Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden
(1673)–Hieronymus Sweerts– Auteursrechtvrij
[pagina 108]
| |
Toon: Zo lang is 't muysjen vry, &c.
O Mensch die t' elckens zeyt,
't Is alles Ydelheyt;
Ay zeg eens, of gy zelf dit zeggen wel gelooft,
Terwijl gy door uw doen dees goude spreuk verdooft.
2.
Al wat de werelt mint,
Daar zijt gy toe gezint:
Gy jaagt na staat en eer, na wellust, en na schat,
Als of 'er al uw heyl en zielen-troost in zat.
3.
Gy reyst langs zee en lant
En oeffent uw verstant
Waar dat gy gaat of staat, het zy by nacht of dag,
Hoe gy dit goet, dat gelt, of ampt bekomen mach.
| |
[pagina 109]
| |
4.
En schoon gy 't een al krijgt,
Gy loopt, gy swoegt, gy hijgt,
En rust niet, voor dat gy het ander ook bejaagt;
En als gy dit al hebt, gy noch na grooter graagt.
5.
Terwijl gy mensch dus weyt,
Langs deze Ydelheyt,
En als uw ziel en lijf dus om dit Yd'le wroet,
Ay zeg, vergeet gy niet uw Godt het hoogste goet?
6.
O ziel vol Ydelheyt,
Hoe wort gy dus verleyt,
Dat gy, zo dol, zo dwaas, des werelts Niet verkiest,
Waar door gy uwen Godt, het opper-Al verliest?
7.
Keer mensch het is noch tijt,
Verdwaal niet al te wijt;
Des werelts staat en eer, haar wellust, en haar roem,
Is als een water-bel, een rook, een somer-bloem.
8.
De groote roem en schat
Die Salomo bezat,
En Alexanders winst, en Scipioos beleyt,
Die zijn in hun gewicht maar enckel Ydelheyt.
9.
Bestrijt dan deze drift,
Dit doodlik ziel-vergift:
En als gy, swacke mensch, naar uw beroep iets doet,
Poog altijt na Gods gunst, zo krijgt gy 't hoogste goet.
10.
Want schoon gy 't al bezat,
En minste dezen schat,
Zo hadt gy Ydelheyt, en eyndlik niemendal;
Want in dien grooten Godt daar is het al in al.
|
|