Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden
(1673)–Hieronymus Sweerts– Auteursrechtvrij
Opwecking voor trage zielen
| |
[pagina XLII]
| |
Ga naar margenoot+ Doch nu, helaas, gy legt en wroet
Ga naar margenoot+ In aardsch'en vleeschelijke dingen,
Ga naar margenoot+ En acht dees yd'le beuselingen
Veel hooger als het hoogste goet.
Ga naar margenoot+ Hoe kondt gy Christi eygen zijn,
Ga naar margenoot+ En sijn gesalfden Name dragen,
Ga naar margenoot+ Die in de werelt schept behagen,
En slechs zijt Christenen in schijn?
Ga naar margenoot+ Gy zijt uw Jesus tot een blaam,
Gy die sijn trou niet wilt ontfangen,
Ga naar margenoot+ Maar aan des werelts hoer blijft hangen,
En u derft noemen naar sijn naam.
Ga naar margenoot+ Kom, siet eens wat uw Jesus lijdt,
Om op uw ziel sijn Naam te schrijven:
En wilt gy hier aan schuldig blijven
Ga naar margenoot+ Dat gy 't niet eens gedachtig zijt?
Ga naar margenoot+ Uw Zaligmaker swemt in 't bloet,
Ga naar margenoot+ En kan met lust uyt liefde sterven,
Ga naar margenoot+ Op dat gy hellen-angst soudt derven,
Ga naar margenoot+ En erven 't opper-eeuwig goet:
Ga naar margenoot+ En wil dat gy gedachtenis
Hier van door broot en wijn sult houden;
Op dat gy noyt vergeten soude
Ga naar margenoot+ Hoe groot sijn liefde t' achten is.
En is dit, mensch, is dit te veel?
Ga naar margenoot+ Hoe! sal dien Vorst Godts wijnpers treden,
Ga naar margenoot+ Dat speer en nag'len door sijn leden
Ga naar margenoot+ En doornen gaan tot 't beckeneel.
Ga naar margenoot+ Zal hy de kelk van vloek en wee,
Ga naar margenoot+ En gal en edik willig drincken;
Ga naar margenoot+ Zal hy, tot in den afgront, sincken,
Ga naar margenoot+ Om u te krijgen rust en vree?
| |
[pagina XLIII]
| |
Ga naar margenoot+ En sult gy mensch noch weyg'rig zijn,
Ga naar margenoot+ En desen Jesus so vergeten
Ga naar margenoot+ Dat gy geen bete broots wilt eten,
Of nuttigen een mont vol wijn?
O smaatheyt die geen weerga kent!
Ga naar margenoot+ Is dit uw Heer met dank ontmoeten?
Ga naar margenoot+ O neen! gy treedt sijn bloet met voeten,
Ga naar margenoot+ En hoont den Vader die hem zendt.
Ga naar margenoot+ Wel vreest sijn gramschap, kust sijn Zoon:
Ga naar margenoot+ Leer noch den zuurdeeg uyt te roeyen,
Ga naar margenoot+ En d' oude dwaasheyt te verfoeyen,
Ga naar margenoot+ Zo brengt gy vreugde voor Godes throon.
Ga naar margenoot+ Maar laas, schoon elk genodigt wort,
Ga naar margenoot+ De Trage zoekt altijt verschoning:
Ga naar margenoot+ Een huwlijksdag, of koop van woning,
Maakt t' elckens vlijt en tijt te kort.
Ga naar margenoot+ En meenig zeyt; Ik ben te jong,
Ga naar margenoot+ Schoon oudt en stout om quaat te plegen,
Ga naar margenoot+ Doch is tot alles wel genegen
Ga naar margenoot+ Daar vleesch of werelt hem toe drong.
Ga naar margenoot+ Wel jonge, wilt gy in uw Lent'
Ga naar margenoot+ Voor Godt geen fiere bloemen dragen?
Meynt gy uw Jesus te behagen
Ga naar margenoot+ Wanneer den Hefst u schudt en schendt?
Ga naar margenoot+ O neen! de winter van uw tijt
Ga naar margenoot+ Is ook de winter van uw krachten.
Ga naar margenoot+ En wie weet, of de doodt sal wachten
Tot gy eerst oudt geworden zijt.
Zoudt gy wel geerne in uw' jeugt,
Ga naar margenoot+ Als Godt u riep om strak te sterven,
Ga naar margenoot+ Ook graag het eeuwig leven derven?
Ga naar margenoot+ Wel eet dan, dat gy leven meugt.
| |
[pagina XLIV]
| |
Ga naar margenoot+ Prangt u de jeugt en 't vleesch te zeer,
Leer die te meer by tijts beteuglen,
Ga naar margenoot+ Gy sult verkrijgen hemel-vleuglen,
En krachten van dien stercken Heer.
Ga naar margenoot+ En gy, ô Ouden, die 't betaamt
De jeugt te lichten door uw zeden,
Ontwaak, en leer haar toe te treden,
Ga naar margenoot+ En toon dat u dit toeven schaamt.
Ga naar margenoot+ Voelt gy niet dat uw ziel verdort
Die sonder spijz' en drank moet leven
Ga naar margenoot+ Staat op, en wilt haar 't voedsel geven
Ga naar margenoot+ Daarze eeuwig door behouden wort.
Ga naar margenoot+ Of zoekt gy langer slaaf te zijn,
En voorts te dienen d' oude zonden,
Zo geeft gy Jesus nieuwe wonden,
En schopt om verr' uw medicijn.
Weet vry, ô Trage, wie gy zijt,
Ga naar margenoot+ Die slaaprig zuymt dees Disch te naken,
Godt sal u eenmaal wacker maken,
Wanneer gy hebt noch uur noch tijt.
Ga naar margenoot+ En zijt gy buyten Christi ark,
Godts zundvloet sal u overstroomen;
En gy sult heul noch troost bekomen
Als gy zijt in dit worstelperk:
Want Jesus selver heeft geseyt,
Ga naar margenoot+ Al wie mijn Avontmaal verachten
Die sal ik eeuwig laten smachten,
Ga naar margenoot+ En stoppen 't oor wanneer hy schreyt.
Ga naar margenoot+ Wel, trage mensch, ruk uyt het oog
Dat u belet dit heyl t' aanschouwen,
Ga naar margenoot+ Kom help de Liefde-maaltijt houwen
Ga naar margenoot+ Van Jesus die 't beveelt so hoog.
| |
[pagina XLV]
| |
Gy zijt gereedt ter Feest te gaan
By zondaars en by stervelingen;
Ga naar margenoot+ En sou sijn liefd' u ook niet dwingen?
Zoudt gy u dit bevel ontslaan?
Ga naar margenoot+ Die 't teecken der Besnijdenis
Voor deez' in 't oudt Verbondt versmade,
Was afgesneen van Godts genade.
Denk of 't ook niet in 't Nachtmaal is?
Wel bindt de vleugels van geloof
Den aan uw logg' en lode ziele:
Ga naar margenoot+ Strijdt om uw traagheyt te vernielen,
Ga naar margenoot+ En houdt u langer niet als doof.
Ga naar margenoot+ Maar denk, hoe Obed-Edoms huys
Door Godes Bondt-kist is gezegent:
Zo sal die ziel ook zijn bejegent
Die dus gedenkt aan Christi kruys.
Ga naar margenoot+ En gy, ô Treurig mensch, die schrikt
Om aan dit heylig Feest te treden;
Ga naar margenoot+ Gy zucht, en steent, en stort gebeden,
Om dat gy niet zijt recht geschikt.
Ga naar margenoot+ Kom tree maar toe: Leg al uw schult
Alleen voor Christi heylig' oogen,
Ga naar margenoot+ Gy sult ontfangen mededogen
Ga naar margenoot+ Van hem die 't alles heeft vervult.
Ga naar margenoot+ Gewis hy sal u treurig hert
Ga naar margenoot+ Met sijn genaad' en troost vervullen,
Ga naar margenoot+ Dat uwe beend'ren juychen sullen,
Ga naar margenoot+ En zijn bevrijdt van zielen-smert.
Ga naar margenoot+ Want wie dat Godts gena verheft,
Ga naar margenoot+ En soekt sijn selven kleyn te maken,
Ga naar margenoot+ En 't al, om Christus,te versaken,
Die heeft Godts wil en wit getreft.
| |
[pagina XLVI]
| |
Ga naar margenoot+ Komt treedt dan na dit Gilead,
Ga naar margenoot+ Daar gy uw Zielen-arts sult vinden:
Ga naar margenoot+ Hy sal u troosten en verbinden,
Ga naar margenoot+ En zijn uw aardsch' en hemel-schat.
Ga naar margenoot+ En zijt gewis, die 't Maal des Lams
Alhier met lust ootmoedig eten,
Zal Jesus nimmermeer vergeten,
Ga naar margenoot+ Op 't Feest van den Godt Abrahams.
UYT. |
|