Zesde spel- en lees-oefening.
Neen, nooit mag een Kind ge-bie-den of ei-schen: het kan im-mers niets
heb-ben zon-der de goed-heid van an-de-ren.
Wan-neer een Kind gaar-ne iets had, dan moet het al-tyd be-leefd
vraa-gen, en te vre-den zyn, als men het hem wei-gert.
Als men hem het ge-vraag-de toe-staat of geeft, dan moet het dank-baar
zyn.
Men is dank-baar, als men ie-mands goed-heid er-kent, en hem daar voor
ook gaar-ne ee-nen dienst wil doen.
Welk ee-ne zorg en lief-de heb-ben de Ou-ders niet ge-duu-rig voor hun
Kind!
En als de Ou-ders eens oud en zwak worden, zou het dan ook niet al-le
mo-ge-ly-ke zorg en lief-de voor hun heb-ben?
Een on-dank-baar mensch is het le-lyk-ste en slegt-ste ding, dat op
den Aard-bo-dem kan lee-ven.