den in dien blik. In het aangroeiende licht van den nieuwen dag hing de stilte zwaar en strak. Daaronder ziedde de geheime strijd van de twee mannen: een heete, broeiende bodem, waaruit deze sluipmoord onmeedoogend omhoog schoot als een fanatieke parasiet.
‘En wéét Roeki dan wie de hoofddader is?’
‘Misschien weet Roeki het....’
‘En de anderen weten het niet?’
‘Misschien weten de anderen het ook....’
‘Waarom is dan juist Roeki weggeloopen?’
Even weifelde Amat, deze vraag overwegend. Dan, flauw glimlachend, zei hij:
‘Misschien is hij bang.... hij is nog een nieuwe koelie.’
De gedachten van den assistent gleden terug naar het politie-onderzoek op de estate. Alle koelies op een rij. Allen antwoordend met hetzelfde stereotiepe antwoord: ‘Tida tahoe....! ik weet 't niet....!’
‘Maar voor de politie heeft iedereen geloochend iets te weten.’
‘Takoet!’
‘Voor wien waren zij bang?’
‘Voor den dader misschien.... Waarschijnlijk is hij een djahatte koelie....’
Noer ging even verzitten.
‘Nu geen lange verhalen, mandoer! Wie heeft het gedaan?’
Amat veegde over zijn mond, keek achterom naar de drie gehurkte menschen.
‘De getuigen....’ begon Amat langzaam en hield zijn blik scherp op Sentono en Saïma.... ‘de getuigen zeggen, dat Noer het gedaan heeft.’
‘Tida!!’ zei Noer hartstochtelijk... ‘Ik was het niet.’
‘Diam!’ beval de assistent. Toen, zich wendend tot den mandoer: