Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden
(1673)–Hieronymus Sweerts– Auteursrechtvrij
[pagina 175]
| |
Toon: Psalm 77. Ik heb mijn stem opgeheven. en Psalm 86. O Heer opent my uw' ooren.
GRoote Schepper van mijn leven,
Die my hebt uw heyl gegeven,
En verquikt mijn leven lank,
Hoort doch nu mijn lof en dank:
Eere zy uw Naam gezongen,
Beyd' van aardsch' en hemel-tongen,
En mijn ziele zal altijt,
Door uw goetheyt, zijn verblijdt.
| |
[pagina 176]
| |
2.
Maar, Heer, als ik overwege,
Hoe ik midden in uw zegen
Heb gestruyckelt en misgaan,
Och dan moet ik schaamroot staan.
Heer ik zie mijn dagen slijten,
En 't gemoet komt my verwijten
Dat ik groflik heb gedwaalt,
En uw weldoen noit betaalt.
3.
Doch wilt met mijn ziel op heden
Niet na recht ter vyerschaar treden,
Want ik moest van uw aanschijn
Eeuwig dan verstoten zijn.
Wilt my in genaad' ontfarmen,
Grijp my in uw liefde-armen,
Op dat al het volk bekent
Dat gy goet zijt zonder endt.
4.
Heer, de geest is wel genegen
Om te wand'len in uw wegen;
Maar het vleesch, tot mijner schandt,
Neemt gedurig d' overhandt.
Hoe lang zal ik zijn gebonden
Aan dit booze vleesch der zonden,
Dat mijn goede wil bespot,
En beoorlogt u mijn Godt?
5.
Daalt doch neder in mijn ziele,
Dat ik heylig leer vernielen
Alles wat u tegen-streeft,
En uw ziele walg voor heeft.
En zo ik iets mach verwerven,
Blijft doch by my op mijn sterven,
En als my de doodt bestrijdt,
Toont dat gy mijn leven zijt.
| |
[pagina 177]
| |
6.
Als mijn tong wort swaar in 't spreken,
Als 't gezicht begint te breken,
Als het al beswijkt in my,
Staat my dan, Heer Jesu, by.
Och laat dan uw bitter lijden
My vertroosten en bevrijden,
En door uw gezegent bloet
Voelen al mijn schult geboet.
7.
Heb ik niet genoeg gestreden,
Of niet wakende gebeden,
Gunt my d' overwinnings-kroon
Uyt genade, niet na loon.
Wilt uw schepsel zo niet haten
Dat gy 't eeuwig zoudt verlaten
Om sijn' zonden, die gy weet
Dat hem zijn van herten leet.
8.
Doch terwijl' ik hier noch leve,
Wilt my die genade geven
Dat ik alle dagen sterf,
Om te leven in uw erff.
Leer my 's werelts ydelheden,
Ider tredt, op nieu vertreden,
Door 't herdencken van uw Rijk,
En uw goetheyt te gelijk.
9.
O Heer Jesu, groote Koning,
Wy verlangen naar uw wooning,
Komt ontbint ons, toef niet lang,
Want dit leven valt ons bang.
Waar dat wy ons henen wenden
't Is vol moeyten en elenden,
Dies onz' Bede is eerst en laatst,
Komt, Heer Jesu, komt doch haast.
AMEN. |
|