bladen tot een Nageregt of Banquet voor de Liefhebbers kome voor te zetten. Die dezelve leezen en mishagen, verdoeme haar vry ten vyere of in een heimelik verterk, d'Ontsanger noch den Drukker zalder niet over gebelgt sijn; dewijle hy vermaak schept om u zomtijds eens te doen lacchen, of de gefronste tronie in een vriendelijke te sien veranderen. Wat'er verder diende gezeit te worden, leest dat in de Voorreden van d'andere drie Deelen, en weet dat ik blijf als voren.
Messieurs en Liefhebbers der Koddigheden.
Uw Medevriend
JEROEN JEROENSZ.