Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden
(1673)–Hieronymus Sweerts– Auteursrechtvrij
[pagina 139]
| |
Toon: 't windeken daar den bos af drilt.
FIere Vroukens, net en kuys,
Krachtig prachtig in uw huys,
Die uw' eere
Zoekt te meeren,
Om by 't vrouwelijk-geslacht
Voor net en reyn te zijn geacht.
| |
[pagina 140]
| |
2.
Ey wat maakt g' u zelven moe,
En legt al uw yver toe,
Al uw slaven,
Al uw draven,
Om te winnen deze Niet,
Datmen uw huys recht zinlijk ziet.
3.
's Morgens eer de zon op gaat,
Zijtg' in huys of op de straat,
Aan het schuren,
Balk en muren;
En het snijdt u door het hert,
Zo maar uw vloer bezoetelt wert.
4.
Alles waar g' uw voeten zet,
Moet zijn puntig, reyn en net:
Niet een stofje,
Niet een lofje,
Niet een waassem dult uw zin,
Op al uw koper, blik, en tin.
5.
Komt dan de Mey-tijdt voor de handt,
Alles moet weer van de wand:
Dan aan 't ragen,
Schuren, vagen.
Zeg wat is die woelery
Anders als dolle razerny?
6.
O swacke Vrouwtjens hadt gy tijdt,
En een weynig lust en vlijt,
Om in 't woelen
Eens te voelen,
Hoe uw ziel vervuylt en dort,
Daar het niet eensjes Mey-tijt wort.
| |
[pagina 141]
| |
7.
Zo gy uw eygen ziel eens zaagt,
Die dus lang niet is gevaagt,
Gy zoudt grouwen,
En schier spouwen,
Ja gelooven voor gewis,
Datze noit schoon te krijgen is.
8.
Waarje zit, of waarje staat,
Watje denkt, of watje praat,
Heele uren
Is 't van schuren,
En van uw zielen-vuyligheyt,
Wort in een jaar geen woort gezeyt.
9.
Zeg, hoe verzuymje dus, tot schant,
Dit uw allerdierste pant?
Daar op aarde
Niets in waarde
Kan bereycken 't minste deel
Van dit zeer kostelijk juweel.
10.
Weet vry dat uw best cieraat
In een reyne ziel bestaat,
Zijt dan matig,
Net en statig,
Pronkt u met de goude deugt,
Dat geeft de Engelen een vreugt.
11.
En Godt,die in den hemel woont,
En der zielen kuysheyt kroont,
d' Opper-koning
Eert die woning;
Dies hy met sijn Hofgezin
Zellef komt tot die zieltjes in.
| |
[pagina 142]
| |
12.
Wel fiere Vroukens, teer geslacht,
Toom uw woelery en pracht;
Leer na dezen
Puntig wezen
Op uw ziel vol vuyligheyt,
Meer als op 's werelts ydelheyt.
13.
Zindlikheyt en is niet quaat,
Als men houdt de middelmaat,
En uw Heere
Krijgt sijn eere:
Maar 't is quaat, schoon 't yder prijst,
Als 'er uw Godt alleen voor ijst.
14.
Kiest dan met Mary het best,
Dat gy hooren meugt op 't lest;
Komt, mijn schoone,
's Hemels woone
Heb ik voor u toebereyt,
Leeft daar met my in eeuwigheyt.
AMEN. |
|