Sorella(1942)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 65] [p. 65] Tafereeltjes [pagina 67] [p. 67] Zondagmorgen in het dorp De kosteres trekt aan het klokketouw. En de grijzen, geleund op hun stokken, Die volgen de rijen van vrouwen wel trouw, Met haar Zondagsche kap om de lokken. Een goudenregen bij 't kerkje bloeit En wuift met zijn gulden lokken. Een groepje van kleuters den boom omstoeit En zamelt de fladdrende vlokken. Een kleintje kijkt op waar een vogeltje kweelt, Trekt Moeder en Zus bij de rokken - Melodisch en plechtig het orgel speelt, Om met wijding de vromen te lokken. Achter bloemhekje groen en sneeuwwit van gordijn, Wie zou in de kamer nu hokken? - Een boek ligt er open, vóór 't raamkozijn, Op het kleedje met blauwe blokken. Oud Grootje kan nooit naar de kerk meer mee, Maar zij leest - en zij wil niet mokken! In den prêekenbundel van Dominee En haar kopje knikt: ‘Mooi!’ met schokken. [pagina 68] [p. 68] Op haar schoot springt over haar krommen rug, Zwart poesje met witte sokken. Straks komen de kinders met Moeken terug - Dan een kommetje koffie met brokken. Zij hoort in de ketel, op 't stel gezet, Het water al gonzen en klokken - Stil vouwt zij de handen, in vroom gebed, Al achter de foksiaklokken. Vorige Volgende