Eerste lees-oefening.
Iemand is volmaakt heer en meester van zich zelven, wanneer niemand
over zyn doen of laaten iets te zeggen heeft.
Als zo iemand iets maakt, dat hoort hem dan ook volmaakt toe. Dan kan
hy zeggen: dat is volstrekt myn; en dan mag het hem niemand
afneemen.
Al wat aan iemand volmaakt toebehoort, daar mede kan hy doen, of daar
aan kan hy gebieden of verbieden wat hy wil; te weeten, als hy heer en meester
is van zich zelven: doch let wel! hy mag nooit iets kwaads willen; en hoe
verstandiger en braaver hy is, dies te minder kan hy ook iets kwaads
willen.
Geen Kind kan heer en meester zyn van zich zelven. Het staat altyd
onder het gebied van zyne Ouders, of van andere menschen, die over hem gesteld
zyn. Het moet altyd gaarne hunnen wil doen, en het moet vertrouwen, dat alles,
wat zy hem zeggen of beveelen, zeer goed voor hem is.
Gy zult naderhand leeren, wanneer en in hoe verre elk volwassen mensch
heer en meester van zich zelven is, of kan zyn.