Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden(1673)–Hieronymus Sweerts– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina LX] [p. LX] Op de Zede-zangen van den soetvloejenden dichter, Hieronymus Sweerts. AL komt de werelt soo vol boeken, Dat ons de walg daar al van steekt, Soo is tot noch toe doch te soeken Veel goets en soets, daar 't aan ontbreekt; Ik meen, verscheydenheyt van Zangen, Door welk' elk een, en meest de Ieugt, Leer' suyver houden sijne gangen, En Godt dien' met meer lust en vreugt. Daar komen ja wel twintig staaltjes, Bekladt met malle deunen, uit, (Veel onder naam van Nachtegaaltjes, Waar door de ziel wordt doot gefluit) Eer datter een met heyl'ge stoffen, Tot nutte sitchting, komt aan 't licht, Gelijk al 't goê raakt aan 't versloffen, En 't quâ soo licht niet wijkt of swicht. Hierom is deze man te prijsen, Die door sijn' pen en pers te saam Dit Zangboek, rijk van stof en wijsen, Ons meêdeelt, als een volle kraam. [pagina LXI] [p. LXI] O Ieugt, gy pleegt u te verschoonen In 't singen van uw ydelheyt, Meest met de soetheyt van de Toonen, Waar na de sangstof is geleydt; Maar siet, hoe Sweerts, die soete Dichter, Uw sinlikheyt alhier ontmoet, En op veel toonen, die wat lichter En kenbaar zijn, goê zeden voedt. Heeft singen lust u noch bevangen, Soo singt u, sonder zonde, sat Met dese schoone Zede-Zangen, Vol geest en merg, indien men 't vat. Gemeenlik leert men goede Zeden Met moeyt' en arbeyt aan de Ieugt; Maar, soo gy wilt soo leertse heden Van Sweerts al singend' en met vreugt. Wilhelm Sluiter, Bedienaar des Euangeliums te Eibergen. Vorige Volgende