Parochieboek van Iseghem, gevolgd door de levensbeschrijving des H.Hilonius
(1862-1863)–G.F. Tanghe– Auteursrechtvrij
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Parochieboek van Iseghem.§ I.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ofschoon Iseghem, in evenredigheid zyner bevolking, niet groot in lande is, en dat zyn verste grondgedeelte nauwelyks drie kwartier uers van de parochiekerk verwyderd is, zoo paelt het evenwel nog aen zes gemeenten, te weten: Ingelmunster, Lendelede, Winckel-Sint-Eloy, Rumbeke, Cachtem en Emelghem. De bodem van Iseghem, tamelyk plat en leeg, vertoont niets dan eene wyduitgestrekte vallei, dewelke alzoo eene tusschensoorte van land bevat. Van noorden, vindt men veel ligten grond, doch niet van de slechte soort die maer dient voor boekweit, spurrie, sparrenhout en brem. Zuidwaerts is het land doorgaens zwaerder, beter, vetter, en bekwaem om de schoonste tarwe te dragen. De Iseghemsche landbouwers toonen, alle jaren, zoo veel het van hen afhangt, dat zy zich aen hun vak verstaen. Het is een vermaek om zien wat schoone vruchten zy opdoen. Ook verkeeren zy, in 't algemeen genomen, onder tydelyk opzigt, in voorspoed en welstand: hetgene toe te schryven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
is niet alleen aen hunne ervarenheid en oppassing, maer ook aen hunne zedelykheid en huishoudende spaerzaemheid. Langs den noordkant, wordt de landbouw niet zelden door overstroomingen verhinderd en beschadigd. Alzoo heeft het Mandelriviertje, in plaetse van voordeelen, meermaels, vele schade medegebragt, niet alleen aen de oeverlanden, maer ook aen de gezondheid dergenen die er omtrent wonen. II. Iseghem bevat in lande 1430 hektarenGa naar voetnoot(1). De bevolking, volgens ambtelyke opgave van 1846, beloopt tot 8,184 zielen, verdeeld in 17 sektien en in 1,672 huizen als volgt: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De bevolking is zeer aengegroeid sedert een honderdtal jaren. In 1757, waren er slechts 1259 huisgezinnen, terwyl deze, in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1846, beliepen tot 1,789. In 1786, bevonden er zich maer 6,525 zielen: hedendaegs is dit getal omtrent van 2,000 zielen vermeerderd. Even gelyk de bevolking zeer aengegroeid is sedert eene eeuwe tyds, zoo heeft de armoede, in evenredigheid, nog veel meer toegenomen: In 1757, telde men alleenlyk 150 arme huisgezinnen; terwyl dezelve, in 1846, beliepen tot 496. Wat verschil!
III. Zoo als in voorgaende tyden, leven de inwoners nog hedendaegs van den landbouw, de nyverheden en den koophandel. Hun welstand moet nog al voldoende wezen, vermits men onder hen een honderd en zeventigtal kiezers voor de Statenkamers telt. Niettegenstaende de gemeente niet groot is in uitgestrektheid, zyn er nogtans vele landbouwers, omdat hunne gebruiken doorgaens niet groot zyn, en dat er weinige gronden onbezaeid liggen. Zonder te spreken van de mindere hofsteden, vindt men er van zeventig tot tachtig, die peerden houden. Is dit niet een groot getal? Voor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dezen vergenoegden zich de kleine landlieden niet met akkerwerken, maer zy voegden er de linnenwevery by, even gelyk sommige hedendaegs hun bedryf beginnen te paren met eene cichoreifabriek. Deze twee nyverheden schikken goed voor het akkervolk, omdat zy de noodige grondstoffen zelven opdoen. Men mag zeggen dat de stad, ten allen tyde, om hare menigvuldige en verschillige nyverheden vermaerd geweest is. Behalve al de ambachten, die voorzien in de eerste noodwendigheden van den mensch: in zyne tafel, kleeding, woning en huisraden, bezit Iseghem allerhande manufacturen, fabrieken en kunstwerkplaetsen. By de vreemdelingen zyn de hoeden- schoen- en borstelmakeryen het meest bekend. Waerom? Wy weten het niet. Onder de nyverheden zyn er twee, die plagten heilzame bronnen te zyn zoo van zedelyken als van stoffelyken welstand; te weten: de wollenwevery en de vlasnyverheid. De manufactuer van wollen stoffen onderbleef binnen de XVIIde eeuw, en beroofde menigen ambachtsman van zyn brood. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maer de vlasnyverheid bleef staen en kwam des te meer op, om naderhand, op hare beurt, hetzelfde lot te onderstaen, waeraen alle tydelyke zaken onderworpen zyn. Lange jaren heeft deze nering aen een gedeelte der ingezetenen rykdom, of ten minste, aen honderde huisgezinnen een gemakkelyk en zedig bestaenmiddel bezorgd. Wy hebben dezelve weten bloeijen, en daerna langzamerhand, zoo als een ouden boom, die vergaet, ten onder komen, en met haren val eene menigte van handen zien ledig vallen. Groot is de ruimte, welke de ondergang der vlasnyverheid opengelaten heeft! tot alsnu is dezelve niet konnen vervold worden, alhoewel men, ten dien einde, vele poogingen aengewend hebbe. Daer ligt, ten deele, de oorzaek der aengroeijende armoede, welke, in vergelyking van verleden tyden, nu meer dan verdubbeld is.
IV. De oudheidskundigen hebben zich veel onledig gehouden met den naemoorsprong van Iseghem op te zoeken, doch zy hebben maer gissingen konnen maken. Tot nu toe is de zaek niet opgelost: Et adhuc sub judice | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lis est. Het is wel zeker, volgens Adriaen van Schrieck en de hedendaegsche taelkundigen, dat hem een celtisch woord is, hetwelk, onderander, beteekent woonhuis, verblyfplaets, paleis, enz. Maer wat wordt er verstaen door de eerste letters van den toenaem, door Ise? Sommige schryvers meenen dat Iseghem bediedt Verblyfplaets van Isis, een heidensche afgodin, en hun gevoelen is niet onwaerschynlyk. Van den eenen kant, is 't zeker dat, op bevel van keizer Augustus, uitgevoerd door Tiberius, volksplantingen van Sweven en Sikambers, ten getalle van 40,000, uit Germanië, over den Rhyn gebragt en in België geplaetst geworden zyn. Naer 't schynt, zouden de Sweven, ten meerderen deele, het land omtrent Kortryk bekomen hebben, zoodat de dorpen Sweveghem en Swevezeele van hen hunnen naem behouden hebben. Van den anderen kant, is 't buiten twyfel dat een gedeelte dezer natie de Egyptische afgodin aenbad, volgens Tacitus, die zegt: Pars Suevorum et Isidi Sacrificat: Een deel van de Sweven dragen ook Isis offranden opGa naar voetnoot(1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mynheer De Bast verhaelt dat de afgodery van Isis in Belgenland, door de Romeinsche legers of door de Sweven, gebragt is; volgens hem, had die afgodin hare tempels in Gaulenland; zelf beweert hy dat men, by Doornik en te Antwerpen, eenige van hare standbeeldekens gevonden heeft. Eindelyk voegt hy er by dat hy aen de naemoorsprongzoekers de zorge overlaet van uit te leggen of de aloude plaetsen van Isendyck, Iseghem, enz. haren naem aen de afgodin Isis niet zouden ontleend hebbenGa naar voetnoot(1). De geschiedschryver JJ. De SmetGa naar voetnoot(2), na bemerkt te hebben dat Iseghem misschien de Woonplaets van Isidorus beteekent, waervoor men eertyds, by inkorting, Yse of Ise schreef, zegt dat eenige geleerden daerin de Verblyfplaets van Isis lezen, en dat hun gevoelen waerschynlyk is. Wy nemen dit gevoelen aen; maer wy voegen er by, met Horatius, dat degene die iets zekerders weet zyn spreken heeft: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
...... Si quid novisti rectius istis, Candidus imperti. Zoodan, even gelyk Thourout, mogelyk, zynen naem behouden heeft van een bosch [hout], waer de afgod Thor aenbeden wierd, aldus zal Iseghem, naer alle waerschynlykheid, den naem blyven dragen hebben van de verblyfplaets of den tempel van Isis, waer de afgodin gediend wierd. De oorsprong des bynaems die, in de wandeling, aen Iseghem, even als aen vele andere steden en dorpen, gegeven wordt, is niet min duister en onzeker. Gelyk men weet, er zyn weinig bevolkingen in Vlaenderen of zy voeren eenen toenaem. Alzoo zegt men kluchtsgewyze: de Gentsche Stroopdragers, de Brugsche zotten, de Ipersche kinderen, de Kortryksche pasteiëters, de Meenensche wagenwielvangers of kandeeleters, de Rousselaersche kermishouders, of oolyk Rousselaere, de Poperingsche gekkers of vachtplukkers, de Thouroutsche grootsprekers of boffers, enz. enz. Het is hier de plaets niet al de oorsprongen dezer bynamen op te helderen. Wy | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hebben alleenlyk iets te zeggen over den welbekenden toenaem van Iseghem. Waerom en ter welker gelegenheid, heeft men beginnen te zeggen: Boos Iseghem? Strekt die bynaem tot vernedering of wel tot verheffing van de stad? Hierop zullen wy, ten minste, door gissingen, aen de nieuwsgierigheid der lezers trachten te voldoen. Als een versleten kluchtje en een louter fabeltje houden wy hetgene verteld wordt wegens den eersten zendeling van Iseghem, alsof hy, aldaer gesteenigd zynde, zou uitgeroepen hebben: O Boos Iseghem! en dat, van dan af, die bynaem aen de parochie geplakt zou gebleven zyn. 'T is wat meer dan waerschynlyk dat Iseghem zynen toenaem maer zal gekregen hebben, na 1560, omdat Eduwaert de Dene, een brugsche dichter, in zyn Testament Rhetoricael, ten dezen jare gemaekt, en waerin hy, op rym, zyn langen adieu zegt aen Vlaenderen en aen al de steden of parochien, die eenen toenaem hadden, geen gewag maekt van Iseghem, daer hy nogtans spreekt van veel mindere parochien, zoo als: Comen, Oudenburg, Ghistel, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Meessen, Coolkerke, Denterghem, Wenduyne, Blankenberghe, Heyst, Ruysselede, Loo, enz. enz. Volgeern willen wy den oorsprong van den toenaem trekken uit de beschryving van Iseghem door Gramaye, die de inwoners verheft over hun schrander vernuft: Municipum industriâ. Inderdaed, Boos beteekent niet alleen kwaed, slecht, het tegengestelde van goed, maer, in de wandeling genomen, beduidt dit woord ook, op sommige plaetsen, vernuftig, ervaren, behendig, fyn, gauw, wakker en alles wat van dien aerd is. Welnu, zoo het genoegzaem bekend is, vermits de Iseghemnaers, sedert eeuwen en eeuwen, zich lieten onderscheiden door hun vernuft en hunne ervarenheid zoo in konsten als in ambachten, en dat zy daerby wel ter tale waren om hunne koopgoederen aen den man te brengen, wakker om alle gelegenheden waer te nemen, zonder moeite of arbeid te ontzien, ware 't zeker geen wonder dat men hunne geboorteplaets, volgens den besten zin, Boos, dat is, Vernuftig en Wakker Iseghem zou genoemd hebben. Dus moet de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bynaem dienen niet tot vernedering, maer tot roem der inwoners.
V. Iseghem praelt met een zeer schoon en ruim kerkgebouw, dat maer onlangs uit den grond nieuwgemaekt is. Hedendaegs wordt de parochie bediend door eenen pastor met vier onderpastors. Voor den Geuzentyd, zoo als bestatigd wordt door een stuk, berustende onder de kerkarchieven, waren er diversche kapellaensGa naar voetnoot(1) of onderpastors; maer sedert dit tydstip tot het midden der XVIIIe eeuw, was er slechts een onderpastor; de bisschop van Doornik voegde er eenen tweeden by, in 1760; de bisschop van Gent, eenen derden, in 1802; de bisschop van Brugge, eenen vierden, in 1839. 'T is te verwonderen, ja, schier onverstaenbaer hoe de weinige geestelyken, voormaels, den dienst konden verrigten. Maer, men neme in aendacht dat zy eenen hulppriester vonden in den direkteur | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van het voormalige klooster. Daerenboven kwamen er paters van biddende ordens, meermaels 's jaers, op gestelde tyden, in den geestelyken wyngaerd werken. De Rekolletten, Kapucynen en Jesuiten van Kortryk, de Augustyners van Rousselaere, waren altyd gereed om dienst te doen, hetzy om te prediken, hetzy om biechte te hooren. Zelfs was er een van hen, die regelmatig, op eenen zondag van elke maend, kwam biechte hooren. Het was de wensch van het magistraet dat de paters daertoe ontboden wierden, vermits zy een pensioen tot hun onderhoud in den budget der parochie bragten. Indien zy dienaengaende in gebreke waren, wilden ze dat erin voorzien zou worden uit de middelen der kerkfabriek. Tot het konkordaet van 1801, had Iseghem altyd onder Doornik gelegen. Deze onderhoorigheid duerde omtrent elf eeuwen; want, het schynt, volgens Malbrancq, dat Acharius, bisschop van Doornik, Audomarus, bisschop van Teruane en Amandus, apostel van Vlaenderen, de palen hebben aengewezen, die deze twee bisdommen van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
malkander zouden scheidenGa naar voetnoot(1). Indien het zoo is, deze bepaling moet geschied zyn omtrent het jaer 640. Volgens deze rekening, zou Iseghem omtrent 1162 jaer onder het bisdom van Doornik gelegen hebben. Na de inrigting van veertien nieuwe bisdommen in de Nederlanden, die plaets had, krachtens de apostelyke bulle van 1559, was Iseghem niet alleen de laetste parochie des bisdoms van Doornik, maer ook de grenspael van andere bisdommen. Er bestond aldaer eene plaets, waer vier gemyterde hoofden, elk op zyn grondgebied blyvende, malkander konden spreken. De bisschoppen van Doornik, Brugge en Gent, konden, met den abt van Oudenburg, byeenkomen, zonder de palen hunner heerschappy te verlaten. Afgescheiden zynde van Doornik, wierd Iseghem onder het heringerigte bisdom van Gent gerangschikt. Deze verordening duerde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tot het jaer 1834, wanneer de parochie onder het heringerigte bisdom van Brugge kwam schuilen. Voor de inrigting der nieuwe bisdommen in de Nederlanden, lag Iseghem onder het aertsdiakenschap van GentGa naar voetnoot(1) en onder de dekeny van Rousselaere, en, sedert dit tydvak, onder het aertsdiakenschap van Doornik en onder de dekeny van Kortryk. De parochie, als sukursale van Ingelmunster, maekte, sedert het begin der loopende eeuw, deel van de dekeny van Thielt, toen zy, in 1839, zoo als voormaels, onder de dekeny van Kortryk wederkeerde. In voorige tyden, had de plaetselyke heer het vermogen van de kostery te vergeven; gelyk de prelaet of abt van Sint Martens, te Doornik, als patroonheer der kerk, het regt van aenbieding of benaming tot de pastory bezat. Dus kon de bisschop, zonder de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tusschenkomst van den abt, de openvallende pastory niet vervullen. Om het tafereelken, betrekkelyk de kerk te voltrekken, behoorde er nog iets bygevoegd te worden wegens de tiendheffers en hunne lasten. Hunne verpligtingen bestonden in de helft der herstellingskosten van de kerk te dragen; het andere deel wierd door de parochie bekostigd. Daerenboven waren zy gehouden, elk, hun aendeel te geven in het supplement van het pastoreel pensioen. Er bestaet nog een memorie van pastor Braye, dragende de date van 1770 of een gedenkschriftje, waerin aengeduid wordt wie alsdan tiendheffers waren, en hoeveel zy hem jaerlyks moesten uitkeeren. Ziehier een uittreksel van dit stuk: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Opgave van het supplement van jaerwedde, toegewezen aen de pastory van Iseghem.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
By de evengenoemde tiendheffers, moet men voegen de abdy van Duinen, te Brugge en de kapelle van Sinte Catharine, te Ryssel. Oudtyds oefende de pastor, gelyk het redelyk is, grooten invloed zoo over het arm- als over het kerkbestuer. Hy aenhoorde en onderteekende, benevens den plaetselyken heer of den hoogbalju, zynen plaetsvervanger, de disch- en kerkrekeningen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hedendaegs zyn deze besturen veel van gedaente veranderd, ten gevolge der verordeningen, welke de Staetsregeringen opvolgelyk ingevoerd hebben. Volgens de bestaende wetten, is de pastor, met den burgemeester, van regtswege, erfachtig kerkmeester; maer voor de dischzaken heeft hy het eeuwenoude gezag verloren. Onder burgerlyk opzigt was Iseghem, in voormalige tyden, gelegen in de Kasselry van Kortryk en de Roede van Meenen, zoo nogtans dat het, wegens de betaling van 's landslasten, met en onder Rousselaere, gevoegd was aen de Kasselry van Yper. Zyn rang was grootsch, om zyn aenzienlyke heerlykheid, die eerst tot een graefschap en naderhand tot een prinsdom verheven wierd. Deze heerlykheid had hare wet, samengesteld uit eenen hoogbalju en burgemeester, met een volle bank van zeven schepenen. De plaetselyke heer benoemde de wetheeren. Boven de regering van het prinsdom, bestonden er vele andere besturen van heerlykheden, die in de parochie lagen. Al deze heerlykheden en besturingswyzen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verdwenen met het graefschap van Vlaenderen, hetwelk in de fransche republiek ingelyfd wierd. Welhaest kwam Iseghem te voorschyn, als een afhankelykheid van het kanton van Ingelmunster, onder het departement der Leije, en onder het arrondissement van Kortryk. Het gemeentebestuer bestond uit eenen meijer, met twee adjointen en eenen kommissaris. Nadat het fransche keizerryk ten einde geloopen was, vervielen de katholyke met de noorderlyke Nederlanden onder den schepter van Willem I, die, ten deele, de oude benamingen der bestierders of beambten herinvoerde. Dus wierd Iseghem wederom, zoo als 't nog is, bestierd door wetheeren, onder den naem van burgemeester en schepenen. Tot den rang van stad verheven in 1817, scheen deze verheffing als een eerste stap te wezen om hoofdplaets van kanton te worden. Inderdaed, krachtens koninklyk besluit van 6 Julius 1830, wierd de hoofdplaets van kanton aen Iseghem toegewezen; maer dit besluit is niet uitgevoerd geweest, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ten gevolge der belgische omwenteling, die kort daerna uitborst. In 1848 wendde zich de gemeenteraed van Iseghem, te samen met de regering van Cachtem en Emelghem, tot de Kamer der volksvertegenwoordigers om de uitvoering daervan te verzoeken, ten dien einde de doorslaendste beweegredens gevende. De Kamer verzond het verzoekschrift ten advyze der provintiale Staten van Westvlaenderen, dewelke, in zitting van 13 Julius 1849, met 35 stemmen tegen 20, zich verklaerden ten voordeele des verzoeksschrifts, hetwelk het gemeentebestuer van Iseghem ingediend had. Desniettemin is de opperplaets van kanton tot alsnu aen Ingelmunster verbleven. Iseghem komt onder de vyftien steden van Westvlaenderen: in deze hoedanigheid, handelt zyn gemeente- kerk- en armbestuer onmiddelyk met de provintiale overheid. Hedendaegs (July 1862), heeft de stad voor burgemeester en schepenen de navolgende heeren:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het algemeen overzigt mag niet geeindigd worden zonder gewag te maken van eenige merkweerdigheden die strekken om deze plaetselykheid, meer of min, te verluisterlyken. De geschiedschryvers van voormalige tyden aenmerken dat deze plaets vermaerd was uit hoofde van hare jaermarkten, halle en lakenwevery; daerenboven was zy, volgens hen, aenzienlyk door het gerief der Mandelrivier, de nyverheid der ingezetenen, de vruchtbaerheid van den grond, alsook door het kasteel met zyn prinselyk leenhof. In het prinsdom van Iseghem wierden verscheidene persoonen geboren, die hunne geboorteplaats roem en luister bygezet hebben; van hen zal er hieronder een eervol gewag gemaekt worden. Was 't niet langs den oever der Mandelrivier, op Iseghem, dat het gevecht begonnen is, in de jaerboeken bekend onder den naem van Ingelmunsters veldslag? Deze historische gebeurtenis, en het aloude voorregt van eene wekelyksche en welbezochte markt, alsook van twee wydvermaerde jaerfeesten, dient dit alles niet om de gemeente te verluisterlyken? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorheen praelde, niet zonder reden, de bevolking met een klooster van Grouwzusters, waeruit twee andere gesproten zyn. Deze inrigting viel neder onder den hamer en de byl der fransche omwentelaers, en verdween voor altyd. Gelukkiglyk zyn verscheidene andere gestichten in de plaets gekomen, te weten: de Zusters van Maria, met hare armschool en pensionaet; de Zusters van Liefde, met haer ziekenhospitael en weezenhuis voor de meisjes; het oude-Mannenhuis en oude-Vrouwenhuis; de voortreffelyke Gemeenteschool van de heeren Pollet, enz. Daerby verwacht men, van een grooten weldoener, de stichting van een weezenhuis voor de knechtjes. Met een woord, alle parochiale inrigtingen, die op de volkrykste plaetselykheden, tot heil en nut des menschdoms, bestaen, zyn by de Iseghemnaers in voege. Zondagscholen en Kongregatien voor beide geslachten, Vergadering van Tertiarissen, Konferentie van den H. Vincentius a Paulo, Genootschap der Jufvrouwen van Bermhertigheid, dit alles is in vollen bloei. God geve dat de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voornoemde gestichten en inrigtingen op denzelfden bloeijenden voet voortduren! Hetgene niet weinig tot luister strekt, is dat Iseghem voormaels een der twaelf Pairschappen der stad en Kasselry van Kortryk wasGa naar voetnoot(1). Doch de oudste en zeldzaemste van al de merkweerdigheden, is dat de Iseghemnaers eenen heilige voor apostel en eersten pastorGa naar voetnoot(2) gehad hebben, namelyk den H. Hilonius, wien zy, van onheugelyke tyden, als patroon van hunne kerk vieren. |
|