Sorella(1942)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 70] [p. 70] De moejiek De moejiek knielt en prevelt vóór de ikoon Zijn sleurgebed, in 't goud der lampevlam, Waar troont Gods Moeder met haar Offerlam, De strakke vinger wijzende op haar Zoon, Die godgezonden, uit zijn Hemel kwam En droeg het kruishout en de dorenkroon En meer niet wil dan trouw gebed als loon, Wijl Hij van ons de last der zonde nam. De boer werkt lui, zuipt wodka in de kroeg. Vecht met zijn buur en lalt zijn lasterpraat, Pleegt aan zijn vrouw met elke deern verraad. En zoo zij 't lijdzaam langer niet verdroeg, Met zweep en vuist hij wreed haar wonden slaat En waant zich vroom: hij bidt toch vroeg en laat. Vorige Volgende