Vyfde spel- en lees-oefening.
Als gy ie-mand iets be-looft, dan wilt gy dat hy ver-trou-we, dat gy
het ook zult doen.
Men mag nooit iets be-loo-ven dan met een vast voor-nee-men om woord
te hou-den.
Daar-om, eer gy be-looft, be-denkt eerst wel, of gy het ook kunt of
moogt doen.
Wat gy niet kunt of moogt doen, dat moogt gy ook nooit be-loo-ven.
Een Kind moet al-toos te vre-den zyn met het geen men hem geeft.
Men geeft niets aan een Kind, dan in de mee-ning dat het goed voor hem
is.
Als het niet goed voor hem zou zyn, das mag men het hem niet laa-ten
hou-des.
Foei! dat zyn zeer lé-ly-ke Kin-de-ren, die met schreeu-wen of
an-de-re kuuren ie-mand trach-ten te dwin-gen om hun-nen wil te kry-gen.