen wierd. Tydens den zevenjarigen opstand van de Vlamingen, voornamelyk van de Gentenaers en Kortryksanen tegen graef Lodewyk van Male, was de toenmalige heer van Iseghem, (misschien Gulielmus van Stavele), een voorbeeld van getrouwigheid aen den wettigen vorst. Opgesloten binnen Audenaerde, in | |||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||
1379, onderstond hy een beleg van zes maenden. De belegeraers, onder het geleide van Philips van Artevelde, waren 60,000 man sterkGa naar voetnoot(1). Korten tyd daerna, in 1383, wierd de heer van Iseghem, door de engelsche troepen, die de oproerige Gentenaers ter hulpe gekomen waren, belegerd binnen Yper, alwaer hy, met de andere getrouwe edelheeren, de stad voor den graef verdedigdeGa naar voetnoot(2). | |||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||
dieningen van onze streek: hy was hoogbalju van Kortryk. De gilde van St. Jooris of van den Stalenboog, zoo men zegt, was in 1418, binnen Iseghem, al in vollen bloei: men leest by den historieschryver van Albertus en Isabella, J.B. Gramaye dat de Stalenbogisten van Kortryk, ten dien jare, naer eene prysschieting tot Iseghem gekomen zyn, en den oppergaei afgeschoten hebben. ‘Ten jare 1425 is, hier, t'Iseghem, op den 22 April, door Joannes van Stavele, alsdan heere van Iseghem, gheleydt gheweest den eersten steen van het clooster der Religieusen van Sinte Franciskus, ende de eerste moeder daervan is gheweest eene Isabella Boeckaert, 't welk ick in een oudt bewys ghelesen hebbe in het selve clooster’Ga naar voetnoot(1). Gramaye en Sanderus maken daer ook gewag van; zy verhalen dat van Stavele, heer van Iseghem, Emelghem en Gulleghem, | |||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||
raeds- en kamerheer des hertogs Philippus van Burgonje, den eersten eeresteen van het klooster gelegd heeft; maer zy verschuiven het tydstip tot 1451. ‘In het jaer 1446 hebben de ghemeenten, d'heeren van het Magistraet ende den prochiepaepe van Iseghem eene requeste aen de Majesteit gepresenteert, omme de kercke te vermeerderen van Sinte Hilonius choor, 't gon de Majesteyt gheconsenteerd heeft, mits pointende daertoe, drie jaeren, alle jaere, twintig ponden grooten; soo dat den selven choor, in 't geheele, maer ghecost en heeft tot sestigh ponden grooten; welcke originele requeste ick selve ghelesen hebbe in d'oude bewysen van de goederen Sinte Hilonius competerende, ende den selven choor is volmaekt gheweest in 't jaer 1488 waervan ick de eyghen daete op den ghevel ghelesen ende sien staen hebbe’Ga naar voetnoot(1). In 1438, wierd geheel Vlaenderen bezocht door eene pest, gepaerd met hongersnood, die van stad tot stad, van parochie tot paro- | |||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||
chie overgaende, dezelve meer dan een derde verminderde, en sommige bykans geheel ontvolkte. Zoo als men beschreven vindt, stierven er, te Brugge, 24,000 aen de pest. Degenen die overschoten, moesten hun leven onderhouden met peerdenboonen, haver en oliebrood. Te Dixmude, bleven er geen 90 menschen over. Te Rousselaere, woonden de wolven in de huizen, die, door 't afsterven van 't volk, ledig stondenGa naar voetnoot(1). In onze landen wist men weinig van zulke dieren te spreken; maer deze kwamen by zoo groote troppen van 't fransche afgedaeld, dat de landvoogden genoodzaekt waren premiën of belooningen op iederen wolfskop te stellenGa naar voetnoot(2). Binnen den vyfjarigen oproer der Gentenaers tegen den hertog van Burgonje, Philippus den Goede, graef van Vlaenderen, gedurende de jaren 1448 tot 1453, ging het | |||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||
nog erger in ons land, dan tydens den opstand tegen Lodewyk van Male. Van weerskanten stichtte men niets anders dan onheil en wee: men rekent dat er alsdan meer dan 300 dorpen, 800 hofsteden en kasteelen vernietigd of verbrand zyn. In de maend December 1452, kwamen de Gentenaers tot Iseghem, hetwelk zy, benevens de omliggende dorpen, plunderden en afbrandden. Die oproer wierd maer gedempt, op den 28 Julius 1453, door den slag van Gaveren, alwaer er 15 à 16,000 Gentenaers sneuvelden of in de Schelde verdronken. Tydens de tienjarige onlusten, die, na de dood van Marie van Burgonje oprezen, wierden er, in 1489, gedeputeerden naer den koning van Frankryk gezonden, om vrede te maken. Onder de afgeveerdigden der drie leden van Vlaenderen, bevond zich Jan van Stavele, heer van Iseghem. Op den 4 Oktober 1495, feestdag van St. Franciskus, vergunde de abt van Sint Martens, te Doornik, eertyds proost der kollegiale kerk van Harelbeke, aen de Grauwzusters of Penitenten van den derden regel, | |||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||
den oorlof, om een hospitael, binnen Iseghem, op te regten. Boven, in de chronyk, zyn eenige daedzaken aengehaeld uit den handboek van heer Pieter Cogghe; hier zullen er andere van denzelfden schryver volgen: ‘In 't jaer duyst vyf hondert en twee en sestigh, ick Pieter de Cogghe leyde den eersten steen van de calchie in Iseghem, doen de calchie aldereerst-begonnen was te legghen aen den steenput op de plaetse ende ick leyde daeronder goudt ende silver ten drinckgelde. Ende op den 13 Juny 1577 leyde ick Pieter de Cogghe den eersten steen aen de nieuwe halle ende leyde daer onder goudt ende silver. Den 18 April 1589 soo verbrande myn huys op eenen dyssendag, omtrent ten drie ueren naermiddagh. Ten zelven tyde verbrande de halle wederom t'Iseghem en noch veel meer andere huyzen.’ De griffier de Cogghe heeft door zyne beschryvingskens den weg gebaend aen heer Joannes Baptista Vande Walle van Iseghem, | |||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||
gewezen schepen van de heerlykheden Delporte en 't Halewynsche, die eenen handboek opgesteld heeft, welken zyn zoon, heer Gaspar Joannes, voortgezet heeft. Men leest in dezen handboek: ‘In 't jaer 1575 syn tot Iseghem van de peste, in 15 weken, gestorven 3,600 communicanten, van welk droef voorval ick noch het liedeken van eenen ouden man, genaemt Pieter Kesteloot, hebbe hooren zingenGa naar voetnoot(1).’ Nauwelyks was de pest verdwenen, toen | |||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||
de overgeblevene landlieden, op den 25 Oktober 1578, met peerden, koeijen en alles wat zy van den huize en van den hove konden mededragen, naer Gent moesten wegvlugten, uit vrees van geplunderd te worden door de Walen. Immers, zoo men beschreven vindt, in 1578, namen de Walen van vier provintien, te weten: Artois, Luxembourg, Namen en een deel van Henegouwen, onder de aenleiding van Emmanuel de Lalaing, heer van Montigni, de wapens op, om de katholyke religie te bewaren en hun land voor de beeldstormery te bevrydenGa naar voetnoot(1). Gemeenlyk wierden zy de Misnoegden of de Malcontenten genoemd. Maer, de geuzen en beeldstormers die, met alle geweld, het geloof trachtten uit te roeijen, waer zy konden, de kerken plunderden, de kloosters verwoestten en de priesters vermoordden, noemden hen spotsgewys Paternosterknechten of Paternosterdragers, omdat deze tot kenteeken der katholyke religie, eenen paternoster aen den hals | |||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||
droegen. De meeningen der Walen, die de beeldstormers van hun land gewapenderhand afkeerden, waren goed; desniettemin was het niet al onberispelyk wat zy deden, vermits zy, ook wel eens, wat te geweldig waren. Misschien waren de Iseghemnaers nog niet, van de vlugt, te huis gekomen, toen een nieuwe geesel, in 1580, hen kwam verontrusten. Binnen den tachtigjarigen oorlog, die van 1566 tot 1646 duerde, waerdoor de noorderlyke provintien der Nederlanden zich onafhankelyk maekten van de kroon van Spanje, wierd er, binnen Iseghem en voornamelyk binnen Ingelmunster, slag geleverd. Generael van Roubais, met kolonel Bica, verdedigde de wettige party van Philippus II, koning van Spanje en graef van Vlaenderen, tegen generael la Noüe, die, met Marquette, voor de oproerige Staten van Holland of voor den prins van Oranje vocht. Het omstandig verhael van dezen stryd, zoo als 't door Strada beschreven geweest is, behoorde hier ingelascht te worden: | |||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||
Na den slag van Ninove, was la Noüe, op bevel van den prins van Oranje, het kasteel van Ingelmunster komen belegeren, hetwelk aen den wettigen vorst, Philippus II, koning van Spanje, getrouw gebleven was. De stadhouder der Nederlanden, Alexander Farnese, prins van Parma, het beleg vernomen hebbende, zond generael van Roubais, met 15 kompagnien Albaniers en Italianers, benevens eenige waelsche troepen, derrewaerts, om 't kasteel ter hulpe te komen. Van den anderen kant, belastte la Noüe zynen luitenant Marquette naer Iseghem op te trekken, om de brugge te breken, die over den Mandel ligt, ter plaets, waer de rivier Iseghem van Emelghem afscheidt, gemeenlyk genoemd de Tweebruggen. Maer, Marquette, met zyne vyftig karabiniers, had het daer kwaed: kolonel Bica, die er ook naer toegezonden was geweest, op bevel van generael van Roubais, viel hem op 't lyf en verjaegde hem van de brug, na een hevig gevecht. Het was al gedaen: de zegeprael was behaeld, toen generael van Roubais ter plaetse kwam aengesneld, om des noods het | |||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||
bevel te voeren. Van Roubais, door die eerste overwinning aengemoedigd, liet eenige waelsche soldaten by de brugge, om dezelve te bewaren. Dan vloog hy weder naer Ingelmunster, om den vyand te verslaen eer hy hulp kon krygen van de andere oproerige troepen, die te Wacken lagen en tot Ingelmunster ontboden waren. Bloedig was de slag van Ingelmunster: de Mandel wierd geverfd door het bloed der gekwetsten en gesneuvelden. La Noüe, volkomenlyk verslagen, wierd, met Marquette en menigvuldige edellieden, krygsgevangen genomen. Men schryft dat er meer dan 600 van zyn krygsvolk dood bleven. 17 standaerden, 3 stukken kanon, met een woord, alles wat zich in de legerplaets bevond viel in de handen van den zegepralenden generael. De dischrekening van 1585 en 1586 wierd gesloten in ponden, schelen, als volgt:
Het magistraet van Brugge besliste, in 1599, dat het lynwaed en laken moesten gemeten worden met de el van Brugge, en niet met deze van Iseghem, die korter was. | |||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||
1600-1700.Op den 12 December 1625, wierd, in de kerk van Iseghem, voor St. Hiloniusautaer, het lyk van den achtbaren heer Petrus Bouckaert begraven. Eenige jaren daerna, in 1641, deed zyn hoogweerdige zoon, bisschop van Yper benoemd zynde, op zyns vaders graf, eenen zerk opregten, versierd met tien latynsche verzen en het navolgende opschrift, hetwelk wy uit het latyn in 't vlaemsch vertaeld hebben en luidde als volgt: ‘Voor Petrus Bouckaert alhier begraven XII December 1625, voor Martina Maes en zusters nog in leven, welke in dit graf zullen rusten, heeft Judokus Bouckaert, zoon en broeder dezen zarksteen opgeregt.’ Ter lafenis der ziel van heer Petrus Bouckaert en zyne huisvrouw Martina Maes, zyn er, in de kerk van Iseghem, twee jaergetyden, met brood aen de armen, gesticht geweest. In 1626, gingen eenige Grauwzusters van Iseghem een klooster stichten te Tourcoing. | |||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||
In 1635, maekte Frankryk een verbond met Holland, den koning van Sweden, alsook met de luthersche prinsen van Duitschland, en begon den merkweerdigen oorlog van vyf en twintig jaer tegen Spanje en diensvolgens tegen de katholyke Nederlanden. Ten jare 1645, vielen de Franschen in Vlaenderen. De fransche maerschalken, Gassion en Rantsauw, namen Meenen, den 16 Augustus 1645. Binnen de maend September van hetzelfde jaer, vertoonde zich Rantsauw, met zyne ruitery, t'IseghemGa naar voetnoot(1). Maer, waerschynlyk vond hy niemand t'huis. De ingezetenen, vernomen hebbende wat onheilen de Franschen te Rousselaere gesticht hadden, moesten allen weggevlugt zyn. Nauwelyks had Iseghem, sedert den Pyreneeschen vrede van 1660, eenige jaren ruste genoten, of het wierd, in 1668, bezocht door de peste, die zich, binnen de XVIIde | |||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||
eeuw, op al de parochien van Vlaenderen, beurtelings, en somtyds twee of driemael, kwam vertoonen. Even hetzelfde jaer 1668, is Iseghem, als deel makende van de kasselry van Kortryk, krachtens verdrag van 2 Mei, geteekend te Aken, fransch geworden en tien jaer fransch gebleven, totdat de voorschrevene kasselry, in 1678, behalve Meenen, door het verdrag van Nimwegen, onder de kroone van Spanje wederkeerde. Binnen 1678, 3 Oktober, bezocht de bisschop van Doornik, Gilbertus de Choyseul, de kerke, bediende het Vormsel, en, gelyk in al andere plaetsen, welke hy bezigtigde, maekte hy voor Iseghem eenen bevelbrief, die in dit boekwerk zal overgenomen worden. In de maend November 1679, vergunde Lodewyk XIV den oorlof aen de Grauwzusters van Iseghem om een klooster te stichten, binnen de stad Rousselaere. Gedurende het jaer 1683, verviel Iseghem, andermael, onder den schepter van Lodewyk XIV, en schuilde onder Frankryk tot het | |||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||
jaer 1697, wanneer gansch de kasselry van Kortryk, Meenen uitgenomen, door den vrede van Ryswyck aen den spaenschen koning wedergegeven wierd. Dank zy God! zelden hoort men in ons land van aerdbevingen spreken. Onze voorouders nogtans, over omtrent eene eeuw en half, hebben er een staeltje van ondervonden. In 1692, den 18 September, om 2 ure namiddag, gevoelde men, geheel Vlaenderen door, een yslyke aerdbeving, die alzoo ruim eenen Onze Vader lezens duerde. Al de gebouwen wierden door twee schokkingen en wederschokkingen als gewiegd. Door deze aerdbeving leden verscheidene parochien groote schade. Het oude spreekwoord zegt: een ongeluk komt zelden alleen, maer het eene draegt het andere op den rugge. In 1695, viel Lodewyk XIV, die niets anders droomde dan de Nederlanden met Frankryk te vervoegen, met eene ontzaggelyke magt, in Vlaenderen. De oppergenerael Villeroi hield zyn hoofdkwartier te Rousselaere, en langen tyd had Iseghem, voor zyn deel, aen vier bataljons | |||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||
voetvolk, kost en logiest te geven. Daerby wierd het, in 1696, door een nieuwe ziekte beproefd, genaemd de sterfte, dewelke het meestedeel der inwoners in het graf sleepte. Omtrent 1708, overleed binnen Iseghem, zeker man, met name Jan Malfait, wezende by de 100 jaren oud. Die achtbare eeuweling kan duizendmael en nog de navolgende byzonderheden verhaeld hebben; ja, men weet hoe oude menschen bestaen en hoe geern zy van den ouden tyd spreken. Welnu, en dat is heden nog mondsgemeen, binnen Iseghem, onze bedaegde dorpeling heeft verteld dat hy, in 't fleure van zyn leven zynde, de kerke van Meulebeke hadde zien branden, terwyl hy, uit vrees der Fransche troepen, die alles vongen en medesleepten, drie dagen en drie nachten, in de Nieuwstraet, onder eenen braemtronk, gevlugt zat. Op den derden dag, voegde hy er by, de klokken hoorende opgaen, kwam ik uit mynen braemhut gekropen, en, regt naer de kerk gaende, vond ik eenen man, die aen de klokstreng getrokken had om de men- | |||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||
schen te vergaderen, welke nog overgeschoten waren. Malkander gezelschap houdende, gingen wy getweeën naer den Engel, en verder het een huis uit 't ander in om levensmiddelen te zoeken; maer wy wierden niet een levende ziel gewaer, totdat wy eindelyk op de Koornmarkt kwamen, alwaer wy nog een oud vrouwken vonden, zoo dat wy maer ons gedrieën overgebleven waren! Die zelfde man, Iseghem uitschilderende, zeide: Gelooft my, ten dien tyde, zag er alles zoo woest en wild uit dat er, binnen het dorp, verscheidene huizen stonden, alwaer de bramen door de kaven groeiden; de koeiherders, landewaerts, het vee wachtende, gebruikten eenen tuithoorn en klommen op de boomen, alwaer zy vuer maekten om de wolven te verschuwen, die van de vlamme des vuers benauwd zynGa naar voetnoot(1). De traditie van Jan Malfait komt met de geschiedenis volkomenlyk overeen: men leest in vele handschriften dat de kerk van Meulebeke, zoo ook die van Thielt en Ruysselede, in September 1645, door de Franschen, afgebrand zyn. | |||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||
Met Dertienavond van 1709, begon 't zoo geweldig te vriezen, dat alles wat te velde stond vernietigd wierd. Hieruit sproot zulke schaerschheid van levensmiddelen dat de tarwe gold negen gulden den avot (het zevende deel van eenen hektoliter en half), en de aerdappels, eenen gulden de pinte (vyf kilos en half). Maer twaelf jaren daerna, in 1721, wierd de voorige duerte in een zoo goedkoop leven verwisseld dat men de tarwe kocht voor elf stuivers den avot, en de rogge voor zeven stuivers: dus mogt de akkerwerkman, voor dagloon, kiezen tusschen eenen avot rogge, en zeven stuiversGa naar voetnoot(1). Door de oorlogen voor de troonopvolging en heerschende ziekten, was Iseghem, omtrent het jaer 1712, zoo weinig bevolkt en betrappeld dat de Groote- en Koornmarkt geleken aen weiden of bleekpleinen, waerop alleman, naer believen, 't gewasschen goed te bleeken legde. De Nieuwstraet zag er als een groene dreef uit, waer het gras zoo jeugdig en gulzig groeide dat men kwalyk eenen kassysteen onderscheiden konGa naar voetnoot(2). | |||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||
Op St. Pietersavond 1718, om 2 ure namiddag, begon het te donderen, zonder ophouden tot 's anderendaegs na de vespers, en met zoodanig gekraek dat eenieder er verschrikt van was. Het volgende jaer was merkweerdig door een langdurige droogte; alle waterputten en loopende beken, hoe diep ook, droogden uit; de ingezetenen vonden zich genoodzaekt uit de diepste Mandelkonkels het noodige water te halenGa naar voetnoot(1). In 1727, was heer Ferdinand Hamerlinck burgemeester des prinsdoms van Iseghem. Op den 19 Januarius 1735, woedde een zoo hevig tempeest, dat men nooit iets diergelyks gezien noch gehoord had. In de kasselry van Ryssel alleen, vlogen er 21, volgens anderen, 33 windmolens om, en in deze van Kortryk, 13Ga naar voetnoot(2). 'T was op dien zelfden onstuimigen dag dat het torentje der Abeelekapel, t'Iseghem, en de hoogst langscheutige naelde des torens van Rousselaerekerk omwaeidenGa naar voetnoot(3). Ten zelfden jare (1735) is, binnen Iseghem, in geur van heiligheid, overleden een | |||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||
eremyt, met name Pieter Du Quennoy. Hy ligt op 't oude kerkhof, digtby 't voormalig kruis, begravenGa naar voetnoot(1). Ten jare 1738, hield men, op Wittendonderdag, een buitengewone processie, waerin de mysterien van Christus: van de Boodschap tot de Verryzenis, alsmede de Kruisverheffing en de zegeprael der H. Kerke ten toone kwamen. Een zeventigtal persoonen verbeeldden deze mysterien. Het jaer 1740, binnen 't welk Maria Teresia, na de dood van haren vader, Karel VI, op den troon klom, vertoonde zich onder de vervaerlykste vooruitzigten: den 5 Januarius, tot in April, acht weken lang, vroos het zoo hard dat bykans al de vruchten vernietigd wierden. Wat van de vorst gespaerd was, dat wierd verwoest of beschadigd door de sneeuw, die viel van den 2 tot den 16 Mei. Hieruit sproot schaerschheid van graen, en dure tyd. De tarwe gold acht pond den avot; maer de dierte duerde slechts eenige maenden: van 't volgende jaer kon men tarwe koopen, voor twee en twintig stuivers, den avot, en de rogge aen veertien stuiversGa naar voetnoot(2). | |||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||
De eerste dagen van 1744 verschrikten veel menschen: met Driekoningenavond vertoonde zich eene steertster, dewelke, alle avonden, gedurende zeven weken, te zien was. Op den 26 April van hetzelfde jaer, had er eene overstrooming binnen het dorp plaetsGa naar voetnoot(1). In 1744, vielen de Franschen wederom in 't land: zy namen Veurne, Yper, Meenen, Kortryk en Ingelmunster. Iseghem kreeg ook een teugsken uit den bitteren kelk welken zy de Vlamingen te drinken gaven. Meer dan eens verschenen zy aldaer, van de landbouwers afpersende alles wat man en peerd voor hun bestaen noodig hebben. Kort na dezen vyandelyken inval, in 1745, begon de vermaerde koeiplage, welke drie jaer lang duerde en zoo algemeen was, dat er niet een landsche gemeente, in Belgenland (misschien in geheel Europa), daer vry van ging. De landbouwers van onze streke gingen, by menigte, naer Oostnieuwkerke om de heilige Brigitta te dienen. Velen, zoo men meent, wierden, door hare voorsprake, hulpe gewaer. | |||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||
De koeiplaeg, die met de Franschen in 't land gekomen was, verdween ook met hen. De Vlamingen wenschten hun gelukkige reis, door het navolgende jaerschrift: DIsons L'heUreUX VoYage aU franÇaIS afIn qU'IL ne reVIenne JaMaIs! Maer de Franschen, integendeel, schenen te antwoorden: tot wederziens! tot 1792!! Het magistraet van Iseghem spande, ten jare 1756, tegen de tiendheffers een proces in, om een derden priester, of tweeden onderpastor te bekomen. De bisschop van Doornik de noodzakelykheid daervan kennende, zond, in 1760, voor tweeden onderpastor den Eerw. heer Petrus Corrouble, geboortig van Ronck. Hy wilde 't einde van 't proces niet afwachten, hetwelk, na elf jaren aengeloopen te hebben, in 1767, te Gent, door het voornoemde magistraet gewonnen wierd. Als een wonder, behoorde hier het navolgende aengestipt te worden: op den 31 July 1760, kwam er een zoo overgroote menigte van ooijevaren tot Iseghem toegevlogen, dat | |||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||
men dezelve niet tellen kon. Zy verspreidden zich op de huizen en kaven om te vernachten; op het kerkgebouw alleen hielden er zich 68 op. 'S anderendaegs, in den vroegen morgen, zyn die vogels zuidwaerts weggevlogen. Onnoodig er by te voegen dat er veel van geklapt wierdGa naar voetnoot(1). Tot heden spreekt men nog, zoo binnen Iseghem als in 't omliggende, van zekeren kwaeddoener, genoemd Jakobus Penninck; zelfs is er van hem een spreekwoord achtergebleven; men zegt van iemand die overal gekend is: Hy is bekend gelyk kwâ Penninck. Welnu, die kerel was een vreemdeling, van scheldewaerts, die zich gevestigd had binnen Iseghem, alwaer hy baes van 't Handbogenhof was. Hy genoot allemans vertrouwen; maer, tot groote verwondering van allen die hem kenden, wierd hy, op den 22 Oktober 1764, om veel begane dieften, gekoord, gebonden, weggevoerd, en den 5 Oktober van 't navolgende jaer, te Brussel, buiten stad, opge- | |||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||
hangen. 'T was heer Angillis, amman der Roede van Meenen, grootvader van wylen den achtbaren kommissaris van Iseghem, die hem, in den naem van de wet, gevangen nam. Men zegt dat Penninck verraden geweest is van zynen hond, dien hy achtergelaten had, te Pitthem, in een huis, welk hy 's nachts bezocht had. Ziehier hoe: de bestolen familie, den hond verlossende, liet hem zyns meesters huis zoeken; maer zy deed hem door iemand verzellen, die moest letten waer hy binnentrokGa naar voetnoot(1). Op den 5 Maert 1768, wierd er, voor de eerste mael, binnen Iseghem, op de markt, vischmyn gehouden; van dan af, had dezelve wekelyks plaetsGa naar voetnoot(2). De landbouwers wierden, in 1770, andermael beproefd door de koeiplaeg, dewelke maer ophield, in 1772, na vele verwoestingen gedaen te hebben. De zomer van 1772 liet zich kenmerken door geweldige hitte: op den 26 Junius rees het weerglas tot 35 graden. Sedert dit tydstip tot heden, heeft men zulks, in ons land, | |||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||
niet meer ondervonden. De hitte des zomers van 1846 was zeker ook hevig; niettemin heeft zy, in hare uiterste hoogte, op den eersten Augustus, maer 34 graden bereikt. Ten jare 1778, op den 26 Junius, deed alhier de nieuwe bisschop van Doornik, Gulielmus Florentinus, prins van Salm-Salm, zyn plegtige intrede. Ter dezer gelegenheid, bediende Zyne Hoogweerdigheid het Vormsel aen omtrent 1100 persoonen. Tien jaer daerna, in 1788, op den 5 Mei, vormde hy nog een meerder getal, hetwelk tot 1400 beliep. Binnen zyn verblyf 't Iseghem, viel hem een treurig ongeval voor, in den persoon van zynen koetsier, die zyne peerden, in den draeijenden wal, gaende wateren, er afviel en dood gestampt wierd. Op nieuwjaerdag 1781, ging de kerkklok van Iseghem voor den eersten keer op, om de dood af te kondigen van hare Keizerlyke en Apostelyke Majesteit Maria Teresia, overleden te Weenen, den 29 November laetstleden. Zy luidde tweemael daegs gedurende zes weken. Op den 3 en 4 Januarius, wierd, ter lafenis harer ziel, in de parochiekerk, eene uitvaert gezongen. | |||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||
Op den 27 Oktober 1783, ging het baljuschap van het geslacht Verhulst over tot de familie Coucke: heer Jan Verhulst, opvolger van zynen vader in het hoogbaljuschap van Iseghem, sedert 1778, wierd vervangen door heer notaris Pieter CouckeGa naar voetnoot(1). In 1784, verbood de keizer, te beginnen met November, de dooden ter aerde te bestellen in kerken, of op kerkhoven binnen de steden, gebiedende, ten zelfden tyde, begraefplaetsen buiten de steden op te regten. Krachtens bevel van 2 Februarius 1786, moesten de kermissen, geheel de Nederlanden door, op den tweeden Zondag na Paschen gehouden worden. Dat noemde men Keizerskermis. Maer Keizerskermis is alleenlyk vier keeren gevierd geweest. Volgens keizerlyk bevelschrift van 26 September 1785, moesten, op iederen zondag, al de wetten, welke in de verloopen weke gegeven waren, zonder onderscheid, door den pastor, onder de hoogmis, afgelezen en aen de kerkdeur geplakt worden. Ingevolge | |||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||
deze schikkingen, heeft men, den 8 Mei 1786, in de kerke van Iseghem, al de bestaende broederschappen hooren afroepen. Op den 22 derzelfde maend, onderbleef, voor den eersten keer, de gewoonlyke processie, vermits alle openbare processien, uitgenomen deze van heilig Sakramentsdag en van de drie Kruisdagen, door den keizer afgeschaft waren. Maer, van den 20 December 1789, ging de processie op de gewoonlykedagen, volgens 't oud gebruik; insgelyks wierden de broederschappen heringerigtGa naar voetnoot(1). Tegen keizer Joseph borst, in ons land, ten jare 1789, een algemeene opstand uit, waervan de heeren Vandermeersch van Meenen en van der Noot, advokaet, in den Raed van Braband, aen 't hoofd waren. 'T is hetgeen men noemt den patriottentyd. De echte vaderlanders wierden patriotten en de keizersgezinden vygen genoemd. | |||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||
De patriotten verjaegden de Oostenrykers uit het land, met een zoo goeden uitslag, dat, op 4 Januarius 1790, te Gent, een algemeene vergadering der Staten van Vlaenderen gehouden wierd, dewelke keizer Joseph II van al zyne regten op 't graefschap van Vlaenderen vervallen verklaerde. Deze vorst overleefde niet lang aen de verklaring van de onafhankelykheid der Belgen; hy stierf, binnen Weenen, 20 Februarius 1790. Op den 4 Februarius 1790, wierd, in de parochiekerk van Iseghem, een plegtige lykdienst, met groote brooddeeling aen den arme gedaen, ter lafenis der vaderlandsche soldaten, die op 't slagveld gesneuveld waren. Het patriotismus, langs alle kanten aengemoedigd, vond overal grooten byval: een krygsroep klonk van 't een einde des lands tot het andere; zelfs op de minste gemeenten wierden er wapenoefeningen ingerigt, en alles wat wapens dragen kon, toonde zich krygsveerdig om, op het eerste woord, te velde te trekken. De Iseghemsche patriotten | |||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||
reden, den 20 Julius 1790, met 42 wagens, naer Iper, om aldaer getrouwigheid aen 't land te zweren. Gelyk men wel denken kan, maekten al de wytenwagens, geheel het land door, groot gerucht. Twee maenden daerna, den 20 September, kwam heer Malou-Riga, van Iper, naer Iseghem, om al de volontairen van 16 parochien, die aldaer ontboden waren, in wapenschouw te nemenGa naar voetnoot(1). Korten tyd daerna, den 10 December van 't zelfde jaer, viel geheel het patriotismus in d'assche: men las in de gazette, dat keizers broeder, Leopoldus, op den troon van Belgenland geklommen was. Het gerucht liep dat het land, volgens de aloude gebruiken ging bestierd worden, gelyk ten tyde van Maria Teresia en van keizer Karel. Inderdaed, 't was zoo; maer helaes! op eersten Maert 1792, rukte een vroegtydige dood den keizer in het graf. De geestelykheid van Iseghem zong, den 3 en 4 April daerna, een plegtigen lykdienst ter lafenis zyner ziel. Buiten twyfel geheugt het nog | |||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||
aen de ouderlingen, dat de klokken, zes weken, over dood luidden. Keizer Leopoldus liet zestien kinderen na, onder welke Franciskus II, 42en en laetsten graef van Vlaenderen, die, zoo hy den schepter in handen nam, gezamenlyk met Pruisen, den oorlog aen Frankryk verklaerde. Met 1792, beginnen de rampvolle jaren, waerop men schier niet denken kan zonder te sidderen. God alleen weet wat onheilen onze zuidergeburen gesticht hebben, onder het geroep: Vive la Nation! vive la liberté! Den 17 Junius van 't evengenoemde jaer vielen de Franschen in Meenen, en daegs daerna in Kortryk, na een weinig tegenweer van de keizerlyke troepen, die oostwaerts wegvlugtten. Terstond van den 20 Junius af, moest het oostenryksche wapen plaetse maken, binnen Iseghem, voor de fransche kleuren. Maer, den 27 derzelfde maend, de kans gekeerd zynde, kwam de keizerlyke arend wederom te voorschyn. Heviglyk wierd er gevochten, den 24 Junius, aen de poorten van Kortryk, tusschen | |||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||
de Franschen en de Keizerlyken. Dit gevecht hernam op Sint Pietersdag, en was zeer rampzalig voor Kortryk. De Franschen staken den Doornikschen en Rysselschen wyk in brande. Zy wierpen ook het vuer in de voorsteden van de Gent- en St. Janspoort. Dus was de zuid- en oostkant van Kortryk buiten gelyk eene hel van rook en vuer. Zonder ophouden, zag men tot Iseghem volk van Kortryk en omstreeks gevlugt toekomen, iets wat den schrik onder de inwoners verspreidde. Nadat de Franschen den buiten van Kortryk zoo jammerlyk verwoest hadden, vertrokken zy, nog denzelfden dag. Zy verlieten ook Meenen. 'S anderendaegs vroeg, kwamen de Keizerlyken wederom binnen Kortryk. Men verhaelt, en al de ouderlingen konnen het getuigen dat er op denzelfden S. Pietersdag, t'Iseghem, een gespeel gehoord wierd, gelyk aen dit van eene krygsmarsch. De toonen weergalmden zoo klaer en zoo duidelyk, dat men op hunne mate kon den stap gaen. Van waer kwam dit gespeel? Het was de muzyk der fransche of keizerlyke | |||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||
troepen niet, vermits de naeste twee uren van de parochie lagen. Hetgene wonderlyk was, niet alleenlyk te Iseghem, maer ook te Thielt, Ingelmunster, Thourout, Rousselaere, enz., hoorde men hetzelfde. Alwie liefhebber was van muzyk, geraekte in beweging: men ging van Iseghem naer Rousselaere, van Rousselaere kwam men naer Iseghem; overal hoorde men trommel en trompet, maer nergens vond men speellieden!! Het volk kon zulks niet aeneenknoopen. Het meestedeel was van gevoelen dat het gespeel van hier boven kwam om de Franschen te verschrikken, als ware't de vyand, die, van alle kanten, tegen hen optrok. Wat er van geweest zy, kraemden de Franschen nog denzelfden dag te Kortryk op. Maer, eer zy de stad verlieten, waren zy te wege dezelve geheel en gansch af te branden; ten dien einde hadden zy reeds het buskruid en het stroo gereed gedaen. Zonder den schranderen en vlytigen moed van 't magistraet, was Kortryk geen Kortryk meer, maer een puinhoop van een vernielde stad. Met duizend haesten wendden zy zich tot den franschen | |||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||
generael Luchtener, te Meenen, dien zy zoo wel wisten te overhalen dat hy, in persoone, kwam, om de stad van haren nakenden ondergang te bewaren. Alzoo konnen de magistraetspersoonen wel dikwyls den bal keeren of de rampen afwenden, die over hunne gemeente hangen. Op 't einde van September 1792, kregen de Oostenrykers de nederlaeg aen de poorten van Ryssel, hetwelk zy belegerden; in November, wierden zy, by Jemmappes, door generael Dumouriez, verslagen: ten dien gevolge, viel gansch België, op weinige dagen, onder de magt der Franschen. Kort na de dood van Lodewyk XVI, den 21 Januarius 1793, onder de nationale Konventie onthoofd, bevonden er zich, in Februarius, binnen Iseghem, 38 fransche priesters, dewelke, om de dood te ontgaen, uit Frankryk gevlugt waren. Zy verbleven by de burgers en landbouwersGa naar voetnoot(1), tot in September en Oktober, wanneer zy, be- | |||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||
vreesd van de aennaderende Franschen, naer Duitschland vertrokken. Dit werk van bermhertigheid, het herbergen van die vreemdelingen, bleef niet onbeloond: want Iseghem heeft, in de eerste fransche omwenteling, merkelyk minder dan vele andere gemeenten geleden. Met het beginsel der lent van 1793, begon Vlaenderen het hoofd op te regten: generael Dumouriez wierd, te Neerwinde, door prins Frederik van Saksen-Cobourg, oom van onzen tegenwoordigen koning, verslagen. By gevolg dezer groote nederlaeg van 18 Maert, vonden de Franschen zich genoodzaekt Belgenland te ontruimen. De Oostenrykers kwamen den eersten April, wezende de tweede Paeschdag, binnen Kortryk. Onze Vlamingen, door deze overwinning aengemoedigd, en brandende van vaderlandsliefde, vervoegden zich, by menigte, als volontairen, met de Oostenrykers, om de Franschen te verjagen en te beletten van weder te keeren. Iseghem leverde ruim zyn deel van volontairen: in al de begoede familien, alwaer er krygshaftige jongelingen | |||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||
waren, was er, ten minste, een die volontaire teekende en zich, ten zynen koste, een uniform bezorgde. De volontairen oefenden zich, geheel den zomer, in den wapenhandel, onder de schaduw van den oostenrykschen arend; want sedert de lente tot omtrent den herfttyd bleven de zaken in tamelyke ruste. Alles wat men hoorde, was dat er, van tyd tot tyd, Engelschen, Hollanders, enz. enz., met wagens en kanons, langs Ingelmunster, naer Kortryk trokken. Maer die ruste wierd, den 13 September, gestoord en gevolgd door overgroote verlegenheid en benauwdheid. In den voormiddag, hoorde men in Iseghem vreezelyk schieten zuidwaerts: het waren de Engelschen en Hollanders, die, by Meenen, bezig waren met vechten tegen de Franschen. Intusschentyd, bereidde, elk in zyn huisgezin, het middagmael, met duizend angsten en benauwdheden van misschien, voor den noen, nog te moeten vlugten. Terwyl men aen tafel zat, hoorde men het gerucht van peerden, wagens en karren, die al de Meenschestraet op kwamen. Elk liep buiten om te weten wat er | |||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||
was: het waren Hollanders, die uit den veldslag van Meenen naer Iseghem gevlugt kwamen. In eene ure tyds waren al de straten opgepropt van bagaedjewagens. De Hollanders sloegen kamp op de markten en in 't boomforeest. Daegs daerna, den 14 September, zag het er nog veel slimmer uit; het was volle vlugttyd. Van 's morgens tot 's avonds, zag men tot Iseghem karren, wagens, chezen, kordewagens, en, wat wil ik zeggen, by duizenden van menschen gevlugt komen van Meenen, Rechem, Wervick, Gheluwe, Moorseele, Gulleghem, Wynckel-Sint-Eloy, enz., enz. De Franschen waren in Meenen gevallen en zy plunderden en moordden alles wat zy hoorden of zagen, by zoo ver dat er, in geheel de stad, maer drie huizen ongeschonden blevenGa naar voetnoot(1). | |||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||
Op den 15 derzelfde maend, bulderde het kanon op een nieuw, by Meenen: versche Oostenrykers vielen, met alle geweld, op de Franschen, welke zy versloegen en verjaegden. Onze zuidergeburen lieten zestien veldstukken, met veel bagaedje in den brand. Die zegeprael der Keizerlyken en de vlugt der Franschen maekten, in gansch onze streke, groot gerucht. Van 's anderendaegs, zag men, langs Iseghem, een ontelbare menigte vlugtelingen, met peerden en wagens, met koeijen en schapen, elk naer zyne parochie en naer zyn huis wederkeeren. Alzoo liepen de drie Septemberdagen voorby, dewelke heden nog niet vergeten zyn van degenen die toen leefdenGa naar voetnoot(1). Binnen het jaer 1794, vielen de Franschen, voor goed, in ons land, waervan zy meester bleven tot den val van keizer Napoleon in 1814. Met hunne aenkomst, woedde, zoo t'Iseghem als omstreeks, de Roodeloop, die | |||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||
vele menschen naer het graf sleepte. 'T was op den 26 April, dat zy Meenen en Kortryk overweldigden. Ondertusschen legerden de Keizerlyken van Ingelmunster tot Vyfwege, tusschen Emelghem en Cachtem. Op den elfden Mei trok generael Wenckheim uit het kamp van Ingelmunster, met een deel van zyn volk, naer Kortryk. Nauwelyks was hy aen de poorten gekomen, of hy wierd doodgeschoten. De Oostenrykers weken achteruit, de stoffelyke overblyfsels van hunnen generael medevoerende; maer de Franschen zaten hun op de hielen tot aen Ingelmunster. Daer lag generael Beaulieu, die de Franschen op 't lyf viel, versloeg en dwong naer Kortryk weder te keeren, met verlies van 400 man. 'S anderendaegs, om hunne nederlaeg te vreken, kwamen zy weder, maekten zich meester van Ingelmunster, hetwelk zy plunderden en ten deele afbrandden. Op denzelfden dag, 12 Mei, wierd de weledele heer generael, Franciskus baron van Wenckheim, te Iseghem, in het kerkhof plegtiglyk begraven; | |||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||
zoo als blykt uit den navolgenden akt, geschreven op den doodboek van Iseghem: Praenobilis Dominus Franciscus Baro de Wenckheim, eques ordinis regalis militaris Mariae Theresiae, proprietarius legionis pedestris et vicegeneralis caesareae Majestatis imperatoris et regis, oriundus ex Grazc in Styriâ, sepultus in caemeterio ecclesiae parochialis de Iseghem, 12 Maii 1794. Occubuit pridie circa horam 6 pomeridianam. post strenuum certamen in obsidione cortracenâGa naar voetnoot(1). Kort nadat de Franschen Kortryk en Meenen genomen hadden, begonnen zy zich te verspreiden op de buitenparochien om de | |||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||
landlieden den schrik aen te jagen. Zy plunderden, moordden en brandden te Wevelghem, Gulleghem, Heule, Moorseele, Gheluwe en Lendelede. Maer als ware hunne razerny verzadigd geweest, deden zy geen kwaed, wanneer zy tot Iseghem toevielen. Niettemin had men er geen trouw in, en men ondervond welhaest dat zy allen eene gedenkenis van Iseghem wilden hebben. Van dien tyd af wierden de klokken niet meer geluid, uit vrees dat de Franschen, met dezelve te hooren, het gedacht van ze te rooven zouden gekregen hebben. In 't eerste dat de Franschen ons land overweldigd hadden, wachtten zy zich, eenigen tyd, van dezelfde goddeloosheden, zoo als in Frankryk, te bedryven; zy lieten de priesters gerust, waerschynlyk om de Belgen, die aen den godsdienst verkleefd waren, niet te veel te verbitteren. Zy begonnen hun bestuer met overal vryheidsstaken te planten, en groote schattingen te vragenGa naar voetnoot(1). Eer het jaer t'einden was, | |||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||
bragten zy de assignaten of het papierengeld, met de republikeinsche tydrekening, in. Het republikeinsch jaer bestond uit twaelf gelyke maenden, elk van dertig dagen, waerby men vyf vuldagen voegde, dewelke sansculottedagen genoemd wierden. Het jaer begon met den herft, maer het volk kon de vreemde namen der nieuwe maenden niet onthouden. De herftmaenden, uitgaende in aire, waren als volgt: Vendemiaire (Wynmaend); Brumaire (Nevelmaend); Frimaire (Yzelmaend). De wintermaenden in ose: Nivose (Sneeuwmaend); Pluviose (Regenmaend); Ventose (Windmaend). De lentemaenden in al: Germinal (Bloeimaend); Floreal (Bloemmaend); Prairial (Weimaend). De zomermaenden, uitgaende in or, waren: Messidor (Oogstmaend); Thermidor (Badmaend); Fructidor (Fruitmaend). Iedere maend was in drie deelen verdeeld, elk van tien dagen, genoemd Decaden. De namen van elke Decade waren: Primidi, Duodi, Tridi, Quartidi, Quintidi, Sextidi, | |||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||
Septidi, Octidi, Nonidi en Decadi. Op dezen laetsten dag was het verboden slavelyk te werken. In den nieuwen almanak, verdween alles wat aen God en zyn gebod herinnert; doch hy was onbekwaem om de katholyken in doling te brengen en hen de religiepligten te doen vergeten. Toen, zoo wel als nu, wisten zy genoegzaem, wanneer het zondag of heiligdag was, of wanneer de vastendagen vielen. De Franschen, meester zynde van 't land, bleven nog altoos bevreesd van weggejaegd te worden; daerom namen zy de voorzorg van al de wapens der ingezetenen af te halen. Aldus wierd iedereen, t'Iseghem, verpligt, op den 12 July 1794, zyn geweer in de handen der Jakobins te leveren. Met den beginne van December 1794, tot een merkelyken tyd van het volgende jaer, vroos het zoo straf, dat de fransche legers, met hun grof geschut, over het ys in Holland drongen. Allengskens begonnen de geestelyken door de fransche republikeinen geplaegd en onderdrukt te worden: deze dwongen hen, | |||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||
in 1794, twee jaren en meer van hun inkomen in de krygsschatting of Militaire Kontributie te storten. Een groot getal geestelyken, zelfs verscheidenen die hun aendeel in de geldschatting betaeld hadden, wierden als gyzelaers, in eenen allerstrengsten winter, de eene, den 23 Januarius 1795, naer de sterkte van Ryssel, de andere, den 9 en 12 Februarius, naer Douay vervoerd. Op den 28 April 1795 is, binnen Iseghem, de markt van lynwadenstukken, in en aen de Koornbloem, hersteld geworden. Zoo als het gemeenlyk gaet in dierlyke gevallen, begon de markt met klein vertier; maer allengskens nam ze toe, zoo dat er, op den navolgenden zaterdag, wel vyftig stukken verkocht wierden. De lynwaedmarkt van Iseghem was reeds bloeijend van in keizer Karels tyd: dan poogde de Kasselry van Kortryk dezelve te vernietigen. Maer de Iseghemmers wendden zich tot Zyne Majesteit keizer Karel, van wien zy niet alleen de bevestiging van hunne markt maer ook een octrooi verkregen om op ieder stuk lynwaeds eenigen tol te ligten. | |||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||
Binnen het jaer 1795, klaegde men bitterlyk van 't dier leven: in Maerte gold de tarwe vyf pond, en de rogge negen en twintig stuivers den avot; in Julius wierd de tarwe aen zes guldens en de rogge aen drie guldens den avot verkocht. Met Oktober begonnen de pryzen te dalen: men kon de tarwe aen zeven pond en de rogge aen vier en dertig stuivers den avot krygen. Gedurende hetzelfde jaer, begon ons land er geheel aerdig uit te zien: de oostenryksche provintien verloren haren naem en veranderden in negen departementen. Alzoo wierd Westvlaenderen genoemd het departement der Leije; Oostvlaenderen, het departement van de Schelde; Henegauwen, het departement van Jemmappes; Braband, het departement der Dyle, enz. Kort daerna, krachtens een wetsbesluit van 1 Oktober 1795, vereenigde de Nationale Konventie Belgie met FrankrykGa naar voetnoot(1). | |||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||
De Nationale Konventie wierd op den 26 Oktober 1795, vervangen door een Directorie, samengesteld uit vyf persoonen, dewelke met het uitvoeren der wetten belast waren, en twee Kamers onder zich hadden; te weten: den Raed van Vyfhonderd en den Raed der Ouderlingen. Het was dit nieuw gouvernement, hetwelk de municipaliteiten (gemeentebesturen) belastte de akten der geboorten, huwelyken en sterfgevallen te maken en te bewaren, alsook al de doop- huwelyk- en doodboeken, die zich in de parochiekerken of in priestershuizen bevonden, op groote straffen, in 't bureel van den burgerstand te doen overbrengen. Ingevolge deze schikking, deed de plaetselyke overheid al de voornoemde boeken, op den laetsten Augustus 1796, uit de pastory van Iseghem afhalen en in het wethuis overvoeren. De oudste doopboeken begonnen met het jaer 1606, en de huwelyk- en doodboeken met 1613. Gedurende het jaer 1796, wierden de huizen van Iseghem binnen met eenen numero geteekend. Dit scheen een enkele | |||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||
nieuwigheid van fransche uitvinding te wezen; maer er schuilde iets ongodsdienstigs onder. Deze bewerking diende om de namen der heiligen te doen vergeten, welke een groot deel der huizen voerde. Binnen hetzelfde jaer 1796, eenige maenden te vooren, hadden de inwoners van Iseghem, met droefheid, de gewoonlyke processie op heilig Sakramentsdag zien onderblyven, ten gevolge van een republikeinsch besluit, waerby alle uitwendige oefeningen van religie of godsdienst, buiten de kerken, verboden geweest waren. Niettemin wierden de beregtingen onder de gewoonlyke plegtigheden, met lanteern en klinkende belle, gedaen tot omtrent December. In 1797, ontstond de schrikstorm, die vyf jaren tegen de priesters woedde en hun den ingang der kerke belette tot het jaer 1802. Binnen dien rampzaligen tyd, zyn de kerkklooster-en kueregoederen van Iseghem, gelyk op andere plaetsen, verkocht geweest. Krachtens dekreet van 19 Fructidor jaer V (5 September 1797), te Brugge, den 9 September, afgekondigd, wierd er aen al | |||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||
de belgische priesters een ongeoorlofde eed voorgeschreven, die, op den 19 September, moest afgelegd worden. De geestelyken van Iseghem, standvastig blyvende, weigerden eenparig den eed te doen. Daer het nu aen de onbeëedigde priesters, op de zwaerste straffen van boete, van gevangenis en van banning, verboden was hunne heilige bediening in 't openbaer uit te oefenen, schorsten zy de goddelyke diensten in de kerk op. Zy deden voor den laetsten keer hoogmis, den eersten Oktober, wezende de zondag van O.L. Vrouwroozenkrans. Ik weet niet of men nog ooit meer volk gezien had in de kerk, aen de biechtstoelen en aen de kommuniebank. Sedertdien lazen de priesters Mis, bedienden de heilige Sakramenten, hielden leering voor de kinderen, enz., in byzondere huizen. De zondagen ging het volk naer de kerk, op de ure dat de parochiale diensten plagten gedaen te worden; maer, telkens was het voor hen een smertelyke steek aen 't herte, toen zy geenen priester aen den autaer zagen, geenen biechtvader in den biechtstoel, geenen predikant | |||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||
op den predikstoel en niet eenen geloovige aen de Tafel des Heeren. En hadden de priesters nog mogen, ten minste, gerustelyk, in 't verborgen, hunne heilige bediening uitoefenen! maer, neen. Welhaest wierden zy opgezocht en gevangen weggevoerd, als ze gevonden wierdenGa naar voetnoot(1). Zy verbergden zich dan, zoo goed zy konden, by de parochianen, verkleedden zich en bedienden, by nachte, de heilige Sakramenten. De huizen van de familien Neyrinck, Van Tomme, Van Daele, De Raedt, enz., enz., waren zoovele schuilplaetsen voor de priesters. Men weet nog te Iseghem dat de Eerw. heer Van Meulebroucke, onderpastor, langen tyd, verschuilde by heer balju Coucke; en zyn ambtgenoot, de Eerw. heer Six, by Francies De Vos. Pastor De Laere hield zich veel op by den bleeker Strobbe, wiens | |||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||
zoon hy, ter dezer gelegenheid, onderwees in de la ynsche tael, en op de baen stelde tot het priesterschap. Dezelfde weke dat de priesters uit de kerke gebannen waren, moesten de kerkklokken stil vallen, zonder iets godsdienstigs aen te kondigen. Zy luidden noen, maer zy mogten noch Angelus noch beregting kleppen. De klok liet zich maer meer hooren voor bekendmakingen, alsmede op den Decadi en op de nationale feesten. Deze feesten, voorgeschreven te vieren in ieder kanton, waren ten getalle van zeven; te weten:
Het vieren der nationale en kantonale feesten bestond:
| |||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||
Om deze feesten te vieren, maekte men, by den boom der vryheid, eenen autaer, dien men versierde met de republikeinsche Konstitutie, waervoor wierook brandde!!! Men begon 't Iseghem deze feesten te vieren ten jare 1798; want in alle kantons vond men toch eenige persoonen, die zich, als waren zy heidenen, tot de stomme afgoden lieten henen trekken, gelyk men hen leiddeGa naar voetnoot(1). Krachtens dekreet van de republiek, wierd, binnen Iseghem, den 3 Maerte 1798, het kruis van den toren der parochiekerk, en, acht dagen daerna, dit van het kloostertorentje afgedaen. Doch, op den 17 September 1801, kwam het kruis, wederom te voor- | |||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||
schyn: een schaliëdekker, die de kerkdaken vermaekte, had het hersteld. Nauwelyks praelde het kruis weder op den kerktoren, of er kwam verbod. Niettemin behield men het kruis; maer men veranderde zynen vorm, met hoepels en banden. Het bleef op die wyze staen tot 25 Mei 1802, wanneer de gedaenteverandering verdween, ter groote voldoening der parochianen, die het kruis tot teeken van ons geloof, zoo als voortyds, op den kerktoren zagen glinsteren. Binnen 1798, moest elk arrondissement van het departement der Leije, eenen vertegenwoordiger zenden by den Raed van Vyfhonderd, te Parys. Het arrondissement van Brugge koos heer Beyts; dit van Veurne, heer Marannes; dat van Yper, heer Lucien; terwyl Kortryk zynen keus liet vallen op heer J. Gheysens, van Harelbeke. Binnen het jaer 1798, verschenen de eerste biljetten der persoonele belastingen op de huispachten, meubels, deuren en vensters. Deze maetregel verwekte, onder de Belgen, veel misnoegen, hetwelk ten toppe rees door de dwangligting, die er op volgde. | |||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||
De belgische jongelingschap van 20 tot 25 jaer, met den 22 September 1798, wierd, zonder te loten, onder de wapens geroepen. Menig jongeling van Iseghem vertrok naer het leger, zonder ooit meer naer den vaderlyken huize weder te keerenGa naar voetnoot(1). De verbittering tegen de Franschen nam eindelyk de gedaente van eenen krachtdadigen tegenstand aen. Gansch ons land kwam in beweging. De vaderlanders die zich vereenigden om het hatelyk jok af te schudden, hetwelk zy, sedert eenige jaren, tegen dank, droegen, wierden door de Franschen, spotsgewys, Brigands genoemd. Insgelyks gaven zy, aen den dag, op welken de opstand in onze streke begon, den naem van Brigandszondag; en hy heet nog zoo. Ziehier wat er op dezen rampzaligen dag, die zoovele tranen aen Iseghem gekost heeft, gebeurde: | |||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||
Op den 28 Oktober 1798, wezende een zondag, wierd, om acht ure, 's morgens, alhier het trompet gesteken om het volk onder de wapens te roepen, tegen eene handvol fransche soldaten, die, van Rousselaere, langs Cachtem, Emelghem en Ingelmunster, naer Kortryk optrokken. Elk liep te wapen, met hetgeen hy ter hand vond: de eenen met een geweer of eenen sabel; de anderen met vorken, bylen, knodsestokken, enz. Zy achtervolgden die Franschen tot aen de Brugpoort, te Kortryk. Maer die zelfde soldaten, in de stad versterking gekregen hebbende, keerden, met hunne kakameraden, op hunne stappen terug, als duivels die ontbonden zyn. Woedende van razerny, kapten en schoten zy dood alles wat zy vonden, hoorden of zagen. Zonder de tusschenkomst van heer P. Ameye, zouden zy Iseghem afgebrand hebben. De Iseghemnaers hadden den rouw te dragen over negen burgers, die door de Franschen onmenschelyk gedood wierden; te weten:
| |||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||
Acht dagen na Brigandszondag, wierd gansch onze bevolking, op nieuws, gestoord, | |||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||
door eene geweldenary, welke de aenzienlykste familie in den rouw dompelde. De Eerw. heer Maes had, even gelyk de andere priesters van Iseghem, den eed geweigerd; hy alleen moest het, voor hen allegader, bezuren. Vastgenomen, wierd hy van Iseghem weggeleid, om er nooit meer weder te keeren. De gendarmen voerden hem, als eenen kwaeddoener, naer Brugge. Gelukkig dat hy zestig jaer en meer oud was! want, zonder dien hoogen ouderdom, ware hy naer de fransche Guiane of naer d'eilanden Ré of Oléron vervoerd geweest. Te Brugge, was zyn verblyf in 't oude Seminarie, hetwelk diende tot gevangenis, voor de onbeëedigde priesters, die den ouderdom van zestig jaer bereikt hadden. Daer, onder de achtbare belyders des geloofs, die, in den wyngaerd des Heeren grys geworden, zeer naby aen de straelkroon des hemels gekomen waren, vond hy den Eerw. pater Schaek van Iseghem, karmeliet des kouvents van Brugge. Heer Maes aenzag zyn gevangenhuis als een noviciaet om te leeren heilig sterven. Getrouw ter dood toe, ontving hy, na een | |||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||
treurig gevang van omtrent dertien maenden en half, de kroon des levens: hy stierf te Brugge, in de gevangenis, op den 27 December 1799Ga naar voetnoot(1). Op 't einde van 1799, den 9 November, ging Iseghem, andermael, tot een nieuwe Staetregering over: Bonaparte dreef den Raed van Vyfhonderd uit een, door de medewerking van zynen broeder Lucianus, die daer president van was, en van Murat, die zich aen 't hoofd der Grenadiers bevond. Napoleon bood zich, met Berthier, in den Raed aen, sprak eenige woorden; maer ter- | |||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||
stond spraek en adem verliezende, viel hy, bleek als de dood, in onmagt, op het geroep: A bas le tyran! hors de la loi le Dictateur! Weg met den dwingeland! dood aen den Diktateur! Alsdan trok Lucianus den degen, gaf bevel aen Murat van de vergadering te ontruimen. Murat roept: Grenadiers en avant! springt met hen in de zael en gebiedt aen de vertegenwoordigers te vertrekken. Op de aenkomst van Murat, met zyne grenadiers, wierden de kamerheeren die, eene minuet te vooren, nog zoo ontzaggelyk waren, met eenen zoo plotselyken schrik bevangen dat menigen, langs de vensters, zoo rap mogelyk wegvlugtten. Het Directorie maekte plaets voor het Konsulaet van Dryman, waeronder Napoleon als eerste Konsul praeldeGa naar voetnoot(1). | |||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||
1800.Den 26 December 1800, overleed heer Petrus Ameye, president der municipaliteit en eerste meijer van Iseghem. Pastor De Laere by den zieke ontboden zynde, vond hem sprakeloos, ten gevolge van eene beroerte. Gelukkig kon hy hem nog de heilige Olie geven. De familie vroeg, ter lafenis der ziel, een hoogen dienst, die, niet gezongen, maer door elken priester, in 't byzonder, gelezen wierd, omdat de kerke gesloten was. Heer Ameye, alhoewel aen 't hoofd van de municipaliteit, was in het hert tegen de priesters niet; integendeel, hield hy, zekeren tyd, eenen onderpastor verborgen in zyn huis, en wanneer deze priester elders ging verschuilen, zond by hem, dagelyks, eten van zyne tafel. Hier komen wy aen het jaer 1801, wanneer, zoo men zegt, de Uilen preekten, dat is, de verlatene kerken bewoonden; want als kerken, paleizen of kasteelen vervallen, dan komen er uilen en vledermuizen in nestelen. Deze spreuk beduidt ook een tydstip | |||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||
van onbedenkelyke rampen, welke alle dagen aengroeiden. Immers de uilen, fabelachtiger wyze gesproken, zyn roofvogelen van kwade voorteekens; als zy preken, dat is, als zy hun treurig nachtgeschreeuw laten hooren, voorspellen zy onheilen. Boileau, van den uil sprekende, zeide: Des désastres fameux ce messager fidèle,
Sçait toujours des malheurs la première nouvelle.
In 1801, wierd heer Joannes Vande Walle als meijer van Iseghem ingehuld. Den 21 November van hetzelfde jaer, wierd de koornmolen op het gehucht de Boschmolens (tusschen Iseghem en Winckel-Sint-Eloy), door den bliksem in splenters geslagen. Op hetzelfde gehucht, zyn den 8 April 1806, by ongeluk, negen huizen, bestaende uit elf woonsten, afgebrand. Het konkordaet, gesloten den 15 July 1801, en bekrachtigd op den naestvolgenden 15 Augustus, tusschen Zyne Heiligheid Pius VII en Napoleon, eersten Konsul, was als de olyftak na den zondvloed. Deze overeenkomst herstelde den katholyken godsdienst, en moest, door geheel Frankryk en België, | |||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||
in 1802, afgekondigd worden. Ten dien gevolge ging de kerke t'Iseghem, voor de priester open. Op den 6 Juny, wezende de eerste Sinksendag, deden zy de eerste goddelyke diensten, dewelke, sedert omtrent vyf jaren, onderbleven waren. Mogelyk is 't niet te beschryven wat vreugdig en feestachtig uitzigt men op aller wezens las; langs alle kanten, vloeiden tranen van blyheid, in de kerk, wanneer zy, zoo als voordezen, hunnen welbeminden herder, aen den autaer des Heeren, het onbevlekt Lam zagen opofferen. Krachtens het bovengenoemd konkordaet, wierden al de bisdommen van gansch het fransch grondgebied afgeschaft en door zestig nieuwe vervangen. Mgr. Fallot de Beaumont, tot den nieuwingerigten stoel van Gent benoemd zynde, nam, op den 13 Junius 1802, bezit van zyn bisdom, hetwelk alsdan vervattede de twee departementen van Schelde en Leije. Binnen de maend Junius 1802, wierd het oude gebruik van te kleppen of te luiden voor de goddelyke diensten weder in voegen gebragt. Deze herstelling was schier het | |||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||
eerste werk, waermede de nieuwe bisschop van Gent zyn bestier begon. Met den 30 November van 't zelfde jaer, kwam de herinrigting van al de afgeschafte parochien tot stand: met verwondering zag men Iseghem onder de sukursale of hulpkerken, en Ingelmunster onder de parochiekerken te voorschyn komen. Ingelmunster genoot deze voorkeur als hoofdplaets van vredegeregt, ter uitsluiting van Iseghem, hetwelk daeraen onderhoorig was; vermits de bisschop, volgens den uitdrukkelyken eisch van het gouvernement, maer eene paparochiekerk in ieder kanton opregten mogtGa naar voetnoot(1). Op 't einde der voorgaende eeuw, namen en hielden de fransche republikeins Iseghem voor hoofdplaets van kantonGa naar voetnoot(2). Deze ver- | |||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||
ordening was niet duerzaem: want toen al de kantons, gansch het departement door, bestendiger wyze, ingerigt wierden, verloor Iseghem de hoofdplaets, dewelke tot Ingelmunster overging. De voorname oorzaek der voorkeur aen Ingelmunster gegeven, was dat deze plaets meerder gemak opleverde voor de gemeenschap en briefwisseling met Kortryk en Brugge, vermits Iseghem, ten dien tyde, geenen steenweg bezat. Daerenboven wierd de hoofdplaets gestemd door de aenzienlykste persoonen van het distrikt. Zelfs gaven de Iseghemnaers hunne stem aen Ingelmunster, meenende dat de hoofdplaets hun nadeelig zou geweest zyn. Misleid door valsche geruchten, lieten zy zich voorstaen, dat ze, de kantonale hoofdplaets bezittende, in evenredigheid der andere onderhoorige gemeenten, hooger zouden belast, ja zelfs verpligt worden een meerder getal krygslieden te leveren. Zy weken achteruit door de vreeze dat ze dikwylder zouden onderworpen zyn aen de onaengename dienstbaerheid van krygslogementen. Eindelyk wenschten zy niet de hoofdplaets des kantons te bekomen, omdat | |||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||
ze de moeite ontzagen van een kantonale gevangenis te bouwen. Nogtans wilden en eischten zy dat de vrederegter van Iseghem wezen zou en aldaer zou wonen. Men leest in een handschriftje dat, by het stemmen voor de kantonale hoofdplaetse, een quidam van Iseghem op zyn stembrieftje schreef:
Ik wensch te mogen zien,
Tot onzer heyl en baete,
Dat onze regter zy
Gulielmus Verstraete.
'S kiezers wensch wierd volbragt. Op den 19 Mei 1803, wierden de dekenyen heringerigt in 't bisdom van Gent. Iseghem kwam te voorschyn onder de dekeny van Thielt. Den 16 September van 't zelfde jaer, heeft binnen Iseghem zyne intrede gedaen de nieuwe bisschop, Stephanus Fallot de Beaumont.Ga naar voetnoot(1). Prachtig en luisterlyk was de in- | |||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||
haling; men deed-al wat men kon om den opperherder des bisdoms eer aen te doen. Nogtans vonden de bejaerde persoonen van Iseghem maer weinig voldoening in die feeste, omdat ze afgescheiden waren van Doornik waeronder zy meer dan elf honderd jaren geschuild hadden, en van waer de eerste zendelingen gekomen waren, om het geloof te prediken. By deze gelegenheid, bediende de kerkvoogd het Vormsel aen een overgroote menigte kommunikanten. Op den 20 Februarius 1804, wierd in de parochiekerk van Iseghem, na het lof, het jubelkruis geplant, om den jubilé, gejond door Zyne Heiligheid Pius VII, aen te kondigen, die 's anderendaegs, wezende de eerste dingsdag van den vasten, beginnen moest en eindigen den 21 Maert, woensdag voor Palmzondag. Korten tyd na den Jubilé, den 18 Mei 1804, vereerde het Senaet NapoleonGa naar voetnoot(1) met den titel van keizer der Franschen. Zyne krooning had plaets den 2 December daerna, te Parys, door den Paus Pius VII. | |||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||
Den 3 December 1805, wierd de republikeinsche almanak, de dwaesheid der fransche dwaesheden, afgeschaft. Ingevoerd in Frankryk, den 26 November 1793, was de almanak twaelf jaer, een maend en zes dagen in gebruik geweest. Krachtens een algemeen besluit des keizers, volgens verklaring van prefekt Chauvelin, moest er, op vele plaetsen, en ook t'Iseghem, een nieuw kerkhof ingerigt worden, tegen den 1 November 1806. Ten dien gevolge kwam er eene nieuwe begraefplaets tot stand, dewelke, op den 30 Oktober, door pastor De Laere ingewyd wierd. De eerste man, aldaer begraven, den eersten November, was Petrus Joannes Lefevere, geboortig van Rumbeke, maer wonachtig te Iseghem. In 1806, maekte de keizer het ontwerp van al de troonen van Europa om te werpen en van nieuwe koningen aen te stellen, die | |||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||
altemael, om zoo te spreken, uit zyne hand zouden eten. Hetzelfde jaer nog, stelde hy zynen broeder Louis aen tot koning van Holland, en Joseph tot koning van Napels en van Sicilië. In 't jaer 1807, regtte hy het koninkryk van Westfalen op, ten voordeele zyns broeders Hieronymus, en, in 1808, verplaetste hy zynen broeder Joseph op den troon van Spanje, gevende de kroon van Napels en Sicilië aen zynen schoonbroeder Joachim Murat. Al deze troonen en kroonen moest de jongelingschap van Iseghem met haer bloed helpen stichtenGa naar voetnoot(1). Het jaer 1809 is merkweerdig door de inrigting der Garde-mobile, die voornamelyk bestemd was om de zeekusten tegen de Engelschen te verdedigen. Verscheidene | |||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||
Iseghemnaers, die aen den krygsdienst ontsnapt waren, moesten nu eenen man stellen of zelf als garde-mobile opgaen. Dit krygsvolk, ook genoemd Garde-côte, was zoo manhaftig niet als de voormalige dragonders van Latour, of als de zouaven van onzen tyd. Ten minste heeft de afdeeling die te Brugge lag, zich door krygshaftigheid niet vermaerd gemaekt. Men zond eens die soldatenwacht buiten stad om te zien of er geene Engelschen aengeland waren. Geene wegen kennende, geraekten zy aen de Kom. Daer lagen eenige schepen, en juist op hunne aenkomst, liet zeker schipper eene luik met groot gedruisch toevallen. Meenende dat het eene kanonscheut van de Engelschen was, wierden zy met een plotselyken schrik bevangen, liepen weg, al roepende: Sauve qui peut! Hunne verwardheid was zoo groot dat zy malkander kwetsten en gedurig omzagen of de schepen over het land niet achterkwamen. Hunne vrees verdubbelde op het gedacht dat de stadspoort nog niet zou open zyn. Het gelukte wel. Zy kwamen dan in stad als aengevlogen, roepende: | |||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||
De Engelschen zyn daer! Een professor der centrale school, buiten aen de deur staende en al het volk zoo verslagen ziende, begon de Garde-mobile te bespotten en zeide dat de Engelschen aen de poorten niet konden zyn. Ondertusschen, toen hy eenige gewonde krygslieden, het hoofd verbonden, zag inkomen, liep hy binnen om de gebeurtenis aen te kondigen, er byvoegende dat de prysdeeling die op dezen dag gesteld was, zou moeten verzet worden. Den 25 Julius 1810, wierd de Abeelekapel, staende tusschen Iseghem en Rumbeke, om hare bouwvalligheid, afgebroken en door een nieuw kapelleken, dat veel minder was, vervangen. Voortyds op den derden Sinksendag, ging de geestelykheid van Iseghem, met de parochianen, processiewys, onder het zingen van kerkelyke lofzangen, naer die kapel, alwaer zy een solemnele Mis zong. Van daer is het gebruik overgebleven, waerby de Iseghemnaers, op dien dag, naer den Abeele gaen wandelen; ofschoon dit gebruik schier op niets gekomen is, door de instelling van het Veertiguergebed, op | |||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||
de Sinksendagen, in de parochiekerk. De kapel ten Abeele was bekend van oude tyden; Sanderus maekt er gewag van, op eene kaert, die in zyn Verheerlykt Vlaendenen ingelascht is. Om de uitlandsche rietsuikers door binnenlandsche beetsuikers te vervangen, kwam er, den 25 Maert 1811, een dekreet uit, gebiedende dat er, door gansch het keizerryk, 32,000 hektaren met beetwortels zouden bezaeid worden. Krachtens dien maetregel, moest het departement der Leije 400 hektaren beeten zaeijen; waeronder Iseghem voor een aendeel van drie hektaren begrepen wierd. Het volgende jaer wierd het aendeel van 't departement der Leije tot 2000 hektaren en dit van Iseghem tot 13 hektaren en 6 aren verhoogd. Binnen het jaer 1811, in de maend Julius, heeft men de kassy beginnen te leggen naer Iseghem van Ingelmunsterkapel, dat is, van de plaets, waer heden de statie des yzerenwegs t'Ingelmunster zich bevindtGa naar voetnoot(1). | |||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||
In den loop van 1811, verdierden al de koloniale specerywaren tot eenen prys die schier ongeloofelyk voorkomt. De koffy, van twaelf à zestien stuivers, zoo hy plagt te gelden, rees tot een fransche kroon, het pond; het zout sloeg op van twee tot acht en meer stuivers de pinte; het wit suiker klom van tien op zestig en meer stuivers, het pond; het meelsuiker van vyf tot in de dertig stuivers, het pond. De zomer van 't jaer 1811, die buitengewoon droog en warm was, is door eene steertster dewelke zich, voor den eersten keer, op den 8 September vertoonde, merkweerdig geweest, alsook door eenen allerbesten wynoogst, die onder den naem van Kometewyn vermaerd gebleven is. In Oogstmaend van 't zelfde jaer, wierd heer Petrus Coucke als meijer van Iseghem | |||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||
ingehaeld; hy had voor onmiddelyken voorzaet wylen heer Louis Thilleur. De tabak, die, even als de koffy, zoo vele oorlogen had moeten onderstaen van wege de medecynmeesters, geraekte in oorloge met keizer Napoleon. Wie zou het gelooven? Het gouvernement verbood, in 1812, tabak te planten, in gansch het departement der Leije, zestien gemeenten alleen uitgenomen. Dit jaer mogten de Iseghemnaers niet eene plante kweeken. Door dien hatelyken maetregel wierd de tabak zoo duer, dat men de beste kwaliteit aen een halve kroon het pond verkoopen kon. In 1813, was de belgische jeugd, door het zweerd van den oorlog, als afgemaeid; er bleven hier en daer nog eenige bloemen over; maer deze moesten nu optrekken als garde-d'honneur, en daerby zich zelven uitdossen: hetwelk, ten minste, vyf honderd kroon kostte. Binnen het jaer 1813 ontstond een scheuring in de kerke van Gent: de wolf kwam in den schaepstal. Napoleon, valschelyk onderstellende dat het bisdom van Gent openstond, | |||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||
door den afstand welken hy van den bisschop de Broglie, in den kerker, afgeperst had, benoemde tot den Stoel den abbé Dela Brue, kanonik van Dijon. De bisschoppelyke Stoel kon niet openstaen, zoolang het ontslag des bisschops de Broglie door Zyne Heiligheid den Paus niet aenveerd was. Welnu, alsof het bisdom ledig geweest ware, hadden vier kanoniken de flauwhertigheid van 's keizers kandidaet, nevens twee andere heeren, tot kapitulaire vikarissen te verkiezen. Doch, twee vikarissen generael van den wettigen bisschop verzetteden zich tegen dit nieuw en onwettig vikariaet. De geestelykheid, bykans zonder uitneming, stelde zich tegen De la Brue en zynen aenhang. De seminaristen en studenten die zich schikten voor den geestelyken staet, dit voorbeeld volgende, wierden tot den krygsdienst verwezen. Wat geschiedde ervan? Zy riepen uit: Liever soldaet dan schismatiek! Die kerkvervolging bragt den rouw in verscheidene achtbare familien binnen Iseghem: dry jonge heeren wierden gedwongen hunne studien op te schorsen en den ranselzak te dragen. | |||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||
Binnen het jaer 1813, heerschte alhier eene rottekoorts, die twee pastors en den koster, Florentinus Clement, in het graf rukte. Gedurende hetzelfde jaer, brak men den muer af, staende aen de oostzyde van het kerkhof. Het jaer 1814 zag het ryk van Napoleon eindigen en zynen troon met gekraek instorten. Verzwakt door het verlies zyns legers van vier honderd duizend man, met duizend stukken kanon, hetwelk bykans geheel en al in de sneeuwvelden van Rusland, gesneuveld was, begon de overwinnaer van Marengo en Austerlitz, het eene land na het andere te verliezen. Gansch de wereld stond tegen hem op. Van in de maend Januarius waren de vereenigde mogendheden reeds in 't fransch grondgebied gevallen; zy naderden Gent, waeruit de fransche troepen den tweeden Februarius wegvlugtten, zoo als het navolgende jaerschrift vermeldt: pUrIfICante MarIa CessIt ganDa gaLLVs. | |||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||
Ten zelfden dage kwamen binnen Iseghem de eerste Kozakken aen, en met den 31 Maert was geheel het land over. De vereenigde mogendheden deden hun zegepralende intrede binnen Parys, en dwongen den voormaligen wereldoverwinnaer zyne troonaftreding, op den 11 Mei 1814, te teekenen. Intusschentyd bleven de legers der bondgenooten op gansch de uitgestrektheid van Belgenland, nestelen. Er was niet eene gemeente die vryschoot van soldatenlogement. Gedurende geheel het zomersaizoen van 1814 moest Iseghem tafel en logys geven, aen pruisensche, saksensche en engelsche soldaten, die malkander opvolgden. Het oude België wierd tot een koninkryk verheven, en, op den 13 Februarius 1815, kondigde Willem van Oranje Nassau aen dat hy den schepter, als koning der Nederlanden, in de hand had genomen. Den 26 derzelfde maend, verlaet Napoleon zyn eiland, vertoont zich in Frankryk, alwaer hy wederom als keizer gegroet wordt. Gelukkig dat de Voorzienigheid Europa van | |||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||
den geesel des menschdoms verloste! Napoleon wierd, op den 18 Juny, te Waterloo, verslagen en naer het eiland Ste-Helena vervoerd, alwaer hy, den 5 Mei 1821, overleed. Den 12 July 1815, zongen de priesters alhier een plegtigen lykdienst, voor de gesneuvelde Belgen in den slag van Waterloo. Van het jaer 1816 tot 1830, zong men jaerlyks op den verjaerdag der zegeprael van Waterloo, in alle parochiekerken een Te Deum. Binnen het jaer 1816, wierden al de jongelingen van 18 tot 35 jaer opgeroepen om te loten; Iseghem moest 75 man voor den krygsdienst leveren. Zyne Hoogw. de Broglie, bisschop van Gent, die, op 21 Augustus 1816, allerprachtigst te Iseghem ingehaeld geweest was, en aldaer, op het kasteel, eenigen tyd, om zyne gezondheid te herstellen, verbleven had, vereerde deze gemeente, met een nieuw bezoek, op den 17 Februarius 1817, vergezeld zynde van Mgr. Du Bourg, bisschop van Nieuworleans in Amerika. Binnen hun verblyf, bedienden de twee bisschoppen het Vormsel aen 2500 persoonen. | |||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||
Rampspoedig was het jaer 1817 door de dierte der levensmiddels, ten gevolge van den graen- en aerdappelenoogst, die, door den natten zomer, in 't verleden jaer, mislukt was. In Februarius gold de tarwe tot zestig gulden den zak (eenen hektoliter en half), en de boter dertien stuivers en half, het oud vlaemsch pond. In Mei wierden de aerdappelen aen zeven stuivers den steen verkocht. Die hooge prys der eetwaren veroorzaekte onlusten en plunderingen, in verscheidene steden, onderander te Kortryk. Ten jare 1817, trachtte men de lynwaedmarkt binnen Iseghem te herinrigten. Op den 25 Oktober, wierd er, in de omliggende gemeenten, afgekondigd dat er voortaen, te Iseghem, alle zaterdagen, lynwaedmarkt, in geheele stukken, ging gehouden worden. Op de eerste marktdagen, zag men maer weinig koopers en verkoopers. Welhaest nam de lynwaedmarkt, van jaer tot jaer, zoodanig toe dat de meettafel, in 1829, voor 2129 hollandsche guldens verpacht wierd. Hedendaegs, en sedert verscheidene jaren, is de lynwaedmarkt, met al de | |||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||
profyten die zy voor de stad medebragt, verdwenen. In 1819, gingen vele Iseghemnaers naer de heilige bloedprocessie van Brugge, welke sedert 1795 onderbleven was. Den 20 Julius 1821, overleed te Parys, in den ouderdom van vier en vyftig jaren en tien maenden, Z.D.H. prins de Broglie, bisschop van Gent, na dit bisdom bestierd te hebben, gedurende de zeven laetste jaren van keizer Napoleon en de zeven eerste van Willem, van wie hy evengelyk zoodanig verdrukt geweest is, dat hy van de veertien jaren zeven als balling, buiten zyne stoelplaets, heeft moeten doorbrengenGa naar voetnoot(1). Binnen het jaer 1822, voerde het hol- | |||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||
landsch gouvernement het mael- en slagtgeld in, en, het volgende jaer, het uitsluitelyk gebruik der hollandsche tael, te beginnen met den eersten Januarius. Men spreekt nog dikwyls t' Iseghem van de groote stooring, welke, op den 30 November 1823, voorgevallen is. Terwyl pastor De Smet, onder de hoogmis, bezig was met prediken, viel er eene bres, van omtrent twaelf voet, uit de kroonlyst, op de kommuniebank. Het neervallen van zulkeen plafondstuk maekte een overgroot gerucht, en vervolde de kerk met stof en rook. Allen die in de kerke waren wierden met een | |||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||
plotselyken schrik bevangen, en het meestedeel, niet wetende wat er was, begon yslyk te schreeuwen. De eenen meenden dat de kerk inzakte; sommigen peisden dat er de donder in gevallen was; anderen, dat het laetste oordeel begon, des te meer, omdat de pastor, vermits het de eerste zondag van den advent was, van 't laetste oordeel predikte. Ten zou niemendal geweest zyn, hadden de aenwezigen blyven zitten. Maer, ongelukkiglyk, elk stelde het aen een loopen, ter kerken uit; en gelyk zy allen, in eens, buiten wilden zyn, zoo kon er niemand uit geraken. Wy zouden niet overschatten, indien wy zeiden dat er, aen de drie kerkdeuren, wel tachtig of negentig persoonen, door het geweld des gedrangs, op malkaer, gevallen lagen. Gelukkiglyk bleef niemand dood; de aenwezige persoonen ontstonden het, de eene met een groote benauwdheid, de andere, met eenige wonden of kneuzingen. Doch, alhoewel niet een mensch op denzelfden oogenblik gestorven zy, zoo zyn er nogtans verscheidenen naderhand van schrik overleden. Het eerste verschot voor- | |||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||
by zynde, begon men te verstaen dat er geen gevaer was met in de kerk te verblyven; dus kwam de ruste allengskens weder, en de pastor kon de hoogmis voortdoen en voltrekken. Ten jare 1825, begon, geheel het land door, tegen het ministerie, ernstige tegenkanting, dewelke vuer genomen had, op het verschynen van twee antikatholyke besluiten tegen de vryheid van 't onderwys. Ten gevolge van die besluiten, zag men den ingang in de seminarien opgeschorst en al de goede latynsche scholen afgeschaft worden. In 't bisdom van Gent alleen, telde men in 1826, dertien honderd studenten min in de kollegien dan in 1825. De katholyke en begoede ouders, het ministerieel onderwys verfoeijende, zonden hunne kinderen naer buitenlandsche scholen, niet tegenstaende al degenen die buiten 's lands hunne studien deden, onbekwaem verklaerd wierden van ooit, in de Nederlanden, bedieningen te bekomen. Verscheidene studenten van Iseghem, uit afgeschafte kollegien, trachtten hunne studien, zoo goed zy konden, in 't byzonder, voort te zetten. | |||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||
In de jaren 1825, 1826 en 1827 wierden er, te Iseghem, vermakelyke feesten gegeven, genoemd kasteelfeesten, die een overvloedigen toeloop van vreemdelingen uitlokten. Deze feesten schenen, van jare tot jare, te zullen herhaeld worden; maer vermits zy schadelyken invloed op de goede zeden te wege bragten, onderbleven zy en geraekten in den vergeetboek. Op 't einde van het jaer 1827, rees er, onder de Iseghemnaren, een algemeene verontweerdiging op, over de vervolging, ingespannen tegen den weerdigen broeder van hunnen toenmaligen pastor. Heer Bernardus De Smet, superior van 't seminarie der heilige Barbara, te Gent, had, den 24 September 1827, in de parochiale kerk van S. Nikolaes (Land van Waes), ter gelegenheid der opregting van het knechtjesweezenhuis, een sermoen gedaen over de godsdienstige opvoeding der katholyke kinders. Nu, zyn byzonder doelwit was vast te stellen, dat er van een kind in welks opvoeding de godsdienstige onderwyzing veronachtzaemd wordt, niets te verhopen is. De kennis der | |||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||
religie, zeide hy, kan niet vervangen worden noch door de rede, noch door het eigenbelang, noch door de vrees. Gewag makende van de poogingen, door de philosophen sedert een halve eeuw aengewend, om de godsdienstige opvoeding te vernietigen, bemerkte hy, met droefheid, dat ze, ten dien einde, de memorie der kinderen vervulden met onnoodige en beuzelachtige kennissen, en boeken verspreidden, die noch goed noch kwaed behelsden en dus naer een verderfelyke onverschilligheid leidden. Deze bemerking behelsde eene afkeuring der kettersche maetschappy: Tot nut van 't algemeen, ingerigt in Holland, ten jare 1784, en die, sedert 1824, door 't gouvernement, in Belgenland verspreid wierd. De heilige priester sprak van twee boekskens, die grondregels tegen het katholyk geloof leerden. Eene veroordeeling, by de regtbank van eersten aenleg te Gent, was de loon van zynen iever; maer op den 17 April 1828, wierd hy, te Brussel, vrygesproken. In 't beginsel van 1829, zonden de Iseghemnaers, nevens de andere gemeenten, | |||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||
smeekschriften tot de Kamers, waerby zy de vryheid van tael, onderwys en drukpers, de vervulling der openstaende Stoelen, mitsgaders de afschaffing van 't maelgeld, enz., verzochten. Zy vernieuwden deze smeekschriften op het einde van hetzelfde jaer. De Belgen, ziende dat men hun geen regt deed, verbryzelden het staetkundig verbond, dat hun opgelegd geweest was: zy vochten zich vry, op den 23, 24, 25 en 26 September 1830, en plantten het drykleurig vaendel op al de torens der zuiderlyke provintien. Een voorloopig landbestuer kwam tot stand, en verhaestte zich een nationael kongres in te rigten. Deze hoogstachtbare vergadering, bestaende uit 200 leden, op den 10 November 1830 ingesteld, onder het voorzitterschap van den baron Surlet de Chokier, begiftigde ons land met een nieuwe grondwet, en besliste dat België een erfachtig en vertegenwoordigend koninkryk zou wezen. Zy benoemde, op den 24 Februarius 1831, haren voorzitter tot regent van het ryk. De baron bekleedde deze bediening tot | |||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||
den naestvolgenden 21 July, op welken dag de hertog van Saksen-Cobourg-Gotha, te Brussel, onder den naem van Leopold I, koning der Belgen ingehuld wierd. Nauwelyks had hy eenige dagen den schepter in de handen, toen de Hollanders, langs verschillige kanten, in België vielen. Hy stelde zich aen 't hoofd des legers om tegen den vyand op te trekken. Ongelukkiglyk was het belgische leger, hetwelk men meende uit 68,000 man te bestaen, maer 20,000 man sterk. Om 's lands troepen te versterken, wierd de eerste ban der burgerwacht van Gent, Brugge, Kortryk, Iseghem, Rousselaere, Thielt, enz. onder de wapens geroepen, en naer de noordergrenzen gezonden. Intusschentyd kwam een fransch leger, onder 't bevel van maerschalk Gerard, de Hollanders verdryven. Eene yselyke euveldaed, bedreven op den 8 Februarius 1831, stoorde al de inwoners van Iseghem zoodanig dat de hairen hun te berge rezen: de twee gebroeders Verloo, met hunnen dienstbode, wierden onmenschelyk vermoord, zonder dat de daders tot nu toe ontdekt zyn geweest. | |||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||
Op den 20 Juny van 't zelfde jaer, deed Mgr. Van de Velde, bisschop van Gent, zyn plegtige intrede binnen Iseghem; ter dezer gelegenheid, bediende hy het Vormsel aen omtrent 3,000 persoonen. Kort daerna, op den 18 Augustus, wierd er aldaer eene uitvaert gezongen voor de gesneuvelde Belgen, in den stryd tegen de Hollanders. In 1832, kwam de verwoestende geesel van den cholera ons land bezoeken, alwaer hy geheel den zomer woedde. Maer hetgeen wonder was, die ziekte verwoestte alleenlyk de steden, terwyl zy de landsche gemeenten spaerde. Binnen hetzelfde jaer, den 21 Juny, is, te Kortryk, overleden heer Joseph Vanden Bogaerde, burgemeester van Iseghem. Den 27 Januarius 1833, wierd Mgr. Boussen, als bisschop van Ptolemaïs in partibus infidelium en administrateur van het toekomende bisdom van Brugge, gezalfd. Het jaer 1834 was, by uitmuntendheid, een jaer van snellen vooruitgang voor België: op den eersten Mei verscheen de eerste wet, | |||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||
betrekkelyk het leggen van yzeren spoorbanen. 'T is binnen hetzelfde jaer dat de katholyke Universiteit, door de bisschoppen van Belgenland, onder de goedkeuring van Zyne Heiligheid Gregorius XVI, ter groote voldoening van al de christelyke familien opgeregt en ingehuld geweest is. De bisschoppen noemden den Eerw. heer Verkest, pastor van Iseghem, professor by de hoogeschool. Nauwelyks bestond dezelve eenige dagen, of er wierd, op den 20 November, een vryzinnige universiteit, te Brussel, ingerigt om de eerste tegen te kanten. In 1835 4 July, deed Mgr. Boussen, als bisschop van Brugge, zyn eerste intrede binnen Iseghem, alwaer hy, by deze gelegenheid, het Vormsel aen 491 persoonen bediende. Den 9 Augustus 1835, is 't Iseghem overleden heer Ivo Devos-Stauthamer, burgemeester van deze stad. Op den 13 Mei 1837, wezende Sinksenavond, wanneer het dikwyls zoo heet is dat de kraeijen gapen, begon het te sneeuwen, | |||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||
gelyk in vollen winter, en, geheel de Sinksenweke, was het zoo koud, dat het iedereen speet de winterkleederen afgelegd te hebben. Die zelfde koude heeft men gevoeld, in 1852, binnen de Sinksendagen, vallende op den 30 en 31 Mei. Binnen den winter van 1837 tot 1838, was men schier noch koude noch vorst gewaer geworden tot 8 Januarius, wanneer het geweldig begon te vriezen tot den 4 Februarius. Bykans al de veldvruchten wierden door den vorst zoo beschadigd, dat de landbouwers zich genoodzaekt vonden hunne akkers te herzaeijen. Den 7 Augustus 1838, overleed te Gent onze voormalige bisschop, Mgr. J.F. Van de Velde, in den ouderdom van omtrent 59 jaerGa naar voetnoot(1).. Op het naderen van 1840 waren vele gemoederen met vrees bevangen: zy verwachtten zich aen alles wat rampzalig en onheil- | |||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||
zaem is. Het jaer 1840 verscheen, en de zon stond op en ging onder zoo als andere jaren. Den 2 Mei 1840, overleed t'Iseghem, heer Augustinus Ignatius Demonie, burgemeester van deze stad. Den 2 December 1843, is Willem, onze voormalige koning, in Holland overleden. | |||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||
Nooit heeft er, binnen Iseghem, een schooner en luisterlyker feest plaets gehad dan dit hetwelk aldaer, den 21 Mei 1845, gevierd wierd, toen de baron en barones Gillès-De Pelichy bezit namen van hun voorouderlyk buitengoed, genoemd het Blauwhuis. Van deze plegtige inhaling, waerin al de inwoners van Iseghem deel namen, zou men een geheelen boek konnen opmaken. Onder menigvuldige jaerschriften, die langs alle kanten prykten, bewonderde men byzonderlyk het navolgende, welk boven het gestoelte des barons, in de kerke praelde: gILLes-De peLIChY feLIX In 1845 heeft de aerdappelenplaeg zich de eerste mael vertoond, van jare tot jare wederkeerende, tot 1862 medebegrepen. De schaerschheid van aerdappelen was zoo groot in 1846, dat dezelve 20 frank den zak golden (100 kilos). Van daer ontstond hongersnood, waerby zich de typhuskoorts vervoegde. Deze twee geesels woedden, voornamelyk, in 1846 en 1847. Te Iseghem, | |||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||
gedurende het jaer 1846, telde men 200 sterfgevallen meer dan geboorten; op het einde van het jaer, stonden er 87 huizen onbewoond. Heer Maes, geneesheer te Iseghem, overleed er, op den 23 Februarius 1846, aen den typhus, als slagtoffer zyner dienstwilligheid om de zieken te meesteren. Twee jaer daerna, 5 Maert 1848, stierf de Eerw. heer Veys, onderpastor van Iseghem, aen dezelfde ziekte, welke hy gekregen had te Cachtem, waer hy, door een apostelyken iever, gewoonlyk de koortszieken de laetste heilige Sakramenten ging bedienen. Ten dien tyde ondervond men te Iseghem hoe goed en voordeelig het is een hospitael te hebben, om het voortzetten van ziekten voor te komen, of ten minste om de besmetting te verminderen. Immers, naermate er arme lieden ziek vielen, wierden ze uit hun huis naer 't hospitael gedragen, waerdoor de besmetting tot de overige huisgenooten niet of maer weinig overging. De inhulding der spoorbaen van Brugge tot Iseghem en Ingelmunster wierd, den 9 Mei 1847, binnen Iseghem, plegtiglyk ge- | |||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||
vierd. Op den naestvolgenden 15 Julius, doorliep het konvooi, de eerste mael, de linie van Brugge tot Kortryk. Het jaer 1848 zal by voortduring den naem van omwentelingsjaer dragen, om de menigvuldige troonen die instortten en schepters die braken. De kroon van Belgenland bleef ongeschonden: als beschut zynde door de wyze grondwet en vooral door de verkleving der Belgen aen de katholyke religie. Op den eersten Oktober 1848 is Z.H. Franciskus Renatus Boussen, bisschop van Brugge, godvruchtig in den Heer ontslapenGa naar voetnoot(1). | |||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||
Den 1 Mei 1849, wierd zyn opvolger Mgr. Joannes Baptista Malou, met een buitengewone solemniteit, in de kathedrale kerk van Sint-Salvator, als XIXde bisschop van Brugge gewyd. Elf kerkprelaten vereerden, door hun aenwezen, deze aendoenlyke plegtigheidGa naar voetnoot(1). | |||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||
Op den 4 September 1849, deed Mgr. Malou zyn plegtige intrede binnen Iseghem; ter dezer gelegenheid bediende Zyne Hoogweerdigheid het Vormsel aen 854 persoonen. Het jaer 1850 is merkweerdig door den zevenhonderdjarigen Jubilé des heiligen Bloede, gevierd te Brugge. Ten gevolge der overvloedige slagregens, dewelke vielen binnen den nacht tusschen den 6 en 7 Augustus 1850, wierd Iseghem, met al de andere Mandelgemeenten, overstroomd. Hetzelfde ongeval kwam, het jaer | |||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||
daerna, op den 6, 7 en 8 Mei, de evengenoemde gemeenten bezoeken. De elfde Oktober 1850 zal gedenkweerdig blyven door het overlyden van Louise, koningin der Belgen, te Oostende. Ter lafenis der ziel onzer koningin, wierd in al de parochiekerken van ons bisdom, een plegtige uitvaert gezongen. Kort te vooren, den 26 Augustus, was haer doorluchtige vader, Lodewyk Philips, te Claremont, in Engeland, overleden. Te beginnen met December 1850 en het volgende jaer medebegrepen, is de jubilé van 't heilig jaer, vergund door Pius IX, in ons bisdom gevierd geweest, en bykans op elke parochie, by wyze van geestelyke zending. 'T was 75 jaer dat de jubilé van 't heilig jaer, ter oorzaek der tydsomstandigheden, in ons land, geen plaets gehad had. In 1852, begonnen de Iseghemnaers hunne nieuwe kerk te timmeren. Mgr. Malou, bisschop van Brugge, legde den 11 Julius, den eeresteen. Den eersten Mei 1855, wierd de nieuwe kerk gewyd door den Weleerw. heer Joannes Seghers, deken van Kortryk. Na deze | |||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||
ceremonie, zong de Eerw. heer Debruyne, pastor van Iseghem, een solemnele Mis, onder dewelke hy het eerste sermoen deed, gelyk hy ook de laetste Mis en het laetste sermoen in de oude kerke gedaen had. Zyn aenspraek, betrekkelyk de solemniteit, bevatte dry hoofdpunten: hy bewees de heiligheid der kerken, omdat zy huizen van God, van gebed en van heiligmaking zyn. De kerken, zeide hy, zyn huizen van God: Domus Dei. Het Opperwezen, de Schepper van het al, heeft de zeeën en rivieren tot gemak des koophandels gelaten; de steden en dorpen tot een vriendelyke samenleving; de velden en bosschen tot 's menschen gebruik; maer de kerken heeft hy tot zyne woning verkozen en ze aen zynen dienst toegeheiligd. Het tweede punt uitbreidende, liet hy zien dat de kerken, by uitmuntendheid, huizen des gebeds zyn: Domus orationis: omdat Gods oogen aldaer, op een byzondere wyze, open zyn tot het aenschouwen van onze ellenden en zyne ooren opgeheven ten einde onze gebeden te verhooren. | |||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||
Eindelyk stelde hy voor oogen dat de kerken huizen van heiligmaking zyn: Domus sanctificationis: omdat al de voorwerpen die men aldaer aentreft, dienen tot zaligmaking der zielen. Na den goddelyken dienst, ontving de Eerw. heer pastor ter tafel een dertigtal uitgenoodigde persoonen, waeronder vele priesters, de baron en barones met de aenzienlykste ingezetenen van Iseghem, zich bevondenGa naar voetnoot(1). Binnen hetzelfde jaer, den 2 September, vallende op eenen zondag, kwam Z.D.H.J.B. Malou, bisschop van Brugge, de kerke konsacreren. Hy wydde ze aen God toe, onder den naem van den H. Hilonius, apostel en eersten pastor van Iseghem. In de tombe van den hoogenautaer begroef hy relikwien der HH. martelaressen Urbana en Simplicia. De plegtigheid begon om 7 ure 's morgens en duerde tot den noen. Onder | |||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||
de hoogmis, gezongen door den Eerw. heer pastor, verheerlykte de Weleerw. heer Faict, superior van het kleine seminarie, te Rousselaere, nu grootvikaris, de feest door een welgepaste aenspraek, ten aenwezen van den bisschop, van den gouverneur, baron de Vrière, van de familie van het kasteel, en van eenen grooten volkstoevloed. 'S namiddags, vereenigde de baron Gillès-De Pelichy, in een feestmael op zyn kasteel, een vyf en twintigtal persoonen, uitgenoodigd tot de kerkwyding. Aen tafel bewonderde een ieder een bevallig suikergebak, de nieuwe kerk verbeeldende. De suikerkerk, verveerdigd te Antwerpen, bereikte, ten minste, eenen meter, zoo in de lengte als in de hoogte. Zy vertoonde maer een halven toren zonder naelde, zoo als de kerk alsdan was. By het nageregt geschiedde er een aengename verrassing, die gansch de tafel vergeestigde. De baron van het kasteel bragt eene suikernaelde in eenen schotel, en verzocht den gouverneur dezelve te willen op den toren plaetsen. Mynheer de Vrière liet zich niet pramen; hy bekroonde den | |||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||
toren met de naelde. Ondertusschen scheen Zyne Hoogweerdigheid aen te merken dat er nog iets aen den toren ontbrak; hy zeide dan aen den heer van het kasteel: Mr. de baron, de toren vereischt dat gy nog een handje bysteket. Daermede eindigde het onverwachte bedryf, onder de algemeene vreugd der aenwezigenGa naar voetnoot(1). Tegen avond wierd de plegtige wyding gesloten, met een lof, gevierd door den bisschop, alsook door eene aenspraek, gedaen door my, en eene verlichting van de kerk. Ter gedachtenis der kerkwyding, vervroegde men de kermis, die, van onheugelyke tyden, plagt gehouden te worden op den zondag na St.-Michielsdag: men stelde ze, voor het toekomende, op den zondag van de weke, waeronder de feestdag van O.L.V. Geboorte gevierd wordt. Op den 23 Augustus 1855, ontstond er in Vlaenderen en Braband een geweldig on- | |||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||
weder, dat vele schade stichtte te Iseghem. Het was gansch den dag stikkend heet geweest; rond 7 ure 's avonds, flikkerden, uit den westen, de eerste weerlichten, gepaerd met geweldige donderslagen. Zy volgden malkander zoo dapper op, dat de stad scheen verlicht te wezen. Daerenboven dreunde de aerde onder een vreezelyke hagelbui, die, met schrikkelyk gedruisch, alles verpletterde. Niemand herinnerde zich ooit zulke ysstukken te hebben zien vallen. Het was als de hagelvlaeg van Egypte. Byna al de vensterruiten, die naer 't noordwesten gekeerd stonden, vielen in. Er bleef niet eene ongeschonden in den gevel van de nieuwe kerk. Gelukkig was het grootste gedeelte van den oogst binnen gebragt of in stuiken gezet! De haver, de peerdeboonen en de boekweit leden veel; maer voornamelyk de tabak, die, als gehakt, te gronde lag. 'S anderendaegs, vond men nog hagelsteenen der grootte van een duivenei of eene okkernoot. Op verscheidene plaetsen lagen er hazen en patryzen, die door den hagel om- | |||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||
gebragt waren. Niet verre van de Kortrykstraet, vond men twee snelloopers, eenen hond, die eenen haes achtervolgde, op eenige stappen van malkaer, ter aerde nedergeveld. Van ten vier ure, eer 't nog klaer was, gingen er Iseghemnaers naer Rousselaere om glazenmakers te vragen. Maer deze, ware hun getal zesmael grooter geweest, zouden nog overvallen van werk geweest zyn te Rousselaere alleen. Tien dagen daerna, was het kermis te Iseghem, en de helft der ruiten was nog niet hersteld. In 1859, deed men te Iseghem, zoo als op alle andere plaetsen van Belgenland, de eerste ronde voor Sint-Pieterspenning. Ter dezer gelegenheid wierd zienlyk en op staenden voet waergemaekt het oude spreekwoord, dat zegt: Hetgene gy al de voordeur weggeeft, komt al de achterdeur weder in. Immers de baron wilde dat de priesters zich ook begaven by de arme huisgezinnen om hunne jonste voor den algemeenen Vader der Geloovigen te ontvangen, opdat deze ook deelachtig zouden worden der verdiensten van dit edel werk; maer zie, hy gaf | |||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||
aen de inzamelaers last van, op zyne rekening, een halven frank uit te deelen aen iedere arme familie die vier of vyf centimen zoude geven om den paus ter hulpe te komen. By koninklyk besluit van 22 September 1861 wierd er eene toelaeg van 6,000 franks toegestaen aen het gemeentebestuer van Iseghem, om de onkosten te helpen dekken der kassywerken van den beurtweg van Iseghem naer Winckel-St.-Eloy. By koninklyk besluit van 27 September 1862, wierd er eene toelaeg van 550 franks toegestaen aen de opzigtskommissie van het leerwerkhuis, bestuerd door den heer Maes-Van Campenhoudt, te Iseghem, om in de onkosten van dat gesticht te voorzien gedurende het loopende jaer. |
|