Pligten omtrent onderhoorigen.
Uw gezag moet met zachtheid gepaard gaan; regeer veelëer door
bescheidenheid dan door strengheid
Heeft uw bediende een' misslag begaan, tracht hem van zijn vergrijp te
overtuigen, liever dan hem uwe gramschap te toonen; en indien hij zijn' misslag
bekent, vergeef hem dan denzelven.
Herinner u altoos dat hij uws gelijken is, en dat gij het verschil 't
welk tusschen u en hem bestaat, verschuldigd zijt aan de goedheid van God,
geenszins aan uwe verdiensten.
Duld niet dat uwe kinderen een' toon van gezag tegen uwe onderhoorigen
voeren, maar duld even weinig dat dezen zich te gemeenzaam met uwe kinderen
maken.
Voorkom het aanbrengen zoo veel mogelijk; maar leen intusschen uwe
ooren aan de klagten, indien de zaak het waardig is, en doe regt den genen aan
wiens zijde het regt is.
Een kind moet vragen, niet gebieden. Een dienstbode moet voor 't minst
toegeven, zoo hij al niet gehoorzaamt.